1. Illusie en werkelijkheid

Wanneer een spiritueel mens het erover heeft dat alles illusie is dan zegt de materialistische mens: ´Laat me dan eens zien waar de werkelijkheid is!´ Mensen gebruiken heel vaak het woord illusie zonder deze kwestie volledig te hebben bestudeerd. Wanneer iemand tegen een ander die pijn heeft zegt: ´Het is een illusie´, dan zal degene die pijn heeft zeggen: ´Voor mij is het een werkelijkheid. Als jij degene zou zijn die pijn zou hebben dan zou je niet zeggen dat het een illusie is!´ En wanneer dit probleem niet wordt opgelost kan iemand zolang als zijn geduld niet uitgeput is, proberen een ziekte een illusie te noemen, maar zodra zijn geduld hem in de steek laat kan hij het niet langer een illusie noemen; hij begint het een werkelijkheid te noemen. Wanneer je aan het einde begint dan eindig je bij het begin en om iets wat onze zintuigen waarnemen een illusie te noemen dienen we eerst de natuur en het karakter ervan te begrijpen teneinde onszelf en anderen te bewijzen dat het een illusie is.

Bij elke studie die we oppakken, het maakt niet uit welke studie dat is, zullen we in staat zijn te ontdekken dat wanneer we naar dingen kijken ze eerst in een bepaalde vorm verschijnen, maar dat ze wanneer we naar ze blijven kijken anders blijken te zijn. Een bepaalde scheikundige stof heeft een bepaalde naam, maar wanneer we zien wat de oorsprong ervan is, waar het vandaan komt dan komen we bij zijn wortel iets totaal anders op het spoor. Wanneer we de oorsprong ervan vinden beginnen we te denken: ´Waarom noemen we het zo? Zijn naam zou heel anders moeten zijn´. In het bestuderen van een mechanisme en de verschillende namen en vormen die ermee verbonden zijn ontdekken we wanneer we tot de bodem ervan gaan dat datgene wat het laat werken totaal anders is dan zijn uiterlijke verschijning. Dit alles laat zien dat de oppervlakte van alle dingen het geheim van hun oorsprong voor onze ogen verbergt; en toch herkennen we alles van hun oppervlakte. Om het geheim van dingen te kennen dienen we diep te graven en naar de bodem ervan te gaan.

Wanneer we de moderne biologie bestuderen beginnen we ons vragen te stellen over de oorsprong van de mens; en zelfs als de missende schakel tussen de mens en de aap zou worden gevonden dan zouden we nog niet zijn doorgedrongen in de diepte van de menselijke oorsprong. Als het karakter en de natuur van dingen op die manier aan de oppervlakte zijn hoe kunnen we ze dan bestempelen met namen die we vanuit onze beperkte kennis van ze uitvinden? Hoe dieper we in de dingen gaan, hoe minder we zullen denken dat we ze zus of zo kunnen noemen, of dit of dat. Alles in de wereld bevindt zich onder een bedekking en wanneer het van de bedekking wordt ontdaan dan is er een andere bedekking; zo wordt er een ding binnen het andere ding gevonden en kun je niet tot de bodem ervan gaan tenzij je het geheim kent hoe je daar moet komen. Om deze reden gaan de geleerden van deze wereld die hun hele leven maar studeren en studeren maar tot zo ver en niet verder. We kunnen de meest geleerde mens in de wereld, die wellicht al duizend theorieën heeft geopperd, vragen wat zich er op de bodem van dat alles bevindt en hij zal antwoorden: ´Dat weet ik niet, maar ik zou het heel graag willen weten als ik dat zou kunnen´.

Om de aard van de illusie te begrijpen moeten er twee dingen in ogenschouw worden genomen: op de eerste plaats is datgene wat veranderlijk is een illusie en op de tweede plaats is datgene wat onstabiel is ook een illusie; want wat onstabiel en veranderlijk is is er en is er tegelijkertijd niet. Dan zijn er twee wetten: de ene wet is dat iets verandert en de andere wet is dat iets wordt opgelost, wordt vernietigd en uiteen valt in zijn samenstellende delen. Het enige verschil is dat, hoewel het allebei veranderingen zijn, we slechts in een proces datgene kunnen volgen wat verandert. Wanneer steenkool is een diamant is veranderd kunnen we dat nagaan, maar wanneer kamfer zich heeft opgelost kunnen we dat niet meer zo gemakkelijk nagaan.

