1. De visie op God en de mens

Wanneer we het over de mens hebben begrijpen we allemaal dat dit menselijke wezens betreft, maar wanneer we het over God hebben heeft iedereen zijn of haar eigen conceptie. Voor de een is God een abstract concept, voor een ander is hij een persoonlijke God, en volgens anderen bestaat er helemaal geen God. In dit tijdperk van almaar toenemend materialisme is het God-ideaal zo versluierd dat het licht ervan niet langer evident is. In het verleden zijn mensen zo in de weer geweest met oorlogen en veldslagen, hebben ze gemoord en beroofd en op veel manieren een primitieve natuur laten zien, maar wanneer het aankwam op het ideaal, op God, gaven ze zich daaraan over en geloofden ze daar allemaal in. Vandaag de dag bevragen mensen het idee van God. Onder de zogenaamde beschaafde landen hebben enkelen het woord God uit de tekstboeken die in hun school worden gebruikt, gewist. Kinderen die in deze scholen worden onderricht zijn opgegroeid met het idee dat er geen God is. En zelfs als het in hen opkomt dat er iets moet zijn, of wanneer ze ervan overtuigd raken dat er een God moet zijn, noemen ze Hem ‘hogere machten’ of ‘goden’, waarbij ze datgene in het meervoud zetten dat enkelvoudig is en waarbij ze de hoogste natuur die de mensheid kan begrijpen verlagen naar de sfeer van variëteit. Veel anderen die geschoold zijn in de wetenschap en de literatuur denken dat het niet intelligent is om in God te geloven of om het woord God te gebruiken. Zij denken dat als dat gebruikt wordt door zo veel primitieve en eenvoudige mensen, die niet intelligent zijn, dat ze dan beter de naam van God kunnen vergeten. En zo is het pad dat duizenden jaren lang door grote meesters is geplaveid geblokkeerd door de trots van de mens.

Toen ik een serie lezingen had gehouden kwam er een man naar me toe die vroeg: ‘Al uw lezingen spreken me heel erg aan. Ik denk dat elk woord ervan waar is; ik heb altijd op die lijn gedacht. Ik zou uiterst gelukkig zijn als u mij zou willen gidsen, maar op één voorwaarde: dat u de naam van God niet vnoemt. Want iemand als u, die dicht bij de diepten van het leven kan komen, een man van hoge principes en hoogstaande idealen, hoeft die oude naam die elke dwaas gebruikt en waarin hij gelooft, niet te gebruiken. Tegenwoordig zijn we een nieuw soort leven aan het scheppen en kijken we er op een andere manier naar’. ‘Nieuw?’, vroeg ik, ‘er is niets nieuws onder zon. Het nieuwe bestaat alleen maar in uw conceptie; het is nieuw voor u omdat u het vroeger niet kende. Het kan dan wel voor u nieuw zijn, maar voor iemand anders is het niet nieuw!’

Een fysische wetenschapper vindt tegenwoordig wat uit en zegt: ‘Hier is een nieuwe ondekkting!’ Een ander zegt: ‘Nee, dat is niet waar; hier is een andere ontdekking die bewijst dat u op het verkeerde spoor zit.’ En dat gaat maar door; elk jaar zijn er veel nieuwe ontdekkingen. Soms denkt een wetenschapper niet hetzelfde als een andere wetenschapper; ze kunnen tot dezelfde school behoren en toch kan ieder zijn eigen idee hebben die niet overeenkomt met die van een ander. Maar wanneer we de mystici en denkers in overweging nemen die vanuit een spiritueel gezichtspunt naar het leven kijken dan zijn ze het allemaal met elkaar eens, of het nu yogi’s, soefi’s, boeddhisten of christenen zijn – het maakt niet uit wat ze zijn. Elke keer wanneer ze op een bepaald begripsniveau komen zijn ze het met elkaar eens, hebben ze allemaal dezelfde ervaringen, komen ze allemaal ondanks hun verschillen bij dezelfde realisatie. De verschillen in de dogma’s van de verscheidene religies zijn slechts verschillen in vorm: degenen die naar de oppervlakte kijken zien variaties, maar degenen die onder het oppervlak kijken zien een en dezelfde waarheid die onder alle religies, die op verschillende tijden door verschillende meesters zijn gegeven, verborgen ligt. Daarom is het natuurlijk dat de methode van expressie verschilt, maar wanneer je tot de essentie komt is alles een en hetzelfde, en degenen die op spiritueel gebied zijn geëvolueerd komen tot de conclusie dat ze in hun geloofsovertuiging geen onderscheid maken tussen de ene en de andere vorm.

