Het vertaalteam van 'A Sufi Message of Love, Harmony, Beauty' is gecreëerd om de Soefiboodschap van Hazrat Inayat Khan in verscheidene talen aan te bieden. Het vertaalteam bestaat uit een groep toegewijde mureeds die verbonden zijn aan het Centrum. Wij hopen vurig dat deze vertaalde werken jou inspireren en jouw Pad verlichten.
Met onze liefde en devotie voor de Soefiboodschap, Onze Werkers
1. De visie op God en de mens
Wanneer we het over de mens hebben begrijpen we allemaal dat dit menselijke wezens betreft, maar wanneer we het over God hebben heeft iedereen zijn of haar eigen conceptie. Voor de een is God een abstract concept, voor een ander is hij een persoonlijke God, en volgens anderen bestaat er helemaal geen God. In dit tijdperk van almaar toenemend materialisme is het God-ideaal zo versluierd dat het licht ervan niet langer evident is. In het verleden zijn mensen zo in de weer geweest met oorlogen en veldslagen, hebben ze gemoord en beroofd en op veel manieren een primitieve natuur laten zien, maar wanneer het aankwam op het ideaal, op God, gaven ze zich daaraan over en geloofden ze daar allemaal in. Vandaag de dag bevragen mensen het idee van God. Onder de zogenaamde beschaafde landen hebben enkelen het woord God uit de tekstboeken die in hun school worden gebruikt, gewist. Kinderen die in deze scholen worden onderricht zijn opgegroeid met het idee dat er geen God is. En zelfs als het in hen opkomt dat er iets moet zijn, of wanneer ze ervan overtuigd raken dat er een God moet zijn, noemen ze Hem ‘hogere machten’ of ‘goden’, waarbij ze datgene in het meervoud zetten dat enkelvoudig is en waarbij ze de hoogste natuur die de mensheid kan begrijpen verlagen naar de sfeer van variëteit. Veel anderen die geschoold zijn in de wetenschap en de literatuur denken dat het niet intelligent is om in God te geloven of om het woord God te gebruiken. Zij denken dat als dat gebruikt wordt door zo veel primitieve en eenvoudige mensen, die niet intelligent zijn, dat ze dan beter de naam van God kunnen vergeten. En zo is het pad dat duizenden jaren lang door grote meesters is geplaveid geblokkeerd door de trots van de mens.
Toen ik een serie lezingen had gehouden kwam er een man naar me toe die vroeg: ‘Al uw lezingen spreken me heel erg aan. Ik denk dat elk woord ervan waar is; ik heb altijd op die lijn gedacht. Ik zou uiterst gelukkig zijn als u mij zou willen gidsen, maar op één voorwaarde: dat u de naam van God niet vnoemt. Want iemand als u, die dicht bij de diepten van het leven kan komen, een man van hoge principes en hoogstaande idealen, hoeft die oude naam die elke dwaas gebruikt en waarin hij gelooft, niet te gebruiken. Tegenwoordig zijn we een nieuw soort leven aan het scheppen en kijken we er op een andere manier naar’. ‘Nieuw?’, vroeg ik, ‘er is niets nieuws onder zon. Het nieuwe bestaat alleen maar in uw conceptie; het is nieuw voor u omdat u het vroeger niet kende. Het kan dan wel voor u nieuw zijn, maar voor iemand anders is het niet nieuw!’
Een fysische wetenschapper vindt tegenwoordig wat uit en zegt: ‘Hier is een nieuwe ondekkting!’ Een ander zegt: ‘Nee, dat is niet waar; hier is een andere ontdekking die bewijst dat u op het verkeerde spoor zit.’ En dat gaat maar door; elk jaar zijn er veel nieuwe ontdekkingen. Soms denkt een wetenschapper niet hetzelfde als een andere wetenschapper; ze kunnen tot dezelfde school behoren en toch kan ieder zijn eigen idee hebben die niet overeenkomt met die van een ander. Maar wanneer we de mystici en denkers in overweging nemen die vanuit een spiritueel gezichtspunt naar het leven kijken dan zijn ze het allemaal met elkaar eens, of het nu yogi’s, soefi’s, boeddhisten of christenen zijn – het maakt niet uit wat ze zijn. Elke keer wanneer ze op een bepaald begripsniveau komen zijn ze het met elkaar eens, hebben ze allemaal dezelfde ervaringen, komen ze allemaal ondanks hun verschillen bij dezelfde realisatie. De verschillen in de dogma’s van de verscheidene religies zijn slechts verschillen in vorm: degenen die naar de oppervlakte kijken zien variaties, maar degenen die onder het oppervlak kijken zien een en dezelfde waarheid die onder alle religies, die op verschillende tijden door verschillende meesters zijn gegeven, verborgen ligt. Daarom is het natuurlijk dat de methode van expressie verschilt, maar wanneer je tot de essentie komt is alles een en hetzelfde, en degenen die op spiritueel gebied zijn geëvolueerd komen tot de conclusie dat ze in hun geloofsovertuiging geen onderscheid maken tussen de ene en de andere vorm.
Je zou natuurlijk de ware betekenis van geloofsovertuiging moeten begrijpen. Heel vaak houdt je geloofsovertuiging ije af van spirituele bereiking, maar nog vaker helpt je geloofsovertuiging je om voorwaarts te gaan. Geloofsovertuiging lijkt op een trap. Elke trede brengt je hoger, maar wanneer je op een bepaalde trede van de trap blijft staan kom je niet vooruit. Geloofsovertuiging kan ervoor zorgen dat je pas op de plaats maakt en je daar houden waar zich duizenden mensen die in God geloven bevinden, en op deze manier zijn er veel eenvoudige mensen die geen volledig voordeel uit hun geloofsovertuiging halen. Dit betekent echter niet dat geloofsovertuiging geen functie heeft. Het betekent eenvoudig dat deze mensen niet de ware betekenis van geloofsovertuiging begrijpen; zij weten alleen maar hoe ze op een bepaalde plek op een trap moeten blijven staan.
De geloofsovertuiging evolueert naarmate je evolueert, totdat je in die fase terechtkomt waarin je harmoniseert met al de verschillende geloofsovertuigingen, waarin je niet langer tegen enige geloofsovertuiging bent. Dan sta je niet langer stil, dan bevind je je boven al de verschillende geloofsovertuigingen. Heel vaak zegt iemand: ‘Ik kan niet begrijpen wat God is. Kun je mij God uitleggen?’ Maar als God uitgelegd zou moeten worden dan zou Hij niet God zijn. God uitleggen is God onttronen.
Kun je, los van God, alles zoals bijvoorbeeld dankbaarheid, liefde of devotie op een heldere en subtiele manier in woorden uitleggen? Hoeveel dient er uitgelegd te worden? Woorden zijn te ontoereikend om grote gevoelens uit te leggen, dus hoe kan God dan in woorden worden uitgelegd? Desalniettemin is het Absolute in de taal van de metafysica de alwetende Spirt, de essentie van Intelligentie in haar originele conditie. In het Oosten noemen ze het Nur, wat schittering betekent; en de aard van schittering is om te centraliseren. Het is de centralisering van de schittering die verlicht. Op fysiek niveau kun je zeggen dat de zon de gecentraliseerde al-doordringende schittering is; daarom is de zon die we kunnen zien slechts het punt van centralisatie van Nur, het licht. In werkelijkheid is de zon alles; in de vorm van licht is het de zon, en de zon bevindt zich niet alleen in dat centrum, maar de zon is overal waar dat licht ons huis en alles wat zich buiten bevindt bereikt . De manifestatie van de zon is indirect en toch is alles de zon.
Wanneer we naar de al-doordringende Intelligentie als gecentraliseerde intelligentie kijken dan noemen we dat God, omdat die met centralisering begint; manifestatie begint vanuit dit punt. Voor manifestatie dient er eerst centralisatie te zijn. Dit is wat een entiteit vormt en de wijze mensen hebben dat God genoemd; maar dit maakt het niet tot een wezen dat los staat van manifestatie, net zoals de zon niet los staat van het zonlicht. Licht is net zo goed de zon die we voor ons zien, en op dezelfde wijze is God net zo goed de oorsprong en de bron van manifestatie.
Wanneer we nu de zon bestuderen zien we dat er de zon is en dat er stralen zijn. In de stralen is de zon manifest in variëteit. Maar wat zijn de stralen? De zon. Dit is slechts een actie van de zon waarbij de schittering is gecentraliseerd. De eerste daad is om zichzelf te projecteren, om zich te manifesteren in de vorm van verscheidene stralen. En als ik zou moeten uitleggen wat wij als menselijke wezens en wat God is, dan zou ik zeggen dat onze relatie met God dezelfde is als die tussen de stralen en de zon. Elke ziel is een straal van de zon die God is. Het is niet ons lichaam of onze mind die de straal is maar de ziel, waarvan het de natuur is om een gewaad uit welke sfeer dan ook naar zich toe te trekken om zichzelf te bedekken zodat ze in die specifieke sfeer kan leven. Dit gewaad dat de ziel geleend heeft noemen we ons fysieke lichaam, een klei die vele eeuwen lang is gekneed om het lichaam van de mens te maken, een klei die ooit een rots was, die zichzelf ooit manifesteerde als een boom, die ooit verscheen als dieren en vogels. Deze zelfde klei heeft in zijn volbrachte vorm, de ziel van de mens een gewaad gegeven wat de mens zijn lichaam noemt.