Als we de verschijning van iets wat veranderlijk is en wat onderhevig is aan destructie een werkelijkheid noemen, wat is dan een illusie, waarom hebben we dit woord? Dit woord duidt op iets waarop je niet kunt vertrouwen, iets wat niet constant is. We gebruiken de woorden ´vals´ en ´waar´ volgens onze conceptie van dingen. Goud metaal wordt bijvoorbeeld goud genoemd en de imitatie ervan wordt imitatie-goud genoemd. Op de eerste blik zijn ze hetzelfde; slechts door ze nauwkeurig te observeren kunnen we onderscheid maken tussen goud en zijn imitatie. Het is de stabiliteit van goud die maakt dat wij het echt noemen; we noemen het goud omdat het stabiel is. Dat is hetzelfde als wanneer je zegt dat een vriendschap echt is. Wat stabiel is is echt, wat vervaagt is vals. En wanneer we op deze manier naar het geheel van de manifestatie kijken dan zien we in alle dingen illusie; als er al een werkelijkheid te vinden is dan is dat op de bodem van dat alles. De illusie is de bedekking en de werkelijkheid is de diepte van alle dingen. Het is precies zoals met het lichaam en de mind: het lichaam is een illusie en de ziel is een werkelijkheid. Het is hetzelfde met de bloem en de geur ervan: de bloem is een illusie, maar de geur is een werkelijkheid; die blijft als spirit, die leeft.

Hoe langer iets leeft, hoe groter de werkelijkheid is dat het toont en toch bevindt zich datgene wat werkelijkheid genoemd kan worden nog dieper. In ons dagelijkse taalgebruik gebruiken we het woord werkelijkheid, maar het is nog wat anders om de werkelijkheid ook te kennen; want de werkelijkheid kennen is alles kennen wat er te kennen valt. Deze kennis wordt verworven door die ene werkelijkheid te vinden die zich voorbij alle dingen bevindt. Het is die zoektocht naar de werkelijkheid die de echte educatie, de echte kennis en het leren is die werkelijk de moeite waard is. Het waarderen, het bewonderen en het liefhebben van deze werkelijkheid brengt ons steeds dichter bij het doel, het doel dat de werkelijkheid zelf is.

Wanneer we beginnen te beseffen dat onze wens, ons verlangen, het object van onze liefde en alles wat we in ons leven najagen illusies zijn en dat we dag en nacht deze illusie najagen dan voelen we ons teleurgesteld. We vragen ons vaak af wat er dan werkelijkheid genoemd kan worden als alles wat we kennen, zien en voelen een illusie is. Niet iedereen denkt daarover na in zijn dagelijkse leven, maar deze gedachte komt als vanzelf tot de wijze en zet hem aan tot de zoektocht naar werkelijkheid. In vroeger tijden was het de taak van de religie om de wereld te wekken tot de werkelijkheid; maar helaas wekt het moderne educatieve systeem in afwezigheid van religie interesse in alles wat illusie in plaats van de zoektocht naar de werkelijkheid te bevorderen. Niettemin kunnen we niet wegrennen van de werkelijkheid. Die lokt ons, die trekt ons aan. Zelfs via onze interesse in wetenschap, literatuur, filosofie, kunst of psychologie zijn we onbewust op zoek naar de werkelijkheid. Maar het zoeken naar werkelijkheid in illusie is net als proberen de maan op de aarde te zien. Mensen willen het gezicht van de werkelijkheid met de ogen van illusie zien en met de oren van illusie willen ze de stem ervan horen. Maar het is de werkelijkheid in henzelf die de werkelijkheid vindt.

