13. Zelf-kennis

De kennis waarnaar de mysticus op zoek is, is zelf-kennis, de kennis van je zelf, van binnen en van buiten, de enige kennis die de moeite waard is om te verwerven. Ze is tegengesteld aan de algemene tendens van de mens, de mens wil altijd weten wat er zich voor zijn ogen bevindt en dat is de reden waarom hij meer fouten in een ander ziet en minder in zichzelf. Hij denkt dat als er al iemand verkeerd is dat de ander is, omdat hij zich minder bewust is van zijn eigen fouten.

Zelf-bewustzijn is iets heel anders dan zelf-kennis. De zelf-bewuste persoon is zich nooit bewust van zijn ware zelf, hij is zich slechts bewust van de reflectie die hij ontvangt van anderen. ´Haat deze persoon me?´, ´Spreekt die persoon mij tegen?´. Dat is de gedachte van de zelf-bewuste persoon. Als het dat niet is dan heeft hij medelijden met zichzelf: ´Ik ben arm´, ´ik ben zo verknipt´, ´ik voel me zo ellendig´.

Zelf-kennis kan verdeeld worden in vier soorten, waarvan de eerste kennis van dit fysieke voertuig is dat we ons lichaam noemen: hoe dit voertuig op zijn beurt weer twee aspecten heeft, het hoofd en het lijf, het eerste voor kennis (want al de speciale perceptie-organen zijn in het hoofd gesitueerd), het laatste voor handeling. Kennis van het lijf eindigt niet bij kennis van de anatomie; in dit lijf bevinden zich ook centra die de organen van de intuïtie zijn. Voor zover de wetenschap die erkent zijn het zenuwcentra, maar wat een mysticus in die centra ziet is de subtiele macht van perceptie. En daarom is het menselijke lichaam voor een mysticus meer een perfect instrument dan een draadloze ontvanger, want dat is iets doods vergeleken met het menselijke lichaam. Het lichaam is een levende draadloze ontvanger als het voor dat doel wordt geprepareerd. En als je je afvraagt waarom het nodig is dat je het voor dat doel zou moeten prepareren dan zou dit net zijn als dat je zou vragen of het nodig is dat we kijken met de ogen die we hebben. Juist het feit dat we ogen hebben betekent dat we ermee dienen te kijken. En juist vanwege het feit dat de intuïtieve centra in het fysieke lichaam zijn gesitueerd is het nodig dat de mens zowel intuïtief als intellectueel zou moeten zijn. Bovendien zijn intuïtief zijn en intellectueel zijn in hun essentie niet verschillend van elkaar, maar zijn ze als twee uiteinden van dezelfde lijn.

Het volgende aspect van het wezen van de mens is het ademhalingssysteem, dat in werkelijkheid niet fysiek is. De adem zoals die door de wetenschap wordt begrepen is de lucht die je inademt en de werking daarvan op de longen en op andere organen. Volgens de mysticus echter is de adem de formatie van de mens, is de adem magnetisme, een etherisch aspect van zijn wezen dat niet alleen in het lichaam is gesitueerd, maar dat zich ook om het lichaam heen bevindt. Het is door de macht van deze adem dat de mens in staat is rechtop te staan en te lopen over deze altijd-bewegende wereld. Zodra deze energie die adem is faalt kan de mens niet langer op de aarde staan ook al bevindt zich het gehele mechanisme van zijn fysieke lichaam in perfecte conditie. Er is dus een deel van de mens dat op het etherische magnetisme leeft dat hij in- en uitademt en dat hem energie en uitstraling geeft.

Wanneer we nog verder gaan dan ontdekken we dat er zich een wezen in ons bevindt waarvan we geloven dat het zich wellicht binnen in ons lichaam bevindt of wellicht ergens anders. Je kunt het niet verklaren, maar het is er wel. En dat is wat we mind noemen. Dit vermogen om te denken heeft zijn zetel in het fysieke lichaam. Maar het wordt niet begrensd door het fysieke lichaam, het is er onafhankelijk van. Het funktioneert ongetwijfeld in de organen van de zintuigen en in de zenuwcentra teneinde de ervaring van de mens te vervolmaken. Desalniettemin is het onafhankelijk van het fysieke lichaam en is het een vermogen dat zonder het fysieke lichaam kan bestaan, net zoals de ogen kunnen bestaan zonder een bril: de bril helpt de ogen alleen maar om helderder te zien. De mind is de oppervlakte van dat deel van ons wezen waarvan de diepten het hart genoemd kan worden. De mind denkt, het hart voelt. De mind neemt waar, het hart reflecteert. De mind verbeeldt, het hart geniet. De gedachten van de mind worden door het hart versterkt. Toch zijn de mind en het hart niet twee dingen. Het zijn de twee aspecten van één ding, de oppervlakte en de diepten.