Deze geloofsovertuiging scheidt de mysticus van de wetenschapper, echter niet in het begrijpen van het proces. De wetenschapper gelooft in hetzelfde proces: dat de mineralen zich vanuit de dichte aarde en dat vervolgens de vegetatie zich geleidelijk hebben ontwikkeld. Biologie stoelt op dit principe. De mysticus echter schrijft dit gewaad niet de oorsprong van het lichaam toe dat de ziel heeft aangenomen om te gebruiken; hij schrijft die toe aan de spirit die het gewaad om zich heen slaat. Deze oorsprong behoort niet tot de dichte aarde; die behoort tot God; het is de straal van de zon. En is de straal afgescheiden van de zon? Nooit en om dezelfde reden is de mens nooit gescheiden van God. In deze wereld kun je slechts zien dat men op voedsel leeft, dat iemand eet, dat iemand lucht en water nodig heeft en men ziet geen enkele andere bron van leven; maar in werkelijkheid onderhouden al deze dingen die het menselijke lichaam onderhouden het gewaad dat aards is. Het werkelijke onderhoud van dit gewaad is anders en behoort tot de bron vanwaaruit het komt en waaraan het is gehecht. Hier vandaan trekt de mens op elk moment van zijn alle kracht, vitaliteit en verlichting naar zich toe. Daarom is de gepaste naam voor God ‘oorsprong’. Het woord ‘God’ hangt samen met het Arabische ‘Djod’, dat deze betekenis heeft. Wanneer de mens de kennis omtrent het zelf en omtrent God negeert en slechts kennis heeft van het gewaad dat hij draagt weet hij niets over zichzelf. Wat zijn leren en kwalificaties ook zijn, ze maken deel uit van het gewaad dat hij draagt, maar de mens verwerft door middel van het begrijpen van de spirit en van de ziel echt de kennis omtrent het zelf en God.
Sommige mensen denken dat het fysieke gewaad het enige is wat de ziel draagt, maar dat is niet zo; om naar dit niveau van de aarde te komen moet de straal, de ziel, door twee verschillende sferen gaan. De eerste sfeer kan de engelsfeer genoemd worden, en de volgende sfeer die van de djins. Je kunt je afvragen: ‘Waarom zie ik ze dan niet als ik ook van deze andere sferen een gewaad draag?’ Maar je kunt ze ook zien als je de menselijke natuur nauwkeurig hebt bestudeerd. De mogelijkheden om te eten, te drinken en te slapen komen allemaal voort uit de fysieke wereld; maar er zijn ook andere: de liefde voor muziek, waardering van poëzie, de aanleg om prachtige dingen te ontdekken, alle intelligente activiteiten en fenomenen komen voort uit de djin wereld. Dichters en denkers vertonen het gewaad van die sfeer in het werk dat ze in de fysieke wereld verrichten. Dit gewaad is verborgen, maar waar? Het is hun mind geworden en daarom is de mind het innerlijke gewaad terwijl het lichaam het uiterlijke gewaad is dat het bedekt. De mind is het gewaad die je vanuit de djin sfeer hebt meegebracht. Maar zelfs voor die sfeer had de mens een ander gewaad en dit komt voort uit de sfeer van de engelen. Zien we er enig teken van? Ja, in de devotie van de mens, in zijn idealistische neigingen, in zijn onschuld, in de liefde voor schoonheid van zijn aard, in al deze kwaliteiten toont de mens het gewaad van de sfeer van de engelen.
Onschuld gaat altijd gepaard met een liefdevolle natuur. Iemand die liefdevol is is over het algemeen ook onschuldig, terwijl iemand die heel slim is het minst liefdevol is. Omdat hij slim is bezit hij weinig liefde, want dan ilit liefde in zijn slimheid begraven. Ik bedoel daar niet mee te zeggen dat onschuld de belangrijkste eigenschap is; elke eigenschap heeft haar plek; desondanks is onschuld een eigenschap van de engel. Grote profeten, heiligen en wijzen, die de wonden van de mensheid hebben geheeld, waren uiterst onschuldige mensen. Onschuld is het bewijs van spiritualiteit. Hoe groot de slimheid van iemand ook is, zonder onschuld kan hij niet spiritueel zijn; ook brengt spiritualiteit onschuld met zich mee.
Het gewaad dat de mens vanuit de sfeer van de engelen heeft meegebracht wordt onthuld in de vorm van onbaatzuchtige liefde, devotie, hoge idealen, een houding van aanbidding en liefde voor schoonheid. De eerste neiging die door elke baby vanaf het moment dat hij zijn ogen opent is liefde voor schoonheid: mooie kleuren en mooie dingen trekken allemaal zijn aandacht. Misschien ziet de baby schoonheid niet zoals wij dat doen, want ons gevoel voor schoonheid is verpest door onze ervaring en onze ideeën, maar de baby komt naar de aarde met een natuurlijk gevoel voor schoonheid. Dat wat echt mooi is maakt indruk op de baby en hij houdt ervan.
Toen ik een serie lezingen had gehouden kwam er een man naar me toe die vroeg: ‘Al uw lezingen spreken me heel erg aan. Ik denk dat elk woord ervan waar is; ik heb altijd op die lijn gedacht. Ik zou uiterst gelukkig zijn als u mij zou willen gidsen, maar op één voorwaarde: dat u de naam van God niet vnoemt. Want iemand als u, die dicht bij de diepten van het leven kan komen, een man van hoge principes en hoogstaande idealen, hoeft die oude naam die elke dwaas gebruikt en waarin hij gelooft, niet te gebruiken. Tegenwoordig zijn we een nieuw soort leven aan het scheppen en kijken we er op een andere manier naar’. ‘Nieuw?’, vroeg ik, ‘er is niets nieuws onder zon. Het nieuwe bestaat alleen maar in uw conceptie; het is nieuw voor u omdat u het vroeger niet kende. Het kan dan wel voor u nieuw zijn, maar voor iemand anders is het niet nieuw!’
Een fysische wetenschapper vindt tegenwoordig wat uit en zegt: ‘Hier is een nieuwe ondekkting!’ Een ander zegt: ‘Nee, dat is niet waar; hier is een andere ontdekking die bewijst dat u op het verkeerde spoor zit.’ En dat gaat maar door; elk jaar zijn er veel nieuwe ontdekkingen. Soms denkt een wetenschapper niet hetzelfde als een andere wetenschapper; ze kunnen tot dezelfde school behoren en toch kan ieder zijn eigen idee hebben die niet overeenkomt met die van een ander. Maar wanneer we de mystici en denkers in overweging nemen die vanuit een spiritueel gezichtspunt naar het leven kijken dan zijn ze het allemaal met elkaar eens, of het nu yogi’s, soefi’s, boeddhisten of christenen zijn – het maakt niet uit wat ze zijn. Elke keer wanneer ze op een bepaald begripsniveau komen zijn ze het met elkaar eens, hebben ze allemaal dezelfde ervaringen, komen ze allemaal ondanks hun verschillen bij dezelfde realisatie. De verschillen in de dogma’s van de verscheidene religies zijn slechts verschillen in vorm: degenen die naar de oppervlakte kijken zien variaties, maar degenen die onder het oppervlak kijken zien een en dezelfde waarheid die onder alle religies, die op verschillende tijden door verschillende meesters zijn gegeven, verborgen ligt. Daarom is het natuurlijk dat de methode van expressie verschilt, maar wanneer je tot de essentie komt is alles een en hetzelfde, en degenen die op spiritueel gebied zijn geëvolueerd komen tot de conclusie dat ze in hun geloofsovertuiging geen onderscheid maken tussen de ene en de andere vorm.
Je zou natuurlijk de ware betekenis van geloofsovertuiging moeten begrijpen. Heel vaak houdt je geloofsovertuiging ije af van spirituele bereiking, maar nog vaker helpt je geloofsovertuiging je om voorwaarts te gaan. Geloofsovertuiging lijkt op een trap. Elke trede brengt je hoger, maar wanneer je op een bepaalde trede van de trap blijft staan kom je niet vooruit. Geloofsovertuiging kan ervoor zorgen dat je pas op de plaats maakt en je daar houden waar zich duizenden mensen die in God geloven bevinden, en op deze manier zijn er veel eenvoudige mensen die geen volledig voordeel uit hun geloofsovertuiging halen. Dit betekent echter niet dat geloofsovertuiging geen functie heeft. Het betekent eenvoudig dat deze mensen niet de ware betekenis van geloofsovertuiging begrijpen; zij weten alleen maar hoe ze op een bepaalde plek op een trap moeten blijven staan.
De geloofsovertuiging evolueert naarmate je evolueert, totdat je in die fase terechtkomt waarin je harmoniseert met al de verschillende geloofsovertuigingen, waarin je niet langer tegen enige geloofsovertuiging bent. Dan sta je niet langer stil, dan bevind je je boven al de verschillende geloofsovertuigingen. Heel vaak zegt iemand: ‘Ik kan niet begrijpen wat God is. Kun je mij God uitleggen?’ Maar als God uitgelegd zou moeten worden dan zou Hij niet God zijn. God uitleggen is God onttronen.
Kun je, los van God, alles zoals bijvoorbeeld dankbaarheid, liefde of devotie op een heldere en subtiele manier in woorden uitleggen? Hoeveel dient er uitgelegd te worden? Woorden zijn te ontoereikend om grote gevoelens uit te leggen, dus hoe kan God dan in woorden worden uitgelegd? Desalniettemin is het Absolute in de taal van de metafysica de alwetende Spirt, de essentie van Intelligentie in haar originele conditie. In het Oosten noemen ze het Nur, wat schittering betekent; en de aard van schittering is om te centraliseren. Het is de centralisering van de schittering die verlicht. Op fysiek niveau kun je zeggen dat de zon de gecentraliseerde al-doordringende schittering is; daarom is de zon die we kunnen zien slechts het punt van centralisatie van Nur, het licht. In werkelijkheid is de zon alles; in de vorm van licht is het de zon, en de zon bevindt zich niet alleen in dat centrum, maar de zon is overal waar dat licht ons huis en alles wat zich buiten bevindt bereikt . De manifestatie van de zon is indirect en toch is alles de zon.
