7. Natuur

Een ieder die enige kennis omtrent mystiek en omtrent de levens van de mystici heeft weet dat de natuur hetgeen is wat de mysticus het meest aantrekt. De natuur is zijn brood en zijn wijn, de natuur is het voedsel voor zijn ziel, de natuur inspireert hem, heft hem op en schenkt hem de eenzaamheid waar zijn ziel continu naar verlangt. Elke ziel die met een mystieke aanleg wordt geboren wordt constant naar de natuur toe getrokken. In de natuur vindt die ziel haar levensbehoefte zoals er in de Vadan wordt gezegd: ´Kunst is helder voor mijn hart, maar de natuur is mijn ziel nabij´.

De natuur heeft op diegenen die geen aanleg tot mystiek hebben een rustgevende invloed. Voor hen betekent de natuur een vreedzame atmosfeer, maar voor de mysticus betekent de natuur alles. Geen wonder dat de mystici, heilige mensen en profeten van alle tijden voor alle verstorende invloeden van het dagelijkse leven hun toevlucht hebben gezocht in de natuur. Zij achtten de grotten in de bergen hoger dan paleizen. Zij genoten meer van de schuilplaats onder een boom dan van mooie huizen. Zij hielden er meer van om naar stromend water te kijken dan om naar de voorbijtrekkende meute te kijken. Zij gaven de voorkeur aan stranden boven grote steden. Ze genoten er meer van om naar de op en neer gaande golven te kijken dan om naar al dat geshow die de wereld kan voortbrengen te kijken. Zij hielden er meer van om naar de maan, de planeten en naar de sterren in de hemel te kijken dan om naar al het moois te kijken wat door de mens is gemaakt.

Voor een mysticus heeft het woord natuur een ruimere betekenis. Gezien vanuit het mystieke gezichtspunt heeft de natuur vier verschillende aspecten. Het woud, de woestijn, de dalen en heuvels, het maanverlichte licht en de stralende sterren zijn een aspect van de natuur. In de ogen van de mysticus staan ze voor letters, karakters en figuren die door de Schepper zijn gemaakt om te lezen als men ertoe in staat is om ze te lezen. De soera van de Koran die de eerste openbaring bevat van de Profeet omvat de versregel: ´Lees in de naam van uw Heer… die met de pen heeft onderricht´. De mysticus erkent derhalve deze manifestatie als een geschreven boek. Hij probeert deze karakters te lezen en geniet van wat ze hem openbaren. Voor de mysticus is er niet alleen het wassen en het afnemen van de maan, het heeft ook een andere significantie voor hem. Er is niet alleen het opkomen en het ondergaan van de zon, het vertelt hem ook iets anders. Er zijn niet alleen de posities van de sterren, hun handeling en hun invloed brengen ook iets anders over naar het hart van de mysticus. De bergen die zo kalm staan te staan, de geduldige bomen met een lange overlevering, de droge woestijn en het dichte bos hebben niet alleen een kalmerend effect op de mysticus, maar zij brengen voor hem ook ietst tot expressie. Het geknisper van de blaadjes komt als een gefluister naar zijn oren, het gemompel van de wind bereikt zijn oren als muziek en het geluid van de kleine beekjes die door het bos heen kabbelen en hun weg banen door rotsen en kiezels is voor de oren van de mysticus een symfonie. Er is geen grootsere, hogere en betere muziek dan dit. Het gedreun van de donder, het gieren van de wind, het gefluit van het ochtendbriesje brengen allemaal een bepaalde betekenis die zich achter hen bevindt over naar de mysticus. En voor de mysticus vormen zij een beeltenis van het leven, niet een doodse beeltenis maar een levendige beeltenis, die continu op ieder moment een nieuw geheim, een nieuw mysterie voor zijn hart onthult.

En vervolgens komen we bij het volgende aspect van de natuur, een aspect dat zich via de latere schepping manifesteert. De stille kleine schepseltjes die over de aarde heen kruipen, de vogels die in de bomen aan het zingen zijn, de leeuw met zijn gramschap, de olifant met zijn grandeur, het paard met zijn gratie en het rendier met zijn schoonheid vertellen hem allemaal iets. Hij begint de betekenis van de gramschap van de leeuw en van de bescheidenheid van het rendier te begrijpen. Hij luistert naar de woorden die via de zang van de vogels naar zijn oren komen, voor hem is het geen woordenloze lied. De mystici uit de oudheid gebruikten in hun symboliek het kop van de tijger, de vorm van de leeuw, de afbeelding van de adelaar en ook afbeeldingen van de slang en de koe. Zij beeldden hen af als een karakter dat ze via dit aspect van de natuur hadden gelezen.