Je zou natuurlijk de ware betekenis van geloofsovertuiging moeten begrijpen. Heel vaak houdt je geloofsovertuiging ije af van spirituele bereiking, maar nog vaker helpt je geloofsovertuiging je om voorwaarts te gaan. Geloofsovertuiging lijkt op een trap. Elke trede brengt je hoger, maar wanneer je op een bepaalde trede van de trap blijft staan kom je niet vooruit. Geloofsovertuiging kan ervoor zorgen dat je pas op de plaats maakt en je daar houden waar zich duizenden mensen die in God geloven bevinden, en op deze manier zijn er veel eenvoudige mensen die geen volledig voordeel uit hun geloofsovertuiging halen. Dit betekent echter niet dat geloofsovertuiging geen functie heeft. Het betekent eenvoudig dat deze mensen niet de ware betekenis van geloofsovertuiging begrijpen; zij weten alleen maar hoe ze op een bepaalde plek op een trap moeten blijven staan.

De geloofsovertuiging evolueert naarmate je evolueert, totdat je in die fase terechtkomt waarin je harmoniseert met al de verschillende geloofsovertuigingen, waarin je niet langer tegen enige geloofsovertuiging bent. Dan sta je niet langer stil, dan bevind je je boven al de verschillende geloofsovertuigingen. Heel vaak zegt iemand: ‘Ik kan niet begrijpen wat God is. Kun je mij God uitleggen?’ Maar als God uitgelegd zou moeten worden dan zou Hij niet God zijn. God uitleggen is God onttronen.

Kun je, los van God, alles zoals bijvoorbeeld dankbaarheid, liefde of devotie op een heldere en subtiele manier in woorden uitleggen? Hoeveel dient er uitgelegd te worden? Woorden zijn te ontoereikend om grote gevoelens uit te leggen, dus hoe kan God dan in woorden worden uitgelegd? Desalniettemin is het Absolute in de taal van de metafysica de alwetende Spirt, de essentie van Intelligentie in haar originele conditie. In het Oosten noemen ze het Nur, wat schittering betekent; en de aard van schittering is om te centraliseren. Het is de centralisering van de schittering die verlicht. Op fysiek niveau kun je zeggen dat de zon de gecentraliseerde al-doordringende schittering is; daarom is de zon die we kunnen zien slechts het punt van centralisatie van Nur, het licht. In werkelijkheid is de zon alles; in de vorm van licht is het de zon, en de zon bevindt zich niet alleen in dat centrum, maar de zon is overal waar dat licht ons huis en alles wat zich buiten bevindt bereikt . De manifestatie van de zon is indirect en toch is alles de zon.

Wanneer we naar de al-doordringende Intelligentie als gecentraliseerde intelligentie kijken dan noemen we dat God, omdat die met centralisering begint; manifestatie begint vanuit dit punt. Voor manifestatie dient er eerst centralisatie te zijn. Dit is wat een entiteit vormt en de wijze mensen hebben dat God genoemd; maar dit maakt het niet tot een wezen dat los staat van manifestatie, net zoals de zon niet los staat van het zonlicht. Licht is net zo goed de zon die we voor ons zien, en op dezelfde wijze is God net zo goed de oorsprong en de bron van manifestatie.

Wanneer we nu de zon bestuderen zien we dat er de zon is en dat er stralen zijn. In de stralen is de zon manifest in variëteit. Maar wat zijn de stralen? De zon. Dit is slechts een actie van de zon waarbij de schittering is gecentraliseerd. De eerste daad is om zichzelf te projecteren, om zich te manifesteren in de vorm van verscheidene stralen. En als ik zou moeten uitleggen wat wij als menselijke wezens en wat God is, dan zou ik zeggen dat onze relatie met God dezelfde is als die tussen de stralen en de zon. Elke ziel is een straal van de zon die God is. Het is niet ons lichaam of onze mind die de straal is maar de ziel, waarvan het de natuur is om een gewaad uit welke sfeer dan ook naar zich toe te trekken om zichzelf te bedekken zodat ze in die specifieke sfeer kan leven. Dit gewaad dat de ziel geleend heeft noemen we ons fysieke lichaam, een klei die vele eeuwen lang is gekneed om het lichaam van de mens te maken, een klei die ooit een rots was, die zichzelf ooit manifesteerde als een boom, die ooit verscheen als dieren en vogels. Deze zelfde klei heeft in zijn volbrachte vorm, de ziel van de mens een gewaad gegeven wat de mens zijn lichaam noemt.