Wanneer we naar de al-doordringende Intelligentie als gecentraliseerde intelligentie kijken dan noemen we dat God, omdat die met centralisering begint; manifestatie begint vanuit dit punt. Voor manifestatie dient er eerst centralisatie te zijn. Dit is wat een entiteit vormt en de wijze mensen hebben dat God genoemd; maar dit maakt het niet tot een wezen dat los staat van manifestatie, net zoals de zon niet los staat van het zonlicht. Licht is net zo goed de zon die we voor ons zien, en op dezelfde wijze is God net zo goed de oorsprong en de bron van manifestatie.
Wanneer we nu de zon bestuderen zien we dat er de zon is en dat er stralen zijn. In de stralen is de zon manifest in variëteit. Maar wat zijn de stralen? De zon. Dit is slechts een actie van de zon waarbij de schittering is gecentraliseerd. De eerste daad is om zichzelf te projecteren, om zich te manifesteren in de vorm van verscheidene stralen. En als ik zou moeten uitleggen wat wij als menselijke wezens en wat God is, dan zou ik zeggen dat onze relatie met God dezelfde is als die tussen de stralen en de zon. Elke ziel is een straal van de zon die God is. Het is niet ons lichaam of onze mind die de straal is maar de ziel, waarvan het de natuur is om een gewaad uit welke sfeer dan ook naar zich toe te trekken om zichzelf te bedekken zodat ze in die specifieke sfeer kan leven. Dit gewaad dat de ziel geleend heeft noemen we ons fysieke lichaam, een klei die vele eeuwen lang is gekneed om het lichaam van de mens te maken, een klei die ooit een rots was, die zichzelf ooit manifesteerde als een boom, die ooit verscheen als dieren en vogels. Deze zelfde klei heeft in zijn volbrachte vorm, de ziel van de mens een gewaad gegeven wat de mens zijn lichaam noemt.
Deze geloofsovertuiging scheidt de mysticus van de wetenschapper, echter niet in het begrijpen van het proces. De wetenschapper gelooft in hetzelfde proces: dat de mineralen zich vanuit de dichte aarde en dat vervolgens de vegetatie zich geleidelijk hebben ontwikkeld. Biologie stoelt op dit principe. De mysticus echter schrijft dit gewaad niet de oorsprong van het lichaam toe dat de ziel heeft aangenomen om te gebruiken; hij schrijft die toe aan de spirit die het gewaad om zich heen slaat. Deze oorsprong behoort niet tot de dichte aarde; die behoort tot God; het is de straal van de zon. En is de straal afgescheiden van de zon? Nooit en om dezelfde reden is de mens nooit gescheiden van God. In deze wereld kun je slechts zien dat men op voedsel leeft, dat iemand eet, dat iemand lucht en water nodig heeft en men ziet geen enkele andere bron van leven; maar in werkelijkheid onderhouden al deze dingen die het menselijke lichaam onderhouden het gewaad dat aards is. Het werkelijke onderhoud van dit gewaad is anders en behoort tot de bron vanwaaruit het komt en waaraan het is gehecht. Hier vandaan trekt de mens op elk moment van zijn alle kracht, vitaliteit en verlichting naar zich toe. Daarom is de gepaste naam voor God ‘oorsprong’. Het woord ‘God’ hangt samen met het Arabische ‘Djod’, dat deze betekenis heeft. Wanneer de mens de kennis omtrent het zelf en omtrent God negeert en slechts kennis heeft van het gewaad dat hij draagt weet hij niets over zichzelf. Wat zijn leren en kwalificaties ook zijn, ze maken deel uit van het gewaad dat hij draagt, maar de mens verwerft door middel van het begrijpen van de spirit en van de ziel echt de kennis omtrent het zelf en God.
Sommige mensen denken dat het fysieke gewaad het enige is wat de ziel draagt, maar dat is niet zo; om naar dit niveau van de aarde te komen moet de straal, de ziel, door twee verschillende sferen gaan. De eerste sfeer kan de engelsfeer genoemd worden, en de volgende sfeer die van de djins. Je kunt je afvragen: ‘Waarom zie ik ze dan niet als ik ook van deze andere sferen een gewaad draag?’ Maar je kunt ze ook zien als je de menselijke natuur nauwkeurig hebt bestudeerd. De mogelijkheden om te eten, te drinken en te slapen komen allemaal voort uit de fysieke wereld; maar er zijn ook andere: de liefde voor muziek, waardering van poëzie, de aanleg om prachtige dingen te ontdekken, alle intelligente activiteiten en fenomenen komen voort uit de djin wereld. Dichters en denkers vertonen het gewaad van die sfeer in het werk dat ze in de fysieke wereld verrichten. Dit gewaad is verborgen, maar waar? Het is hun mind geworden en daarom is de mind het innerlijke gewaad terwijl het lichaam het uiterlijke gewaad is dat het bedekt. De mind is het gewaad die je vanuit de djin sfeer hebt meegebracht. Maar zelfs voor die sfeer had de mens een ander gewaad en dit komt voort uit de sfeer van de engelen. Zien we er enig teken van? Ja, in de devotie van de mens, in zijn idealistische neigingen, in zijn onschuld, in de liefde voor schoonheid van zijn aard, in al deze kwaliteiten toont de mens het gewaad van de sfeer van de engelen.
Onschuld gaat altijd gepaard met een liefdevolle natuur. Iemand die liefdevol is is over het algemeen ook onschuldig, terwijl iemand die heel slim is het minst liefdevol is. Omdat hij slim is bezit hij weinig liefde, want dan ilit liefde in zijn slimheid begraven. Ik bedoel daar niet mee te zeggen dat onschuld de belangrijkste eigenschap is; elke eigenschap heeft haar plek; desondanks is onschuld een eigenschap van de engel. Grote profeten, heiligen en wijzen, die de wonden van de mensheid hebben geheeld, waren uiterst onschuldige mensen. Onschuld is het bewijs van spiritualiteit. Hoe groot de slimheid van iemand ook is, zonder onschuld kan hij niet spiritueel zijn; ook brengt spiritualiteit onschuld met zich mee.
Het gewaad dat de mens vanuit de sfeer van de engelen heeft meegebracht wordt onthuld in de vorm van onbaatzuchtige liefde, devotie, hoge idealen, een houding van aanbidding en liefde voor schoonheid. De eerste neiging die door elke baby vanaf het moment dat hij zijn ogen opent is liefde voor schoonheid: mooie kleuren en mooie dingen trekken allemaal zijn aandacht. Misschien ziet de baby schoonheid niet zoals wij dat doen, want ons gevoel voor schoonheid is verpest door onze ervaring en onze ideeën, maar de baby komt naar de aarde met een natuurlijk gevoel voor schoonheid. Dat wat echt mooi is maakt indruk op de baby en hij houdt ervan.
Voorwoord boek 12
Het eerste deel van dit twaalfde boek van de Soefi Boodschap van Hazrat Inayat Khan bestaat uit een aantal lezingen die de Meester op verschillende momenten heeft gegeven en die om verschillende redenen niet zijn opgenomen in de voorafgaande boeken. Zij worden hier voor het eerst gepubliceerd, behalve ‘Weelde’, die in juni 1931 in Sufi Quaterly verscheen.
In zijn Belijdenissen, die in 1915 in een beperkte oplage werden gepubliceerd, die lange tijd uitverkocht was, deelde Inayat Khan enige herinneringen uit zijn jeugd. Hij vertelt ons over zijn leven thuis dat als middelpunt de verheven figuur van zijn opa, de vermaarde musicus Maulabaksh, had, die hem zo diepgaand beïnvloedde; hij vertelt ons over de carrière die hij zelf als musicus maakte en over zijn grondige onderzoeken op het spirituele pad en hoe deze hem tot het besef brachten dat hij verplicht was om de boodschap van het soefisme naar de westerse wereld te brengen.
Als derde deel bevat dit boek de vier toneelstukken die door Hazrat Inayat Khan zijn geschreven. Hun stijl wijkt erg af van de stijl van de toneelstukken die wij gewoonlijk op de westerse podia opgevoerd zien worden; de stijl komt dicht in de buurt van het traditionele Indiase theater. Zij vormen echter een belangrijk deel van zijn leringen en maken degenen die ze lezen of uitgevoerd zien worden de diepere kant van het leven duidelijk, een werkelijkheid die zich manifesteert wanneer de weg is geopend voor de bereiking van zelf-verwerkelijking, waarin aan het doel van het leven wordt beantwoord.
Voor Inayat Khan is het God die via de mens werkzaam is teneinde God zelf te verwerkelijken. Zo schreef hij in de Vadan: ‘De geschriften hebben Hem de Schepper genoemd, de vrijmetselaars hebben Hem de Architect genoemd, maar ik ken Hem als de Acteur op het toneel van het leven’.
In zijn Belijdenissen, die in 1915 in een beperkte oplage werden gepubliceerd, die lange tijd uitverkocht was, deelde Inayat Khan enige herinneringen uit zijn jeugd. Hij vertelt ons over zijn leven thuis dat als middelpunt de verheven figuur van zijn opa, de vermaarde musicus Maulabaksh, had, die hem zo diepgaand beïnvloedde; hij vertelt ons over de carrière die hij zelf als musicus maakte en over zijn grondige onderzoeken op het spirituele pad en hoe deze hem tot het besef brachten dat hij verplicht was om de boodschap van het soefisme naar de westerse wereld te brengen.