Illusie is de een of andere bedoeling in deze manifestatie. Als er geen illusie zou zijn dan zou de werkelijkheid niet gevonden kunnen worden, want alles wordt onthuld door zijn contrast, zelfs werkelijkheid. We zoeken naar werkelijkheid wanneer we illusie ontdekken; als we nooit de illusie hadden gekend dan zouden we nooit de werkelijkheid hebben gekend. De werkelijkheid vindt zichzelf.

Je zou abstract denken kunnen beschouwen als een methode van het kennen van de werkelijkheid, maar dat hangt af van wat je verstaat onder abstract denken. Er zijn mensen die in het abstracte leven en toch bevinden ze zich verre van de werkelijkheid. Er is een Indisch verhaal over een vis die naar de koningin van de vissen ging en vroeg: ´Ik heb altijd over de zee gehoord, maar waar is de zee?´ Toen legde de koningin deze vis die naar haar toe was gekomen om te leren, uit: ´Je leeft, beweegt en hebt je wezen in de zee. De zee bevindt zich binnenin je en buiten je en je bent gemaakt van de zee en je zult in de zee eindigen. De zee is datgene wat je omringt en ze is jouw oorsprong, je einde en jee eigen wezen´. Net zoals de vis onwetend was omtrent de zee, zo kunnen zelfs degenen die het abstracte ervaren onwetend zijn omtrent de werkelijkheid ervan. Je kunt je hele leven lang in de buurt van water staan en toch dorstig blijven, niet beseffend dat het water is.

Op een dag vroeg iemand aan Boeddha: ´Wat is onwetendheid? U heeft er zo vaak over gesproken; kunt u het illusteren, kunt u het uitleggen?´ Boeddha antwoordde: ´Er was ooit eens een man die zich op een zeer donkere nacht vastklampte aan de tak van een boom. De hele nacht klampte hij zich vast aan die tak en ´s morgens zag hij dat de grond zich slechts dertig centimeter onder zijn voeten bevond. Alle angst, lijden en marteling die hij gedurende de gehele nacht had gevoeld verdwenen met de komst van de dageraad´.

Zo is de aard van onwetendheid en werkelijkheid. Iemand kan zijn gehele leven lang doorgaan om zich niet bewust te zijn van de waarheid en alle gevolgen van deze onwetendheid doormaken, want er is geen groter misfortuin dan onwetendheid. Het is de wortel van alle verdriet en ellende. Je kunt je hele leven lang doorgaan om via onwetendheid te lijden, terwijl de kennis van de werkelijkheid zich heel dichtbij bevindt als je er maar iets aan gelegen zou laten liggen om die te vinden.

De andere moeilijkheid is dat de menselijke natuur begint te zoeken naar complexiteit, want de aard van illusie is complex; de mens waardeert complexiteit en denkt dat datgene wat complex is waardevol is en de moeite waard en dat datgene wat eenvoudig is waardeloos is. De waarheid echter is eenvoudig, eenvoudiger dan alle kennis omtrent illusie, maar juist om diezelfde reden kan de mens het niet waarderen, want hij heeft de illusie zozeer gewaardeerd dat hij de werkelijkheid niet kan waarderen.

En toch lijkt het voor ons als de beperkte mensen die we zijn een blasfemie om te zeggen dat deze wereld geen werkelijkheid heeft. Het is voor ons okay om dit te voelen, maar het is niet okay om dit te zeggen, omdat we als we dat zeggen dat moeten bewijzen, dat moeten bewijzen door onze onafhankelijkheid van deze illusie – wat we niet altijd kunnen doen omdat we daar te afhankelijk van zijn. Een bewering die niet in de praktijk is gebracht is geen goede bewering; dat is de reden waarom een mysticus zich altijd zal onthouden van het zeggen van zoiets als dat dit alles een illusie is; hij probeert echter het elke dag steeds meer te voelen. En wanneer het gebeurt dat hij niet op deze manier voelt dan spijt hem dat, dan denkt hij dat hij zich verre van de werkelijkheid bevindt; maar wanneer er een glimp van tot hem komt dan beseft hij dat hij oog in oog staat met zijn Heer, omdat hij dan in het licht van de werkelijkheid staat.