Er is een aspect van de natuur dat nog interessanter is en om dat te zien hoeft de mysticus niet weg te gaan, want hij ziet het temidden van de wereld. Wat is het? Dat is het lezen van de menselijke natuur en om de continue verandering, de vooruitgang, degradatie en verbetering ervan waar te nemen. Het is zo interessant dat je, ondanks alle moeilijkheden die de wereld aanreikt, het leven de moeite waard vindt om geleefd te worden wanneer je begint op te merken hoe degenen die voorwaarts aan het gaan waren achteruit beginnen te gaan en hoe degenen die achteruit aan het gaan waren voorwaarts beginnen te gaan, wanneer je observeert hoe iemand die aan het verdrinken was begint te zwemmen en gered wordt, wanneer je ziet hoe iemand in een seconde tijd van de top naar de voet van de berg afdaalt en hoe iemand die over de grond heen aan het kruipen was eindelijk de top heeft bereikt en wanneer je ziet hoe vrienden in verbitterde vijanden veranderen en hoe verbitterde vijanden op een dag vrienden worden. De menselijke natuur biedt iemand die haar scherp observeert een zodanige interesse in het leven dat hij voldoende sterk wordt om alles geduldig te dulden, te verdragen en te doorstaan. Je kunt deze bewegende film het gehele leven door observeren en het is nooit genoeg: je wordt het nooit moe.

En het vierde aspect van de natuur is het zien van de goddelijke natuur, je de betekenis realiserend van het gezegde dat de mens wikt en God beschikt. Wanneer je in staat bent om de werken van God in het leven te zien, wordt er een andere wereld voor je geopend. Dan kijkt een mens niet meer naar de wereld zoals ieder ander dat doet, want hij begint dan niet alleen de machine te zien die maar voortgaat maar ook de machinist die ernaast staat en de machine zijn werk laat doen. Dit schenkt een nog grotere interesse, de grootste interesse in het leven. Als je gevild of gekruisigd zou worden dan zou je daar niet om malen, want je stijgt uit boven alle pijn en leed en je vindt het de moeite waard om te leven en naar dit fenomeen te kijken dat je tijdens je leven het bewijs levert van het bestaan van God.

Deze vier aspecten worden door mystici de natuur genoemd. Voor een soefi zijn ze zijn heilige geschrift. Alle andere heilige geschriften van de wereld, hoe hoog ze ook worden geacht door de volgelingen van de verschillende religies, zijn interpretaties van dit boek, gegeven door diegenen die begiftigd waren met een heldere visie en die hun best hebben gedaan om de mensheid in onze menselijke taal, die de taal der beperkingen is, alles wat zij eruit hadden geleerd te schenken.

De natuur onderricht niet de verheerlijking van God. Ze hoeft dit niet te onderrichten daar zij zelf de verheerlijking van God is. Mensen willen astrologie en andere onderwerpen bestuderen teneinde beter te begrijpen, maar als we astrologie bestuderen dan zijn we er zeker van dat we belanden bij een interpretatie die door een mens wordt gegeven, terwijl daarentegen datgene wat we uit de natuur lezen datgene is wat de natuur ons schenkt en niet wat het een of andere boek ons leert. Er komt een tijd binnen de rijpheid van de ziel waarin elk ding en elk wezen zijn natuur aan ons begint te onthullen. We hoeven hun levens niet te lezen, wij hoeven hun theorieën niet te lezen. We weten dan dat deze weidse natuur in haar vier aspecten altijd-onthullend is en dat je er altijd mee kunt communiceren, maar dat desondank niet elke ziel bevoorrecht is om het te lezen. Veel zielen blijven met open ogen blind. Zij bevinden zich in de hemel, maar het is hen niet toegestaan om naar de hemel te kijken. Zij bevinden zich in het paradijs, maar het is hen niet toegestaan om te genieten van de schoonheden van het paradijs. Het is net als iemand die aan het slapen is bovenop een stapels edelstenen en juwelen. Vanaf het moment dat de ogen van de mens zich openen en hij het boek van de natuur begint te lezen begint hij te leven; en hij blijft voor altijd leven.