Als derde deel bevat dit boek de vier toneelstukken die door Hazrat Inayat Khan zijn geschreven. Hun stijl wijkt erg af van de stijl van de toneelstukken die wij gewoonlijk op de westerse podia opgevoerd zien worden; de stijl komt dicht in de buurt van het traditionele Indiase theater. Zij vormen echter een belangrijk deel van zijn leringen en maken degenen die ze lezen of uitgevoerd zien worden de diepere kant van het leven duidelijk, een werkelijkheid die zich manifesteert wanneer de weg is geopend voor de bereiking van zelf-verwerkelijking, waarin aan het doel van het leven wordt beantwoord.
Voor Inayat Khan is het God die via de mens werkzaam is teneinde God zelf te verwerkelijken. Zo schreef hij in de Vadan: ‘De geschriften hebben Hem de Schepper genoemd, de vrijmetselaars hebben Hem de Architect genoemd, maar ik ken Hem als de Acteur op het toneel van het leven’.
18. De inspiratie en de kracht van de mysticus
Wanneer het hart van de mysticus op het punt staat in de mystieke sfeer te rijpen dan hoeft de mysticus niet eens in de zoveel tijd een inspiratie te hebben. Elk van zijn gedachten, verbeeldingen en dromen hebben een betekenis. Het is allemaal inspirerend. Dus zelfs het grapje van een mysticus heeft een betekenis bij zich. Wellicht dat het grapje symbolisch is, wellicht dat het iets tot expressie brengt wat er ergens gaande is of het kan ook zijn dat het in de toekomst iets zal voortbrengen. En net zoals het grapje van de mysticus een betekenis, een invloed en een effect heeft, zo heeft elke gedachte en verbeelding van een mysticus een effect. Wanneer hij ergens aan denkt kan dat zich een week, een maand of een jaar later materialiseren of wellicht na vele jaren, maar alles wat een mysticus zegt of denkt gaat vroeg of laat in vervulling.
Men spreekt over waarheid en valsheid, maar wanneer de mysticus eenmaal de waarheid heeft bereikt is voor hem alles waarheid. Dan is alles een fenomeen van waarheid, een fota van waarheid. Iemand bijvoorbeeld die naar een foto zit te kijken kan licht en schaduw onderscheiden, maar iemand anders zal in plaats van naar licht en schaduw te kijken zeggen: ´Dit is een portret van die-en-die, het is een heel goede foto, het lijkt precies.´ De waarheid is net als dit en voor de mysticus is het gehele leven de foto van de goddelijke Geliefde. Hij waardeert de foto zoals die is, zowel het licht als de schaduw ervan accepterend. Hij vraagt niet, zoals sommigen doen, waarom God die toch perfect is niet alles perfect gemaakt heeft; hij ziet het geheel als een perfect geheel, en elke imperfectie is iets wat het perfecte geheel uit gaat maken. Daarom kijkt de mysticus niet naar imperfectie als imperfectie maar als iets wat tot perfectie leidt. En als je je afvraagt of een mysticus alleen de omtrek en niet de details van dit bestaan ziet dan vraag je je af wie er meer details dan een mysticus kan zien die de reden achter de reden ziet, de oorzaak achter het effect en weer een andere oorzaak achter elke oorzaak. Hij ziet elk voorwerp in detail en zelfs daarin ziet hij de goddelijke perfectie.
Een mysticus kan de gedachte van iemand anders zelfs nog beter lezen dan degene die aan het denken is en hij kan het gevoel van iemand zelfs nog dieper voelen dan diegene. Je kunt dit natuurlijk of bovennatuurlijk noemen. De mysticus kent de houding van iemand, waarvan hij zich zelf vaak niet bewust is. Terwijl anderen, fysiek of mentaal, een stap voorwaarts gaan gaat de mysticus tien stappen voorwaarts. Dat is de reden waarom hij ziet wat er is nog voordat de ander er bij aanbeland is. Voor een mysticus vormt ruimte geen hindernis, ruimte is zijn communicatiemiddel. Een langere of kortere afstand, in de fysieke betekenis van het woord, is niet hetzelfde vanuit een mystiek gezichtspunt, want het kost de ziel van een mysticus geen tijd om het een of ander deel van de wereld te bereiken. Zodra hij eraan heeft gedacht is hij er. De drie dimensies vormen geen obstakels, geen hindernis voor hem. Alle drie dimensies zijn voor de mysticus een potentieel, een verblijfplaats om de fenomenen van het leven te verwerkelijken.
We horen verhalen over fakirs die messen door hun wangen en haarspelden door hun tong heen steken, hun spieren doorboren, in het vuur springen, vuur slikken, doornen eten, maar dit alles is gegoochel vergeleken bij de kracht van de mysticus. Mensen willen nogal graag een mysticus met een goochelaar vergelijken, maar het zijn twee totaal verschillende wezens. Dit betekent niet dat deze goochelaars geen kracht hebben, ze zijn ook krachtig, maar hun wereld is anders, hun doel in het leven is anders en zij hebben een andere sfeer, een ander reisdoel en een andere bestemming. Een mysticus doet dan wel niet de dingen die goochelaars doen, maar toch kan de mysticus heel wat grootsere zaken volbrengen dan de goochelaars. Iemand die men iemand met gezond verstand noemt, die zichzelf als praktisch beschouwt, kan zich niet de kracht voorstellen die de mysticus tot zijn beschikking heeft. Alleen de niet-mysticus schept op over zijn kracht en pronkt ermee naar mensen toe, terwijl de mysticus daarentegen er nooit over praat of zijn krachten in het bijzijn van anderen tentoonspreidt.
Ik ontmoette ooit een groots wetenschapper in New York, die tegen me zei, terwijl hij zijn pen aanraakte die op de tafel lag: ´Als er echt een spirituele kracht, een mystiek kracht bestaat dan zou ik wel eens willen weten of het mogelijk is om deze pen door die kracht op te tillen.´ Ik zei: ´Denkt u werkelijk dat een mysticus zijn energie zal verkwisten met het verrichten van dit experiment, om een pen in de lucht te tillen? En als hij dat al zou doen, wat zou hij daarmee hebben gewonnen? Zou hij niet liever een ziel hoger willen verheffen, zijn sfeer willen verhogen, zijn idealen en idealen willen verheffen in plaats van te proberen deze kleine pen die op de tafel ligt op te tillen? Waar zal hij daarvoor krijgen? Hulde? Die wil hij niet. Dat mensen in hem geloven? Daar geeft hij niets om. Hulde is niet zijn doel noch maalt hij erom of mensen hem geloven of niet. Waarom zou hij zich over deze zaken zorgen maken?´
Vervolgens vertelde ik hem een verhaal over een goochelaar die ik zelf in de straten van India, in Baroda, had gezien. Een man zat er gewoonlijk in een hoek met zijn mantel uitgespreid op de grond en hij had kleine beschilderde paardjes, olifantjes, kamelen, honden en katten die waren gemaakt van papier. Zij lagen op zijn mantel en de man had een tamboerijn in zijn hand; mensen dromden om hem heen om naar het fenomeen te kijken dat hij zou laten zien. Hij begon dan te zingen en nadat zijn introductielied was beëindigd leek het dan alsof er enig leven in deze dieren kwam. Vervolgens zong hij: ´Paarden, ren,´ en zolang hij dit herhaalde renden de paarden. Vervolgens zei hij dan: ´Kamelen, loop,´ en de kamelen begonnen dan te lopen; en toen hij zei: ´Olifanten, beweeg,´ bewogen de olifanten dan.
Wat heeft het eten van doornen of het inslikken van veelkleurige ballen en dan weer tevoorschijn halen van deze ballen om ze te laten zien te maken met mystiek? Er bestaat geen connectie tussen. Sommige van deze goochelaars zijn uiterst krachtig, maar hun soort kracht behoort niet tot de hogere sferen; die behoort slechts tot hun wereld. De bestemming kiest uit de mystici diegenen die een bepaalde taak voor de menigte, voor de mensheid of voor bepaalde rassen te verrichten hebben; en zij voltooien die taak uiterst pretentieloos, op kalme wijze, zonder dat de wereld er ook maar iets van af weet.
In het Oosten gelooft men dat een mysticus niet beoordeeld moet worden op wat hij zegt of doet, omdat voor zover wij dat al kunnen weten datgene wat hij zegt slechts een bedekking kan zijn over datgene wat hij aan het volbrengen is. Soms zou je kunnen denken dat een mysticus erg gehecht is, maar in feite kan de mysticus de meest onthechte persoon zijn die er is. Op andere momenten zou je kunnen denken dat de mysticus zeer onthecht is, maar er bestaat geen enkele twijfel over dat de mysticus bovengewoon gehecht kan zijn. Je zou kunnen denken dat een mysticus in zijn droom leeft, maar je zou moeten weten dat de mysticus veel wakkerder is dan menig ander. En als iemand denkt dat de mysticus zeer wakker is in zijn alledaagse leven, dan zou hij dienen te beseffen dat er achter die wakkerheid zich wellicht een diepe droom bevindt die niet iedereen kan begrijpen. In mijn toneelstuk The Bogeyman (De boeman, vert.)1 bevindt zich een beschrijving van de vreemde manier van doen van een guru, die het ene lijkt te zijn maar in werkelijkheid iets totaal anders is. Het is voor iemand niet gemakkelijk om de waarheid hiervan te beseffen. En als mensen proberen om de waarheid te beseffen dan zullen ze zich alleen nog maar meer in verwarring brengen.
