8. Ideaal

De mysticus is een idealist in iedere betekenis van dat woord: iemand die geen ideaal heeft kan geen mysticus zijn. Ik zou niet overdrijven als ik zeg dat degene die geen ideaal heeft zonder leven leeft. Als er al iets is waarvan we zeggen dat we daarvoor leven dan is dat slechts dit ene – het ideaal. En wanneer er geen ideaal is dan is er niets om voor te leven. In het Sanskriet wordt religie Dharma genoemd, hetgeen letterlijk plicht betekent. Om een definitie te geven van wat religie is kun je zeggen dat het een rechttoe-rechtaan vooruitgang is in de richting van het ideaal. Maar wat is dan dat ideaal? Elk willekeurig ideaal of ieder ideaal dat we voor ogen hebben is voor dat moment het ideaal.

Ideaal kan in vijf aspecten worden verdeeld, waarvan het eerste het ideaal is dat je voor jezelf hebt. Het kan zichzelf beginnen te tonen als een opwelling, als een droom, als een verbeelding, ja zelfs als een verwachting van een kind. Als een kind zegt: ´Wanneer ik volwassen ben dan zal ik een olifant of een mooi paard hebben om op te rijden´, dan is dat een ideaal. En dit aspect van het ideaal kan op zijn beurt weer verdeeld worden in drie klassen. De eerste klasse is wanneer je zegt: ´Ik zal dit of dat bezitten – zo veel weelde, zo veel tuinen, zo veel paleizen -´, of, ´Ik zal mezelf met zoveel grandeur omringen dat ik heel anders zal lijken te zijn dan ieder ander´. De volgende klasse is wanneer je zegt: ´Ik zal de Minister-President of de President van het land worden of ik zal een troon en een kroon hebben´. En de derde klasse is wanneer je zegt: ´Ik zal me aan deze deugd houden, ik zal vroom zijn´, of, ´Ik zal in elke betekenis van het woord goed zijn´, of, ´Ik zal datgene zijn wat ik als goed en mooi in mezelf beschouw´.

Er was eens een jonge man in de Indiasche geschiedenis wiens naam Shivaji was en wiens geschiedenis een voorbeeld is van het eerste aspect van ideaal. Hij begon zijn leven door te leven van diefstal en op een dag kwam hij in aanwezigheid van een wijze om hem zijn zegen voor succes bij zijn diefstal te vragen. De wijze zag dat er zich in zijn gezicht, in zijn ogen, in zijn stem een waar juweel bevond, dat er zich een ideaal in hem bevond, hoewel dat nog niet was gewekt. De wijze vroeg hem: ´Hoeveel mannen heb je in je bende zitten?´ Hij antwoordde: ´Niet een. Ik werk alleen´. De wijze zei: ´Dat is jammer. Je dient een kleine bende te vormen en die bij elkaar te houden´. Hij was blij met dit advies en vormde een kleine bende van dieven en vervolgde zijn weg. Hij was succesvoller en toen hij de wijze later nog eens bezocht zei deze: ´Hoe veel mannen zitten er nu in je bende?´ Hij antwoordde: ´Slechts vier of vijf´. De wijze zei hem dat dit er veel te weinig waren en dat hij er minstens vijftig of honderd zou moeten hebben om iets te doen wat werkelijk de moeite waard zou zijn. En vervolgens verzamelde Shivaji door middel van de charme van zijn persoonlijkheid wat meer dieven om zich heen om hem te vergezellen en zij verrichtten veel gewaagde dingen. Zij vielen karavanen aan en zijn zetten hun leven op het spel en waren zeer succesvol. En op een dag zei de wijze tegen hem: ´Vind je het niet ontzettend jammer dat jij, een zo grote held, die bereid is zijn leven op het spel te zetten en die al deze vrienden voor zich heeft ingenomen en hen tot jouw metgezellen heeft gemaakt, niet probeert om de Moguls (die op dat moment het land bezetten) het land uit te gooien of tenminste uit jouw district?´ Shivaji was het daarmee eens. Hij was voorbereid, hij had gedrild, dit was voor hem iets om over na te denken. De eerste aanval bracht hem de zegen. Vervolgens deed hij een tweede en een derde aanval, totdat hij de baas van de gehele provincie was. Hij ging naar de wijze toe om zijn dank uit te spreken. ´Ja´, zei de wijze, ´wees dankbaar maar niet tevreden, want wat je hebt gedaan is niet voldoende´. En je leest in de geschiedenis van India dat deze man het verlangen voedde om een Indiaasch imperium te vormen, maar dat hij niet lang genoeg leefde om dat te bereiken, hoewel hij tijdens zijn leven een geweldige koning en een voortreffelijke held werd die India zich altijd zal herinneren.