Het vierde aspect van ons wezen bevindt zich voorbij enige verklaring. Dat is vreugde, geluk. De mens is op zoek naar vreugde en wanneer de circulatie van vreugde die tot de diepten van het wezen van de mens behoort verstopt is geraakt dan kan hij die niet voelen en dan probeert hij die te ervaren in wat hij plezier noemt. Plezier is de schaduw van geluk, iets wat voorbijgaat, iets wat niet voortduurt. Constant in beslag genomen in het zoeken naar het verkeerde in plaats van naar het goede verliest de mens zijn grip op iets wat hem toebehoort: zijn geluk. Hij begint er overal naar te zoeken, waar hij ook maar denkt dat hij het kan vinden, maar hij kan er zijn hele leven naar op zoek zijn en toch zal het hem altijd ontglippen. Hij denkt: ´Nu heb ik het te pakken´, en weg is het. Hij denkt: ´Nu heb ik het´, en weg is het. Hij denkt: ´Nu is het van mij´, en het is er niet langer. Want het is een schaduw en het najagen van een schaduw is het najagen van het niet-zijn. De vreugde raakt verduisterd omdat de mens niet weet dat juist zijn wezen vreugde is, dat juist zijn zelf geluk is.

Wat zoekt de mens eigenlijk door het zoeken naar geluk? Hij zoekt zijn zelf, hoewel hij dat niet weet. Niets wordt er zo gemakkelijk verloren als het zelf. In een ogenblik tijd kan iemand dat verliezen, omdat hij altijd gewend is om dingen die zich in zijn handen bevinden vast te houden en er is slechts één ding dat hij niet kan vasthouden en dat is het zelf, dat glipt meteen uit zijn handen. Men raakt het geluk als vanzelf kwijt in de zoektocht naar plezier en het zelf raakt ondergedompeld in de jacht op uiterlijke zaken. De manier van de mysticus is het zelf in al zijn aspecten te ontdekken en om het zelf binnen en buiten hemzelf te leren kennen en te begrijpen.

Je zou je af kunnen vragen waarom je het zelf niet kunt begrijpen door de menselijke natuur in het algemeen te bestuderen. Waarom dien je het zelf te bestuderen door te trachten jezelf te begrijpen? Het antwoord is dat het bestuderen van de menselijke natuur uiterst interessant is, maar dat je die alleen maar goed kunt bestuderen nadat je jezelf hebt bestudeerd, want dat stelt je in staat de menselijke natuur te begrijpen. Zolang je onwetend over jezelf blijft kun je de menselijke natuur niet op gepaste wijze bestuderen. Vaak horen we mensen zeggen: ´Ik ben zo teleurgesteld in mijn vrienden´, ´ik word zo ontmoedigd door mijn buren´, ´ik heb mijn vertrouwen in de mensheid verloren´, ´ik kan dieren verdragen, ik kan bomen en planten beter uitstaan dan menselijke wezens; ik probeer altijd de plaatsen te mijden waar mensen zijn´. Waarom komen deze gedachten op? Waar komen ze vandaan en wat veroorzaakt ze? Het is het gebrek aan begrip van jezelf. Hoe meer je jezelf begrijpt hoe meer je ontdekt dat alles wat er in anderen ontbreekt ook in jezelf ontbreekt. Wordt iemand er minder door als hij fouten in zichzelf ontdekt? Nee, hij wordt grootser, want hij ontdekt niet alleen dat alle fouten die zich in anderen bevinden ook in hem te vinden zijn, maar ook dat alle verdiensten van de anderen ook zijn eigen verdiensten zijn. Met fouten en verdiensten wordt hij completer, hij wordt er niet minder door.