Is dan de zienswijze van een mysticus open voor zijn vrienden? Ja, zoals de Bijbel open is voor haar lezers. Degenen die de woorden van de Bijbel lezen, lezen haar woorden; en degenen die wijs worden uit wat ze lezen, worden er wijs uit. Dat is voor beiden beschikbaar. Zal er altijd deze afstand tussen de mysticus en de on-ont-wikkelden zijn? De on-ont-wikkelden bevinden zich verre van de mysticus, maar de mysticus bevindt zich niet verre van de on-ont-wikkelden. De mysticus blijft nogal dicht bij zowel de ont-wikkelden als de on-ont-wikkelden. En de uiterst prachtige karakteristieken die je in een mysticus kunt observeren zijn aan de ene kant uiterste eenvoud en aan de andere kant uiterste subtiliteit. Beide karakteristieken zijn op zich waar; in de mysticus zijn zijn subtiliteit en complexiteit net zo werkelijk als zijn eenvoud. De subtiliteit is de diepte, de eenvoud de oppervlakte. Dit betekent dat wijsheid door onschuld wordt bedekt.
Is een mysticus religieus? Hij is in de ware zin van het woord religieus, zelfs nog meer dan een gewoon religieus iemand. Toch gaat mystiek dieper dan religie. Met andere woorden, mystiek is de ziel van religie. Iemand die een geloof aanhangt hangt de vorm ervan aan. Degene die de mystiek aanraakt, raakt de spirit van religie aan. Religie met mystiek is levend, zonder mystiek is ze dood.
De grote leraren en inspirators van de mensheid waren in alle tijden mystici. Je hoeft alleen maar hun levens erop na te slaan. Of ze nu als koning of als bedelaar kwamen, of ze nu in de dichtheid van het wereldse leefden of in het woud als asceten rondzwierven, of ze nu in grotten leefden of de rol van heerser, strijder of staatsman speelden, in al die gevallen waren ze anders dan de anderen. En vanaf hun jeugd, van het begin tot aan het einde van hun leven, hebben ze hun mystieke aanleg getoond. Alle heiligen, wijze mannen, meesters en profeten komen dus vanonder de mystici voort. En als er al een ziel opstijgt dan is het de mystieke ziel die naar de hogere niveaus van verwerkelijking opstijgt.
Men spreekt over waarheid en valsheid, maar wanneer de mysticus eenmaal de waarheid heeft bereikt is voor hem alles waarheid. Dan is alles een fenomeen van waarheid, een fota van waarheid. Iemand bijvoorbeeld die naar een foto zit te kijken kan licht en schaduw onderscheiden, maar iemand anders zal in plaats van naar licht en schaduw te kijken zeggen: ´Dit is een portret van die-en-die, het is een heel goede foto, het lijkt precies.´ De waarheid is net als dit en voor de mysticus is het gehele leven de foto van de goddelijke Geliefde. Hij waardeert de foto zoals die is, zowel het licht als de schaduw ervan accepterend. Hij vraagt niet, zoals sommigen doen, waarom God die toch perfect is niet alles perfect gemaakt heeft; hij ziet het geheel als een perfect geheel, en elke imperfectie is iets wat het perfecte geheel uit gaat maken. Daarom kijkt de mysticus niet naar imperfectie als imperfectie maar als iets wat tot perfectie leidt. En als je je afvraagt of een mysticus alleen de omtrek en niet de details van dit bestaan ziet dan vraag je je af wie er meer details dan een mysticus kan zien die de reden achter de reden ziet, de oorzaak achter het effect en weer een andere oorzaak achter elke oorzaak. Hij ziet elk voorwerp in detail en zelfs daarin ziet hij de goddelijke perfectie.
Een mysticus kan de gedachte van iemand anders zelfs nog beter lezen dan degene die aan het denken is en hij kan het gevoel van iemand zelfs nog dieper voelen dan diegene. Je kunt dit natuurlijk of bovennatuurlijk noemen. De mysticus kent de houding van iemand, waarvan hij zich zelf vaak niet bewust is. Terwijl anderen, fysiek of mentaal, een stap voorwaarts gaan gaat de mysticus tien stappen voorwaarts. Dat is de reden waarom hij ziet wat er is nog voordat de ander er bij aanbeland is. Voor een mysticus vormt ruimte geen hindernis, ruimte is zijn communicatiemiddel. Een langere of kortere afstand, in de fysieke betekenis van het woord, is niet hetzelfde vanuit een mystiek gezichtspunt, want het kost de ziel van een mysticus geen tijd om het een of ander deel van de wereld te bereiken. Zodra hij eraan heeft gedacht is hij er. De drie dimensies vormen geen obstakels, geen hindernis voor hem. Alle drie dimensies zijn voor de mysticus een potentieel, een verblijfplaats om de fenomenen van het leven te verwerkelijken.
We horen verhalen over fakirs die messen door hun wangen en haarspelden door hun tong heen steken, hun spieren doorboren, in het vuur springen, vuur slikken, doornen eten, maar dit alles is gegoochel vergeleken bij de kracht van de mysticus. Mensen willen nogal graag een mysticus met een goochelaar vergelijken, maar het zijn twee totaal verschillende wezens. Dit betekent niet dat deze goochelaars geen kracht hebben, ze zijn ook krachtig, maar hun wereld is anders, hun doel in het leven is anders en zij hebben een andere sfeer, een ander reisdoel en een andere bestemming. Een mysticus doet dan wel niet de dingen die goochelaars doen, maar toch kan de mysticus heel wat grootsere zaken volbrengen dan de goochelaars. Iemand die men iemand met gezond verstand noemt, die zichzelf als praktisch beschouwt, kan zich niet de kracht voorstellen die de mysticus tot zijn beschikking heeft. Alleen de niet-mysticus schept op over zijn kracht en pronkt ermee naar mensen toe, terwijl de mysticus daarentegen er nooit over praat of zijn krachten in het bijzijn van anderen tentoonspreidt.
Ik ontmoette ooit een groots wetenschapper in New York, die tegen me zei, terwijl hij zijn pen aanraakte die op de tafel lag: ´Als er echt een spirituele kracht, een mystiek kracht bestaat dan zou ik wel eens willen weten of het mogelijk is om deze pen door die kracht op te tillen.´ Ik zei: ´Denkt u werkelijk dat een mysticus zijn energie zal verkwisten met het verrichten van dit experiment, om een pen in de lucht te tillen? En als hij dat al zou doen, wat zou hij daarmee hebben gewonnen? Zou hij niet liever een ziel hoger willen verheffen, zijn sfeer willen verhogen, zijn idealen en idealen willen verheffen in plaats van te proberen deze kleine pen die op de tafel ligt op te tillen? Waar zal hij daarvoor krijgen? Hulde? Die wil hij niet. Dat mensen in hem geloven? Daar geeft hij niets om. Hulde is niet zijn doel noch maalt hij erom of mensen hem geloven of niet. Waarom zou hij zich over deze zaken zorgen maken?´
Vervolgens vertelde ik hem een verhaal over een goochelaar die ik zelf in de straten van India, in Baroda, had gezien. Een man zat er gewoonlijk in een hoek met zijn mantel uitgespreid op de grond en hij had kleine beschilderde paardjes, olifantjes, kamelen, honden en katten die waren gemaakt van papier. Zij lagen op zijn mantel en de man had een tamboerijn in zijn hand; mensen dromden om hem heen om naar het fenomeen te kijken dat hij zou laten zien. Hij begon dan te zingen en nadat zijn introductielied was beëindigd leek het dan alsof er enig leven in deze dieren kwam. Vervolgens zong hij: ´Paarden, ren,´ en zolang hij dit herhaalde renden de paarden. Vervolgens zei hij dan: ´Kamelen, loop,´ en de kamelen begonnen dan te lopen; en toen hij zei: ´Olifanten, beweeg,´ bewogen de olifanten dan.
Wat heeft het eten van doornen of het inslikken van veelkleurige ballen en dan weer tevoorschijn halen van deze ballen om ze te laten zien te maken met mystiek? Er bestaat geen connectie tussen. Sommige van deze goochelaars zijn uiterst krachtig, maar hun soort kracht behoort niet tot de hogere sferen; die behoort slechts tot hun wereld. De bestemming kiest uit de mystici diegenen die een bepaalde taak voor de menigte, voor de mensheid of voor bepaalde rassen te verrichten hebben; en zij voltooien die taak uiterst pretentieloos, op kalme wijze, zonder dat de wereld er ook maar iets van af weet.
In het Oosten gelooft men dat een mysticus niet beoordeeld moet worden op wat hij zegt of doet, omdat voor zover wij dat al kunnen weten datgene wat hij zegt slechts een bedekking kan zijn over datgene wat hij aan het volbrengen is. Soms zou je kunnen denken dat een mysticus erg gehecht is, maar in feite kan de mysticus de meest onthechte persoon zijn die er is. Op andere momenten zou je kunnen denken dat de mysticus zeer onthecht is, maar er bestaat geen enkele twijfel over dat de mysticus bovengewoon gehecht kan zijn. Je zou kunnen denken dat een mysticus in zijn droom leeft, maar je zou moeten weten dat de mysticus veel wakkerder is dan menig ander. En als iemand denkt dat de mysticus zeer wakker is in zijn alledaagse leven, dan zou hij dienen te beseffen dat er achter die wakkerheid zich wellicht een diepe droom bevindt die niet iedereen kan begrijpen. In mijn toneelstuk The Bogeyman (De boeman, vert.)1 bevindt zich een beschrijving van de vreemde manier van doen van een guru, die het ene lijkt te zijn maar in werkelijkheid iets totaal anders is. Het is voor iemand niet gemakkelijk om de waarheid hiervan te beseffen. En als mensen proberen om de waarheid te beseffen dan zullen ze zich alleen nog maar meer in verwarring brengen.