Het tweede aspect is wanneer iemand uit een principe een ideaal maakt. En wanneer hij succes heeft bij het uitvoeren van dit principe tijdens zijn leven dan heeft hij iets groots volbracht. Als hij in staat is geweest om naar dat principe te leven dan heeft hij alles. Dit aspect kan ook worden geïllustreerd door het verhaal van een dief. In de woestijnen van Arabië was er ooit een heel bekende dief en wanneer er karavanen door die woestijnen trokken dan werden ze van tevoren gewaarschuwd dat er op die specifieke plek waar hij woonde gevaar dreigde. En toen een karavaan ooit dicht bij die plek kwam was er een man die zeer bezorgd over zijn gouden munten bij zichzelf dacht dat het goed zou zijn als hij iemand zou kunnen vinden aan wie hij het geld zou kunnen toevertrouwen. In de verte zag hij een tent en toen hij daarbij in de buurt kwam zag hij een uiterst waardige man daar zijn pijp zitten roken. Hij groette hem en zei: ´Ik ben bezorgd. Ik heb gehoord dat er op deze plek gevaar is voor dieven en ik smeek u om mijn munten onder uw hoede te nemen´. ´Dat zal ik met veel plezier doen´, zei de man en hij nam ze in ontvangst. En toen de ander zich weer bij de karavaan vervoegde hoorde hij dat er een aanval door dieven had plaatsgevonden en dat ze iedereen alles hadden afgepakt. Hij zei: ´God zij dank voor de inspiratie die Hij me heeft gegeven om mijn geld veilig in bewaring te geven!´ Later ging hij weer terug naar de tent om zijn geld terug te halen en wat zag hij daar? Hij zag dat deze waardige man de leider was van de dieven en dat de andere dieven voor hem zatten en de buit aan het verdelen waren. Hij stond op een afstandje en was bang dat ze hem zijn leven zouden afpakken nu zijn geld al weg was. En hij bedacht hoe dwaas hij was geweest om zich de moeite te hebben getroost zelf zijn geld naar de dieven te brengen! Hij draaide zich om om terug te gaan, maar de leider riep hem en vroeg: ´Waarom ben je gekomen en waarom ga je weg?´ De man antwoordde: ´Ik dacht toen ik mijn geld aan u gaf dat u dat aan me terug zou geven, maar nu besef ik dat u bij de dieven hoort die de karavaan hebben aangevallen´. De leider vroeg: ´Wat heeft dat te maken met het geld dat u mij toe heeft vertrouwd? De munten die u mij in bewaring heeft gegeven zijn de uwe. Het werd niet gestolen, het werd onder mijn hoede gegeven. Ik geef het u terug´.

Dit was een principe waarnaar de dief leefde. Hij is een historische persoon en uiteindelijk werd juist deze man een groots murshid en werden degenen om hem heen zijn mureeds. Je kunt zijn naam vinden onder de soefis van het verleden. Dit laat zien dat het naleven van je principes een ladder vormt voor iemand om naar het gewenste doel te klimmen.

Het derde aspect is het idee van het verbeteren van de omstandigheden. Iemand denkt: ´Ik zou willen dat mijn dorp verbeterd zou worden. Ik zou willen dat mijn stad alle gemak en comfort zou hebben´. Of hij denkt: ´Ik zou willen dat mijn mede-burgers beter opgeleid zouden worden, meer geluk zouden hebben´, of, ´Mijn land zou geëerd dienen te worden in de wereld en voor de eer van mijn land geef ik mijn leven´. De een denkt na over zijn ras, de ander over de mensheid, om haar omstandigheden te verbeteren, om haar te dienen, om iemand te zijn die iemand het beste toewenst, om haar alle goeds te brengen wat er maar mogelijk is. De grote helden die hun land hebben gered door hun levenslange dienstbaarheid, die een voorbeeld aan de mensheid hebben gegeven, die hun leven hebben gegeven voor hun volk hadden allemaal het een of ander ideaal en zij leefden allemaal een leven dat de moeite waard was.

De persoon is zo groot als zijn ideaal groot is. Een ideaal maakt iemand groot, maar tegelijkertijd kan zijn ideaal niet groot zijn als hij zelf niet groot is. Bovendien is het leven maar een klein iets om op te offeren aan het ideaal en als het leven een klein iets is, wat is er dan nog van waarde? Niets. Degene zonder ideaal is nu juist degene die aan alles vasthoudt en zegt: ´Dit is het mijne en ik wil dat graag houden!´ Degene met een ideaal is edelmoedig. Er is niets wat hij achter zal houden, hij zal alles geven voor zijn ideaal en die persoon is een levend wezen.

Het vierde aspect van het ideaal is wanneer je een persoon idealiseert. Een mens ziet zijn ideaal in zijn kind, in zijn moeder, in zijn vader, voorouder, vriend, in zijn geliefde of in zijn meester. Dit ideaal is ongetwijfeld grootser dan alle andere, want in dit ideaal ligt een wonderbaarlijke macht: het wekt het leven en schenkt leven aan dode dingen. Er kleven echter moeilijkheden aan het tot het einde volgen van dit ideaal, want wanneer we iemand idealiseren, kan hij natuurlijk niet altijd aan onze verwachtingen voldoen, want ons ideaal beweegt sneller dan de vooruitgang van dit levend wezen. Bovendien wil men wanneer men iemand idealiseert zijn ogen sluiten voor al zijn tekortkomingen en wil men alleen maar zien wat er goed en nobel in hem is. Maar er komen momenten waarop de andere kant van die persoon ook te zien is, want goedheid kan niet zonder slechtheid bestaan en schoonheid niet zonder het gebrek eraan. Heel vaak bedekt schoonheid lelijkheid en lelijkheid schoonheid, heel vaak bedekt goedheid kwaad en kwaad goedheid. Beide tegenstellingen zijn echter altijd aanwezig. Als dat niet zo zou zijn dan zou de mens niet de mens zijn.