Deze geloofsovertuiging scheidt de mysticus van de wetenschapper, echter niet in het begrijpen van het proces. De wetenschapper gelooft in hetzelfde proces: dat de mineralen zich vanuit de dichte aarde en dat vervolgens de vegetatie zich geleidelijk hebben ontwikkeld. Biologie stoelt op dit principe. De mysticus echter schrijft dit gewaad niet de oorsprong van het lichaam toe dat de ziel heeft aangenomen om te gebruiken; hij schrijft die toe aan de spirit die het gewaad om zich heen slaat. Deze oorsprong behoort niet tot de dichte aarde; die behoort tot God; het is de straal van de zon. En is de straal afgescheiden van de zon? Nooit en om dezelfde reden is de mens nooit gescheiden van God. In deze wereld kun je slechts zien dat men op voedsel leeft, dat iemand eet, dat iemand lucht en water nodig heeft en men ziet geen enkele andere bron van leven; maar in werkelijkheid onderhouden al deze dingen die het menselijke lichaam onderhouden het gewaad dat aards is. Het werkelijke onderhoud van dit gewaad is anders en behoort tot de bron vanwaaruit het komt en waaraan het is gehecht. Hier vandaan trekt de mens op elk moment van zijn alle kracht, vitaliteit en verlichting naar zich toe. Daarom is de gepaste naam voor God ‘oorsprong’. Het woord ‘God’ hangt samen met het Arabische ‘Djod’, dat deze betekenis heeft. Wanneer de mens de kennis omtrent het zelf en omtrent God negeert en slechts kennis heeft van het gewaad dat hij draagt weet hij niets over zichzelf. Wat zijn leren en kwalificaties ook zijn, ze maken deel uit van het gewaad dat hij draagt, maar de mens verwerft door middel van het begrijpen van de spirit en van de ziel echt de kennis omtrent het zelf en God.

Sommige mensen denken dat het fysieke gewaad het enige is wat de ziel draagt, maar dat is niet zo; om naar dit niveau van de aarde te komen moet de straal, de ziel, door twee verschillende sferen gaan. De eerste sfeer kan de engelsfeer genoemd worden, en de volgende sfeer die van de djins. Je kunt je afvragen: ‘Waarom zie ik ze dan niet als ik ook van deze andere sferen een gewaad draag?’ Maar je kunt ze ook zien als je de menselijke natuur nauwkeurig hebt bestudeerd. De mogelijkheden om te eten, te drinken en te slapen komen allemaal voort uit de fysieke wereld; maar er zijn ook andere: de liefde voor muziek, waardering van poëzie, de aanleg om prachtige dingen te ontdekken, alle intelligente activiteiten en fenomenen komen voort uit de djin wereld. Dichters en denkers vertonen het gewaad van die sfeer in het werk dat ze in de fysieke wereld verrichten. Dit gewaad is verborgen, maar waar? Het is hun mind geworden en daarom is de mind het innerlijke gewaad terwijl het lichaam het uiterlijke gewaad is dat het bedekt. De mind is het gewaad die je vanuit de djin sfeer hebt meegebracht. Maar zelfs voor die sfeer had de mens een ander gewaad en dit komt voort uit de sfeer van de engelen. Zien we er enig teken van? Ja, in de devotie van de mens, in zijn idealistische neigingen, in zijn onschuld, in de liefde voor schoonheid van zijn aard, in al deze kwaliteiten toont de mens het gewaad van de sfeer van de engelen.

Onschuld gaat altijd gepaard met een liefdevolle natuur. Iemand die liefdevol is is over het algemeen ook onschuldig, terwijl iemand die heel slim is het minst liefdevol is. Omdat hij slim is bezit hij weinig liefde, want dan ilit liefde in zijn slimheid begraven. Ik bedoel daar niet mee te zeggen dat onschuld de belangrijkste eigenschap is; elke eigenschap heeft haar plek; desondanks is onschuld een eigenschap van de engel. Grote profeten, heiligen en wijzen, die de wonden van de mensheid hebben geheeld, waren uiterst onschuldige mensen. Onschuld is het bewijs van spiritualiteit. Hoe groot de slimheid van iemand ook is, zonder onschuld kan hij niet spiritueel zijn; ook brengt spiritualiteit onschuld met zich mee.

Het gewaad dat de mens vanuit de sfeer van de engelen heeft meegebracht wordt onthuld in de vorm van onbaatzuchtige liefde, devotie, hoge idealen, een houding van aanbidding en liefde voor schoonheid. De eerste neiging die door elke baby vanaf het moment dat hij zijn ogen opent is liefde voor schoonheid: mooie kleuren en mooie dingen trekken allemaal zijn aandacht. Misschien ziet de baby schoonheid niet zoals wij dat doen, want ons gevoel voor schoonheid is verpest door onze ervaring en onze ideeën, maar de baby komt naar de aarde met een natuurlijk gevoel voor schoonheid. Dat wat echt mooi is maakt indruk op de baby en hij houdt ervan.