Is dan de zienswijze van een mysticus open voor zijn vrienden? Ja, zoals de Bijbel open is voor haar lezers. Degenen die de woorden van de Bijbel lezen, lezen haar woorden; en degenen die wijs worden uit wat ze lezen, worden er wijs uit. Dat is voor beiden beschikbaar. Zal er altijd deze afstand tussen de mysticus en de on-ont-wikkelden zijn? De on-ont-wikkelden bevinden zich verre van de mysticus, maar de mysticus bevindt zich niet verre van de on-ont-wikkelden. De mysticus blijft nogal dicht bij zowel de ont-wikkelden als de on-ont-wikkelden. En de uiterst prachtige karakteristieken die je in een mysticus kunt observeren zijn aan de ene kant uiterste eenvoud en aan de andere kant uiterste subtiliteit. Beide karakteristieken zijn op zich waar; in de mysticus zijn zijn subtiliteit en complexiteit net zo werkelijk als zijn eenvoud. De subtiliteit is de diepte, de eenvoud de oppervlakte. Dit betekent dat wijsheid door onschuld wordt bedekt.
Is een mysticus religieus? Hij is in de ware zin van het woord religieus, zelfs nog meer dan een gewoon religieus iemand. Toch gaat mystiek dieper dan religie. Met andere woorden, mystiek is de ziel van religie. Iemand die een geloof aanhangt hangt de vorm ervan aan. Degene die de mystiek aanraakt, raakt de spirit van religie aan. Religie met mystiek is levend, zonder mystiek is ze dood.
De grote leraren en inspirators van de mensheid waren in alle tijden mystici. Je hoeft alleen maar hun levens erop na te slaan. Of ze nu als koning of als bedelaar kwamen, of ze nu in de dichtheid van het wereldse leefden of in het woud als asceten rondzwierven, of ze nu in grotten leefden of de rol van heerser, strijder of staatsman speelden, in al die gevallen waren ze anders dan de anderen. En vanaf hun jeugd, van het begin tot aan het einde van hun leven, hebben ze hun mystieke aanleg getoond. Alle heiligen, wijze mannen, meesters en profeten komen dus vanonder de mystici voort. En als er al een ziel opstijgt dan is het de mystieke ziel die naar de hogere niveaus van verwerkelijking opstijgt.
17. Het wezen van de mysticus
Men dient vijf dingen in gedachten te houden wanneer men probeert het wezen van de mysticus te begrijpen: zijn temperament, zijn droom, zijn kijk op het leven, zijn meditatie en zijn verwerkelijking. Het is niet eenvoudig om uit te vinden of een ziel een mysticus is of niet. Maar net zoals verguldsel en goud twee verschillende dingen zijn en imitatie-goud niet standhoudt wanneer dat wordt beproefd, zo is het ook met degene die niet een ware mysticus is. Het is gemakkelijk om als een mysticus te praten, om als een mysticus te handelen, maar het is moeilijk om wanneer de beproeving komt die te doorstaan.
Op een dag merkte een mysticus die in een tuin aan het wandelen was een bijzonder mooie roos op. Aangetrokken door haar schoonheid riep hij uit: ´Geprezen zij God!´, liep op de roos af en kuste haar. Zijn discipelen, die achter hem aan liepen, plukten toen ieder een bloem en kuste die vijftig keer. De tuinman ergerde zich erover en liep mopperend op hen af, maar zij zeiden dat ze alleen maar het voorbeeld van hun leraar hadden opgevolgd. De leraar zweeg. Maar toen zij een eindje verder waren gelopen zagen ze een smid aan het werk en gloeide er een heet ijzer in het vuur. De leraar naderde het en sprak dezelfde woorden uit: ´Gezegend zij God!´, nam het hete ijzer uit het vuur en kuste het. Hij vroeg zijn discipelen: ´Waarom volgen jullie me hierin niet?´ Maar niemand van hen durfde het.
Wanneer men in het oosten weet dat iemand een mysticus is dan proberen ze geen oordeel te vellen als hij een bloem heeft gekust of als hij het vuur heeft gekust. Zij beschouwen het allemaal als iets wat behoort bij het temperament van de mysticus.
Er is een ander verhaal over een mysticus dat een andere kant van zijn temperament uitlegt. Het gaat over de leider van de Qadiri-Soefis in Bagdad, die één van de grootste mystici van de wereld is geweest. Op een dag toen hij zich aan het gereed maken was om zijn diner te nuttigen kwam er een moeder naar hem toe, die zich zeer ergerde aan de leraar. Op de tafel bevond zich een kipschotel. En zij zei: ´U heeft mij zoon een vegetarisch dieet voorgeschreven en hij wordt almaar dunner en bleker. En hier zit u, terwijl u kip eet!´ De leraar glimlachte en zei vriendelijk: ´Zeer vereerde vrouwe, kijk eens hier,´ en hij nam de deksel van de schotel en de kip sprong op. En hij voegde eraan toe: ´Op de dag dat uw zoon de kip kan laten opspringen, mag hij die ook eten.´
Je kunt het niet voorwenden een mysticus te zijn. Je wordt als mysticus geboren. Een mysticus kan zich ongetwijfeld tijdens zijn leven ontwikkelen, dat is een andere kwestie. Maar als je denkt dat je een mysticus kunt nabootsen dan vergis je je, dan kun je nooit. Kan iemand, nog afgezien van een mysticus, een zanger nabootsen en op correcte wijze zingen of kan iemand een schilder nabootsen en goed schilderen of een dichter nabootsen en gedichten schrijven? Nooit. Of je bent het of je bent het niet.
Net zoals er binnen een schoolopleiding of binnen allerlei andere soorten training bepaalde niveaus zijn die je bereikt naarmate je vordert, zijn er ook binnen de mystiek niveaus. Namen als Wali, Ghauth, Qutb, Nabi en Rasul horen bij de verschillende niveaus van meesters, heiligen en profeten.
Het temperament van een mysticus is een koninklijk temperament. Het verschil tussen een koning en een mysticus is dat de mysticus een koning zonder zorgen is. En zijn voornaamste idee is dat wat er ook gebeurt, dat het met de beste bedoelingen gebeurt. Met andere woorden, dat niets er werkelijk toe doet. Voor een mysticus bestaat de tijd niet, die is alleen op de klok te vinden. Het leven is voor hem eeuwig en de tijd tussen geboorte en dood is een illusie. Het mystieke temperament is avontuurlijk en impulsief. De mysticus kan gemakkelijk ergens in springen en er weer gemakkelijk uit komen. Of dat nu in water, vuur of in wat dan ook is. Als de mysticus denkt dat hij naar het zuiden dient te gaan of als hij vindt dat hij naar het noorden dient te gaan dan zal hij zijn hersenen niet vermoeien met zich af te vragen waarom hij zou moeten gaan. Hij weet slechts dat er voor hem een roep is om te gaan en dan gaat hij. Wellicht dat hij er daar de reden voor vindt.
Hij accepteert elke goede en slechte ervaring als een les en hij denkt dat ze hem allemaal verder voeren. Als het een slechte ervaring is dan is dat ook een les. Als het een goede ervaring is, des te beter, maar ze voeren hem allemaal in de richting van het doel van zijn leven. De kwaliteit van de mysticus is de naar buiten gerichte kwaliteit, de sympathiserende, liefhebbende kwaliteit. Maar toch is de mysticus ongehecht en onverschillig. Diepe liefde aan de ene kant, onverschilligheid aan de andere. Samen vormen zij de balans van zijn leven. In het liefhebben van een ander heeft hij God lief, in het dienen van een ander dient hij God, in het helpen van een ander helpt hij God. En op deze wijze verheerlijkt hij. In het wereldse leven is noch een stijging noch een daling belangrijk voor hem, maar tegelijkertijd kan hij al deze zaken wel ervaren. Wees niet verbaasd als je een mysticus op de troon ziet zitten, omhangen met goud, zilver en juwelen en voel geen afkeer als je op straat een mysticus in de vorm van een bedelaar ziet, gehuld in lompen. Hij is in alle omstandigheden een koning, een koning zonder zorgen, een koning wiens koninkrijk voort zal duren, een koning die nooit het gevaar loopt dat hem zijn koninkrijk zal worden afgepakt.
Het mystieke temperament is hetzelfde als het temperament van elk menselijk wezen, wellicht alleen wat intenser. Een mysticus kan intens vergenoegd en intens verongenoegd zijn. Hij kan vreugde op diepe wijze voelen en hij kan zorgen op diepe wijze voelen, veel dieper dan de gemiddelde persoon, omdat hij meer leeft en derhalve zijn gevoelens intenser zijn. Tegelijkertijd is het de zelfbeheersing van de mysticus die zijn genoegen en ongenoegen en zijn vreugde en zorgen in balans houdt. Het kan zijn dat anderen niet kunnen beseffen of het kunnen voelen; desalniettemin zou de mysticus geen mysticus zijn, als zijn gevoelens niet delicaat zouden zijn en als er zich geen subtiliteit in hem zou bevinden. Aan de ene kant is de mysticus uiterst subtiel en aan de andere kant is hij uiterst eenvoudig. Hij kan uiterst wijs zijn en hij kan totaal onschuldig zijn. Mensen noemen de mysticus Pir, wat oud betekent en toch kan hij als een kind, als een baby, zijn. Hij kan reuzen onder controle houden en toch kan hij als een kind geleid worden. De woorden van een mysticus kunnen eenvoudig en tegelijkertijd vol diepte zijn. Elk van zijn uitdrukkingen is symbolisch, want hij ziet het symbool van leven in alle namen en vormen.