Een idealist zal alles zien wat er goed en mooi is in iemand die hij idealiseert. Toch houdt hij zich het object van zijn ideaal voor ogen. Zijn mind kan idealiseren, maar zijn ogen kunnen niet gesloten blijven. Zijn hart kan hem naar de hemel brengen, maar zijn ogen houden hem vast op aarde en daar is altijd conflict. En wanneer het gebeurt dat iemand die je hebt geïdealiseerd tekortschiet in de goedheid en schoonheid waarvan je had verwacht dat hij die zou bezitten dan raak je ontmoedigd en vraag je je af of er iets in de wereld is wat ideaal zou kunnen zijn.

We zien dat emotionele mensen heel snel bereid zijn om te idealiseren, maar ook bereid zijn om snel het object van hun idealisering naar beneden te halen. Een ideaal hooghouden dat op de aarde levend is en wat zich voor je ogen bevindt is het moeilijkste wat er is, tenzij je een zodanige balans hebt dat je nooit zult wiebelen en een zodanige compassie hebt dat je in staat bent ten koste van jezelf alles aan het ideaal toe te voegen wat het nog mist. Dit is de enige manier waarop je vast kunt houden aan een levend ideaal, want wat er anders gebeurt is dat je tijdens het toenemen van het ideaal zegt: ´Jij bent zo goed, jij bent zo vriendelijke, jij bent zo groots´ en tijdens het afnemen van het ideaal zegt: ´Maar jij bent onrechtvaardig, je bent onnadenkend, je bent niet omzichtig. Ik ben gedesillusioneerd. Jij bent niet degene die ik verwachtte die je zou zijn´. Het is zo natuurlijk en tegelijkertijd is het niet het ideaal dat is gevallen. Degene die is gevallen is degene die de ladder van het ideaal is opgeklommen en te hoog is gegaan en vervolgens weer naar beneden is gekomen totdat hij op hetzelfde niveau is als tevoren.

Bij dit vierde aspect van het ideaal behoort ook het idealiseren van een historische of legendarische persoon, van een tragisch karakter uit het verleden, een persoonlijkheid die zich niet meer voor je ogen bevindt. Dit kan beter volgehouden worden, want het geeft je de ruimte om al de goedheid en schoonheid die je maar wilt toevoegen kunt toevoegen. En tegelijkertijd zal het je nooit teleurstellen, omdat het nooit anders zal blijken te zijn dan datgene wat je er in je hart van hebt gemaakt. De goden en godinnen van de oude Egyptenaren, Indiërs en Grieken werden gemaakt om bepaalde karaktertypen te vertegenwoordigen en opdat een aanbidder beïndrukt zou worden door een bepaald karakter werden deze goden en godinnen hooggehouden als objecten van devotie, als iets wat je voor ogen moest houden, als een ideaal. Bovendien zijn de grote profeten, leraren en redders van de mensheid de idealen geweest eeuwengeleden door dichters, toegewijden en denkers zo goed en mooi mogelijk als ze maar gemaakt konden worden waren gemaakt. Ongetwijfeld hebben anderen op een andere manier naar hen gekeken en hebben ze het ideaal dat door iemand anders werd hooggehouden minder geacht als hun eigen ideaal. Niettemin lag het profijt dat ze trokken uit de devotie tot zo´n ideaal in het zoeken naar een karakter, een bepaalde schoonheid of deugd die hen altijd zou helpen om bij die fase aan te komen die het gewenste doel van alle wezens is.

Het vijfde aspect van het ideaal is God, het perfecte ideaal, een ideaal dat niet kan veranderen, die niet gebroken kan worden, dat altijd standvastig blijft omdat God zich niet binnen de reikwijdte van de mens bevindt. Als God zich binnen zijn reikwijdte zou bevinden dan zou hij Hem ook proberen te testen! Het is maar goed dat Hij dat niet wordt. In dit ideaal is het dat je de voltooiing van het leven vindt en alle andere idealen zijn slechts opstapjes, stapjes in de richting van dit perfecte ideaal, een ideaal dat geen teken van imperfectie toont. Want God is goedheid, God is rechtvaardigheid, God is macht, God is intelligentie, al-wetend, God is alle schoonheid, God is eeuwigdurend.

Voor een mysticus is zijn religie zijn ideaal en hij kijkt naar ieders ideaal als naar een religie. Hij respecteert het ideaal voordat hij het weegt, meet en analyseert wat voor een ideaal het is. Het ideaal zelf is voor een mysticus heilig en dus het centrale thema van zijn leven. De mysticus vindt in het ideaal zowel zijn weg als zijn doel.