Wat is het toch een grote schat wanneer iemand zich heeft gerealiseerd dat er in hem alle verdiensten en alle fouten die er op de wereld bestaan te vinden zijn en dat hij alles kan cultiveren wat hij wenst te cultiveren en alles wegsnijdt wat er verwijderd zou moeten worden! Het is als het met wortel en al verwijderen van onkruid en het zaaien van zaad van bloemen en vruchten. Je ontdekt dat alles zich in je bevindt en dat je in jezelf kunt cultiveren wat je wenst. Er opent zich een wereld voor degene die in zichzelf begint te kijken, want het is niet een klein stukje grond dat hij dient te cultiveren hij heeft een wereld van zichzelf te maken en een wereld maken is een toereikende bezigheid om voor te leven. Wat wil je nog meer? Velen denken dat het leven niet interessant is omdat ze er niets van bakken, maar ze beseffen niet dat ze een wereld te maken hebben, dat ze een wereld aan het maken zijn of dat nu op een onwetende of op een wijze manier gebeurt. Als ze op onwetende wijze een wereld maken dan is die wereld hun gevangenschap. Als ze op wijze wijze een wereld maken dan is die wereld hun paradijs.

Slechts zelf-verwerkelijking kan de mens volledige onafhankelijkheid schenken. Ik overdrijf niet als ik zeg dat het hart van de mens door zelf-verwerkelijking groter dan het universum wordt. De wereld waarin de mens als een druppel in de zee leeft wordt dan een druppel in de oceaan van zijn hart. De heiligen en de wijzen, de verlichte zielen die licht tot anderen hebben gebracht zijn de zelf-verwerkelijkten geweest. Je zou je af kunnen vragen waar dan de plaats van God is als zelf-verwerkelijking je tot perfectie brengt? Het antwoord is dat God een stapsteen tot zelf-verwerkelijking is. De goddelijke is niet altijd zelf-verwerkelijkt, maar de zelf-verwerkelijkte is goddelijk. Al de verscheidene manieren die tot God leiden, verschillende religies, geloofsovertuigingen, occulte scholen, mystieke paden voeren je uiteindelijk allemaal naar hetzelfde doel en dat is zelf-verwerkelijking. Zelfs daar waar een groot verschil bestaat, zoals het verschil tussen de leringen van de Hebreeuwen en die van Boeddha, zullen beide leringen zich ont-moeten in één zaak en dat is zelf-verwerkelijking.

Er zijn vier verschillende manieren waarop je de kennis van deze waarheid kunt bereiken. De een dient verteld te worden dat zelf-kennis de gids tot perfectie is en hij zegt dan: ´Ja, dat moet wel zo zijn´. Hij weet dan niet meer dan dat. Dan is er een ander die in dit of dat boek heeft gelezen dat het zelf-kennis is die naar perfectie voert en hij denkt dat dat waar moet zijn omdat het in een boek geschreven staat. Dan is er een derde die het heeft beredeneerd. En door zijn beredenering, door te synthetiseren komt hij tot de kennis dat het het ene is wat het vele is geworden, dat deze variëteit weer in één iets wordt verzameld en dat dit ene in jezelf te vinden is. Ongetwijfeld zal hij des te meer getroost worden naarmate zijn rede hem helpt. Dan is er een vierde persoon die deze waarheid zelf verwerkelijkt, niet door de rede maar door ervaring en dat is de manier van de mysticus.

Hoe gaat de mysticus te werk om het te ervaren? Door het mystieke proces van het naar binnen toe richten van de ogen, door de buitenwereld een moment buiten te sluiten en in meditatie te gaan en door zich te realiseren: ´ik besta niet alleen als een fysiek lichaam, waarvan ik altijd denk dat ik dat zelf ben, maar ik besta ook als een leven, als een magnetisme, als een energie´. Meditatie die hem of anders gezegd die het bewustzijn optilt uit het fysieke lichaam helpt de mysticus helder te krijgen dat hij niet alleen een fysiek lichaam is, maar dat hij ook een wezen van energie, van magnetisme en van adem is waardoor het fysieke lichaam leeft omdat het daarmee in aanraking komt en ermee in verband staat. Wanneer hij verder gaat in het meditatieve leven dan begint hij te zien dat het vermogen om te denken, om zich iets voor te stellen en om te voelen onafhankelijk is van de eerste twee aspecten. Dan begint hij te zien dat hij zelf een gedachte is, dat hij zelf een gevoel is en dat hij zelf de schepper van het denken is, ja zelfs een schepper van gevoel. En als hij nog hoger gaat dan ziet hij dat hij zelf zowel het geluk als de schepper van het geluk is.

Door dit proces komt het dat je het geluk bereikt en ervaart dat zich in jezelf bevindt en dat niet afhankelijk is van wat dan ook in de buitenwereld. Zolang dat geluk niet bereikt wordt moet alles wat als surrogaat hiervoor wordt opgevat vroeg of laat teleurstellen. En daarom, als er al van enige kennis gezegd kan worden dat die als enige de moeite waard is om te bereiken dan is dat wel de kennis van het zelf.