En nu komen we bij de droom van de mysticus. Het kan zijn dat anderen een mysticus in trance hebben gezien of met gesloten ogen mediterend; maar dat hoeft niet persé. Of het nu met open ogen of met gesloten ogen is: de mysticus kan op beide manieren dromen. Hij kan zich temidden van een menigte bevinden of in eenzaamheid, op beide plekken kan hij dromen. Voor de mysticus is de droom werkelijkheid, hoewel het een ander een droom toe kan schijnen. Het is voor de mysticus werkelijkheid vanwege zijn geloof in wat er in de Koran staat geschreven dat toen God zei: ´Wees!´ het werd en ook in wat er de Vedanta zegt dat manifestatie de droom van Brahma, van de Schepper, is. De mysticus die de Schepper in zichzelf verwerkelijkt denkt dat zijn droom de droom van de Schepper is: als we alles wat we werkelijkheid de droom van de Schepper noemen, dan is de droom van de mysticus hetzelfde. Als die zich nog steeds in de mentale sfeer bevindt dan betekent dat nog niet dat het zich nooit zal materialiseren; die zal zich op een dag zeker materialiseren.
Toch zie je vaak dat de mysticus boven de wereld uit leeft en velen denken dat hij zich niet bewust is van de wereld. Maar zij weten niet dat juist omdat hij boven de wereld leeft hij zich er meer bewust van is. Je zou kunnen denken dat iemand die in een vliegtuig aan het vliegen is niet weet wat er zich in de menigte onder hem afspeelt omdat hij zich in de lucht bevindt, maar dit is niet zo. Iemand die in de lucht aan het vliegen is is meer in staat om te zien wat er beneden gaande is, want hij kan een bredere horizon zien dan degene die op de aarde staat. Heel vaak begrijpen mensen een mysticus verkeerd. Zij denken dat de mysticus, die dromerig is, zich boven de dingen van de wereld, boven de zakenwereld, de industrie en de politiek bevindt. Ze vergissen zich echter; zij beseffen niet dat een heldere intelligentie alles beter kan doen als ze in die richting wordt toegepast, hoewel de vraag blijft bestaan of een mysticus het de moeite waard zou vinden om zijn mind erop te richten. Ik was zeer verbaasd toen de heer Ford op een dag tegen me zei: ´Als u een zakenman geweest zou zijn dan zou u een enorm succes hebben gehad, maar ik ben blij dat dat niet zo is!´ Denk derhalve nooit dat een mysticus met zijn ogen gesloten en met zijn hoofd afgewend niet naar jou aan het kijken is. De mysticus kan zich soms meer bewust zijn van de gesteldheid van degenen om hem heen dan zij zelf.
Op de derde plaats is er de kijk op het leven van de mysticus. De mysticus ziet niet alleen de eerste reden van alles en iedereen; hij ziet de reden achter de reden en daarachter nog weer een reden, totdat hij de essentie van de reden aanraakt, waar wat wij de reden noemen losgelaten is. Voor zover wij kunnen zien, zien we slechts een oorzaak, maar wat de mysticus ziet is dieper dan een oorzaak; het is de oorzaak van alle oorzaken. En hierdoor verschilt zijn kijk op het leven van de gewone kijk op het leven. Zo kan het dus gebeuren dat de taal van de mysticus op gebrabbel lijkt; mensen begrijpen de wijsheid ervan niet omdat ze alleen maar hun rede gebruiken.
De mysticus is de vriend van velen, maar het is voor de mysticus moeilijk om een vriend te vinden. Het is voor iemand al moeilijk genoeg om te voelen dat er zelfs maar één persoon op de wereld bestaat die hem begrijpt, dus hoe veel moeilijker moet het dan niet zijn voor de mysticus! Hij kan alleen maar proberen om zichzelf te begrijpen; maar als hij dat kan dan is dat meer dan voldoende. De mysticus houdt zich zo zeer bezig met wat het onmiddellijke resultaat van iets zal zijn, hij houdt zich bezig met wat het uiteindelijke resultaat zal zijn. Dit maakt zijn gezichtspunt anders dan het wereldse gezichtspunt. De kijk op het leven van de mysticus toont hem dat de stijging uitmondt op een val en dat de val uitmondt op een stijging; met andere woorden, na de nacht komt de dag en de dag is in afwachting van de nacht.
Met betrekking tot de meditatie van de mysticus dien je in gedachten te houden dat hij met een meditatieve aard als innerlijke inslag geboren wordt en dat hij elke dag, zelfs zonder ooit enige meditatie geleerd te hebben, de een of andere manier van mediteren heeft. Ongetwijfeld vindt elke mysticus een methode, een gids en meester die hem voorwaarts leidt, maar de gehele tijd staat hij open voor gidsing. De mysticus hoeft nooit te zeggen dat mediteren moeilijk voor hem is, hij is thuis bij meditatie. Het is zijn wezen, zijn genot, zijn vreugde. Meditatie is zijn leven; in meditatie leeft hij. En de meditatie die vijf, tien of vijftien minuten duurt is voor de mysticus slechts een soort opstarten. Zijn meditatie vindt op elk moment van de dag plaats. Er is geen moment waarop hij niet mediteert, wat hij ook aan het doen is. In de menigte en in de eenzaamheid, op land of op water, in stilte of aan het werk, in alle omstandigheden zet de mysticus zijn eeuwige meditatie voort.
Op de laatste plaats is er de verwerkelijking van de mysticus. De mysticus is degene die de latente kracht in de mens verwezenlijkt en hij kan die zelfs in die mate verwezenlijken dat niemand dat zou geloven als het in woorden uitgedrukt zou worden. Hij verwezenlijkt de latente inspiratie in de mens, een inspiratie die culmineert in openbaring wanneer elk object en elk wezen met hem begint te communiceren, wanneer hij de essentie van het gehele leven kent, ziet, begrijpt en verwezenlijkt. De mysticus weet, als iemand het al weet, wat beperking betekent, want daarin bevindt zich zijn lijden, zijn pijn; en de mysticus weet wat perfectie betekent, want in perfectie is zijn vreugde en zijn geluk te vinden.
Op een dag merkte een mysticus die in een tuin aan het wandelen was een bijzonder mooie roos op. Aangetrokken door haar schoonheid riep hij uit: ´Geprezen zij God!´, liep op de roos af en kuste haar. Zijn discipelen, die achter hem aan liepen, plukten toen ieder een bloem en kuste die vijftig keer. De tuinman ergerde zich erover en liep mopperend op hen af, maar zij zeiden dat ze alleen maar het voorbeeld van hun leraar hadden opgevolgd. De leraar zweeg. Maar toen zij een eindje verder waren gelopen zagen ze een smid aan het werk en gloeide er een heet ijzer in het vuur. De leraar naderde het en sprak dezelfde woorden uit: ´Gezegend zij God!´, nam het hete ijzer uit het vuur en kuste het. Hij vroeg zijn discipelen: ´Waarom volgen jullie me hierin niet?´ Maar niemand van hen durfde het.
Wanneer men in het oosten weet dat iemand een mysticus is dan proberen ze geen oordeel te vellen als hij een bloem heeft gekust of als hij het vuur heeft gekust. Zij beschouwen het allemaal als iets wat behoort bij het temperament van de mysticus.
Er is een ander verhaal over een mysticus dat een andere kant van zijn temperament uitlegt. Het gaat over de leider van de Qadiri-Soefis in Bagdad, die één van de grootste mystici van de wereld is geweest. Op een dag toen hij zich aan het gereed maken was om zijn diner te nuttigen kwam er een moeder naar hem toe, die zich zeer ergerde aan de leraar. Op de tafel bevond zich een kipschotel. En zij zei: ´U heeft mij zoon een vegetarisch dieet voorgeschreven en hij wordt almaar dunner en bleker. En hier zit u, terwijl u kip eet!´ De leraar glimlachte en zei vriendelijk: ´Zeer vereerde vrouwe, kijk eens hier,´ en hij nam de deksel van de schotel en de kip sprong op. En hij voegde eraan toe: ´Op de dag dat uw zoon de kip kan laten opspringen, mag hij die ook eten.´
Je kunt het niet voorwenden een mysticus te zijn. Je wordt als mysticus geboren. Een mysticus kan zich ongetwijfeld tijdens zijn leven ontwikkelen, dat is een andere kwestie. Maar als je denkt dat je een mysticus kunt nabootsen dan vergis je je, dan kun je nooit. Kan iemand, nog afgezien van een mysticus, een zanger nabootsen en op correcte wijze zingen of kan iemand een schilder nabootsen en goed schilderen of een dichter nabootsen en gedichten schrijven? Nooit. Of je bent het of je bent het niet.
Net zoals er binnen een schoolopleiding of binnen allerlei andere soorten training bepaalde niveaus zijn die je bereikt naarmate je vordert, zijn er ook binnen de mystiek niveaus. Namen als Wali, Ghauth, Qutb, Nabi en Rasul horen bij de verschillende niveaus van meesters, heiligen en profeten.
Het temperament van een mysticus is een koninklijk temperament. Het verschil tussen een koning en een mysticus is dat de mysticus een koning zonder zorgen is. En zijn voornaamste idee is dat wat er ook gebeurt, dat het met de beste bedoelingen gebeurt. Met andere woorden, dat niets er werkelijk toe doet. Voor een mysticus bestaat de tijd niet, die is alleen op de klok te vinden. Het leven is voor hem eeuwig en de tijd tussen geboorte en dood is een illusie. Het mystieke temperament is avontuurlijk en impulsief. De mysticus kan gemakkelijk ergens in springen en er weer gemakkelijk uit komen. Of dat nu in water, vuur of in wat dan ook is. Als de mysticus denkt dat hij naar het zuiden dient te gaan of als hij vindt dat hij naar het noorden dient te gaan dan zal hij zijn hersenen niet vermoeien met zich af te vragen waarom hij zou moeten gaan. Hij weet slechts dat er voor hem een roep is om te gaan en dan gaat hij. Wellicht dat hij er daar de reden voor vindt.
Hij accepteert elke goede en slechte ervaring als een les en hij denkt dat ze hem allemaal verder voeren. Als het een slechte ervaring is dan is dat ook een les. Als het een goede ervaring is, des te beter, maar ze voeren hem allemaal in de richting van het doel van zijn leven. De kwaliteit van de mysticus is de naar buiten gerichte kwaliteit, de sympathiserende, liefhebbende kwaliteit. Maar toch is de mysticus ongehecht en onverschillig. Diepe liefde aan de ene kant, onverschilligheid aan de andere. Samen vormen zij de balans van zijn leven. In het liefhebben van een ander heeft hij God lief, in het dienen van een ander dient hij God, in het helpen van een ander helpt hij God. En op deze wijze verheerlijkt hij. In het wereldse leven is noch een stijging noch een daling belangrijk voor hem, maar tegelijkertijd kan hij al deze zaken wel ervaren. Wees niet verbaasd als je een mysticus op de troon ziet zitten, omhangen met goud, zilver en juwelen en voel geen afkeer als je op straat een mysticus in de vorm van een bedelaar ziet, gehuld in lompen. Hij is in alle omstandigheden een koning, een koning zonder zorgen, een koning wiens koninkrijk voort zal duren, een koning die nooit het gevaar loopt dat hem zijn koninkrijk zal worden afgepakt.
Het mystieke temperament is hetzelfde als het temperament van elk menselijk wezen, wellicht alleen wat intenser. Een mysticus kan intens vergenoegd en intens verongenoegd zijn. Hij kan vreugde op diepe wijze voelen en hij kan zorgen op diepe wijze voelen, veel dieper dan de gemiddelde persoon, omdat hij meer leeft en derhalve zijn gevoelens intenser zijn. Tegelijkertijd is het de zelfbeheersing van de mysticus die zijn genoegen en ongenoegen en zijn vreugde en zorgen in balans houdt. Het kan zijn dat anderen niet kunnen beseffen of het kunnen voelen; desalniettemin zou de mysticus geen mysticus zijn, als zijn gevoelens niet delicaat zouden zijn en als er zich geen subtiliteit in hem zou bevinden. Aan de ene kant is de mysticus uiterst subtiel en aan de andere kant is hij uiterst eenvoudig. Hij kan uiterst wijs zijn en hij kan totaal onschuldig zijn. Mensen noemen de mysticus Pir, wat oud betekent en toch kan hij als een kind, als een baby, zijn. Hij kan reuzen onder controle houden en toch kan hij als een kind geleid worden. De woorden van een mysticus kunnen eenvoudig en tegelijkertijd vol diepte zijn. Elk van zijn uitdrukkingen is symbolisch, want hij ziet het symbool van leven in alle namen en vormen.
En nu komen we bij de droom van de mysticus. Het kan zijn dat anderen een mysticus in trance hebben gezien of met gesloten ogen mediterend; maar dat hoeft niet persé. Of het nu met open ogen of met gesloten ogen is: de mysticus kan op beide manieren dromen. Hij kan zich temidden van een menigte bevinden of in eenzaamheid, op beide plekken kan hij dromen. Voor de mysticus is de droom werkelijkheid, hoewel het een ander een droom toe kan schijnen. Het is voor de mysticus werkelijkheid vanwege zijn geloof in wat er in de Koran staat geschreven dat toen God zei: ´Wees!´ het werd en ook in wat er de Vedanta zegt dat manifestatie de droom van Brahma, van de Schepper, is. De mysticus die de Schepper in zichzelf verwerkelijkt denkt dat zijn droom de droom van de Schepper is: als we alles wat we werkelijkheid de droom van de Schepper noemen, dan is de droom van de mysticus hetzelfde. Als die zich nog steeds in de mentale sfeer bevindt dan betekent dat nog niet dat het zich nooit zal materialiseren; die zal zich op een dag zeker materialiseren.
Toch zie je vaak dat de mysticus boven de wereld uit leeft en velen denken dat hij zich niet bewust is van de wereld. Maar zij weten niet dat juist omdat hij boven de wereld leeft hij zich er meer bewust van is. Je zou kunnen denken dat iemand die in een vliegtuig aan het vliegen is niet weet wat er zich in de menigte onder hem afspeelt omdat hij zich in de lucht bevindt, maar dit is niet zo. Iemand die in de lucht aan het vliegen is is meer in staat om te zien wat er beneden gaande is, want hij kan een bredere horizon zien dan degene die op de aarde staat. Heel vaak begrijpen mensen een mysticus verkeerd. Zij denken dat de mysticus, die dromerig is, zich boven de dingen van de wereld, boven de zakenwereld, de industrie en de politiek bevindt. Ze vergissen zich echter; zij beseffen niet dat een heldere intelligentie alles beter kan doen als ze in die richting wordt toegepast, hoewel de vraag blijft bestaan of een mysticus het de moeite waard zou vinden om zijn mind erop te richten. Ik was zeer verbaasd toen de heer Ford op een dag tegen me zei: ´Als u een zakenman geweest zou zijn dan zou u een enorm succes hebben gehad, maar ik ben blij dat dat niet zo is!´ Denk derhalve nooit dat een mysticus met zijn ogen gesloten en met zijn hoofd afgewend niet naar jou aan het kijken is. De mysticus kan zich soms meer bewust zijn van de gesteldheid van degenen om hem heen dan zij zelf.
Op de derde plaats is er de kijk op het leven van de mysticus. De mysticus ziet niet alleen de eerste reden van alles en iedereen; hij ziet de reden achter de reden en daarachter nog weer een reden, totdat hij de essentie van de reden aanraakt, waar wat wij de reden noemen losgelaten is. Voor zover wij kunnen zien, zien we slechts een oorzaak, maar wat de mysticus ziet is dieper dan een oorzaak; het is de oorzaak van alle oorzaken. En hierdoor verschilt zijn kijk op het leven van de gewone kijk op het leven. Zo kan het dus gebeuren dat de taal van de mysticus op gebrabbel lijkt; mensen begrijpen de wijsheid ervan niet omdat ze alleen maar hun rede gebruiken.
De mysticus is de vriend van velen, maar het is voor de mysticus moeilijk om een vriend te vinden. Het is voor iemand al moeilijk genoeg om te voelen dat er zelfs maar één persoon op de wereld bestaat die hem begrijpt, dus hoe veel moeilijker moet het dan niet zijn voor de mysticus! Hij kan alleen maar proberen om zichzelf te begrijpen; maar als hij dat kan dan is dat meer dan voldoende. De mysticus houdt zich zo zeer bezig met wat het onmiddellijke resultaat van iets zal zijn, hij houdt zich bezig met wat het uiteindelijke resultaat zal zijn. Dit maakt zijn gezichtspunt anders dan het wereldse gezichtspunt. De kijk op het leven van de mysticus toont hem dat de stijging uitmondt op een val en dat de val uitmondt op een stijging; met andere woorden, na de nacht komt de dag en de dag is in afwachting van de nacht.
Met betrekking tot de meditatie van de mysticus dien je in gedachten te houden dat hij met een meditatieve aard als innerlijke inslag geboren wordt en dat hij elke dag, zelfs zonder ooit enige meditatie geleerd te hebben, de een of andere manier van mediteren heeft. Ongetwijfeld vindt elke mysticus een methode, een gids en meester die hem voorwaarts leidt, maar de gehele tijd staat hij open voor gidsing. De mysticus hoeft nooit te zeggen dat mediteren moeilijk voor hem is, hij is thuis bij meditatie. Het is zijn wezen, zijn genot, zijn vreugde. Meditatie is zijn leven; in meditatie leeft hij. En de meditatie die vijf, tien of vijftien minuten duurt is voor de mysticus slechts een soort opstarten. Zijn meditatie vindt op elk moment van de dag plaats. Er is geen moment waarop hij niet mediteert, wat hij ook aan het doen is. In de menigte en in de eenzaamheid, op land of op water, in stilte of aan het werk, in alle omstandigheden zet de mysticus zijn eeuwige meditatie voort.
Op de laatste plaats is er de verwerkelijking van de mysticus. De mysticus is degene die de latente kracht in de mens verwezenlijkt en hij kan die zelfs in die mate verwezenlijken dat niemand dat zou geloven als het in woorden uitgedrukt zou worden. Hij verwezenlijkt de latente inspiratie in de mens, een inspiratie die culmineert in openbaring wanneer elk object en elk wezen met hem begint te communiceren, wanneer hij de essentie van het gehele leven kent, ziet, begrijpt en verwezenlijkt. De mysticus weet, als iemand het al weet, wat beperking betekent, want daarin bevindt zich zijn lijden, zijn pijn; en de mysticus weet wat perfectie betekent, want in perfectie is zijn vreugde en zijn geluk te vinden.