Broeder- en zusterschap (2)

Broederschap is iets wat niet wordt geleerd of onderwezen. Broederschap is een aanleg, een aanleg die vanuit een hart opstijgt dat op de juiste toon is afgestemd. En in deze natuurlijke aanleg ligt het ware geluk waaruit harmonie opstijgt en dat uitmondt in vrede. De boodschap van broederschap is een boodschap van sympathie, een boodschap van harmonie. De persoon die echter niet in harmonie met zichzelf is kan niet in harmonie met een ander zijn, ondanks alle onderricht van broederschap en ondanks al zijn leren zal hij niet in staat zijn de wet van broederschap te observeren. In het gehele systeem van de schepping van de wereld ziet men een blinde impuls aan het werk als een soort mechanisme van het universum. Deze impuls is duidelijker aanwezig in levende wezens en zijn meest geprononceerde vorm is agitatie. Wanneer we de levens van de lagere schepsels bestuderen ontdekken we niet alleen dat zij een verlangen naar voedsel hebben of een verlangen om met hun vrienden op te trekken; hun voornaamste verlangen is om te slapen. Maar los hiervan is er een aanleg die zich als agitatie manifesteert, en vanwege deze agitatie vechten dieren en vogels met elkaar. Hun hele leven is gevuld met die agitatie. Bovendien zijn plantetende dieren minder geagiteerd dan vleesetende dieren, terwijl er bij vleesetende dieren een groter verlangen tot vechten bestaat. De leeuw en de tijger zeer meer geneigd te vechten dan paarden en koeien, wat aantoont dat de plantetende dieren een stap verder zijn geëvolueerd dan de vleesetende dieren. De aanleg om te eten en te drinken, om plezier te zoeken of te genieten van luxe of om geagiteerd te raken is niet slechts voorbehouden aan het menselijk wezen; hij krijgt deze karakteristieken van het dier. Sympathie, harmonie is voorbehouden aan de mens; maar alleen als de mens uitstijgt boven agitatie die zogezegd de spirit van sympathie begraaft. De mens is ongetwijfeld opgevoed, hij is opgeleid, hij heeft wat glans, hem zijn wat manieren geleerd, en daarom laat hij niet altijd zijn agitatie zien. Slechts in tijden van zwakte, wanneer hij zijn agitatie niet beheerst, breekt die los en manifesteert die zich zowel naar eigen believen als naar het believen van anderen, en bewijst daarmee dat hij nog niet klaar is om menselijk genoemd te worden.

Men kan zich afvragen of er überhaupt in het leven van een mens een moment bestaat dat hij hierboven uitstijgt. De een zal dit sneller onder controle hebben dan de ander, maar men zal het altijd beheersen als men het echt probeert. Deze spirit van agitatie laat zich zien als intolerantie, als rivaliteit, als jaloezie, als een overheersende spirit, als geïrriteerdheid of als de neiging om uit de hoogte te handelen; al deze eigenschappen laten agitatie zien. Wanneer we de levens bestuderen van degenen die de mensheid hebben gediend dan zien we dat dit het eerste was wat ze moesten overwinnen. Wanneer er wordt gezegd dat Krishna een strijd voerde met Kamsa, de monsterman, was dat monster niet buiten Krishna; dat monster bevond zich in hem. Het was deze spirit van agitatie, Krishna moest die bevechten en pas na het overwinnen van de spirit van agitatie werd hij de boodschapper van liefde.

In de Bijbel lezen we dat Jezus veertig dagen de woestijn in ging en dat Satan zich aan zijn zijde bevond. Wat is Satan? Het is dezelfde spirit die de grootste vijand van het menselijk ras is, de spirit van agitatie. En Halima geeft een symbolische, artistieke en pittoresque beschrijving van een ervaring van de Profeet. Zij zegt dat de borst van de Profeet open werd gesneden en dat er wat ongewenste materie werd verwijderd. Symbolisch gezien betekent dit dat de spirit van agitatie weg werd genomen om plaats te maken voor goddelijke inspiratie. Dit laat zien dat de mens de aardse karakteristieken erft en onder deze aardse karakteristieken is agitatie de belangrijkste. Een kind laat het soms aan zijn ouders zien, een schooljongen aan zijn vrienden, een jongeling aan zijn metgezellen, een volwassene aan zijn buren – en iedereen heeft een reden om deze verkeerde houding te rechtvaardigen. Agitatie is daarom een teken van het valse ego en wanneer dit valse ego wordt gebroken, wanneer juist deze agitatie zich zelf heeft verpletterd, net zoals vuur zich zelf afbrandt, dan begint het proces van purificatie.

De mens merkt niet daadwerkelijk op hoe ver deze spirit een persoon op het pad van spiritueel vooruitgang volgt. Iemand kan aan de poort van de hemelen arriveren en toch kan deze spirit zo ver met hem mee reizen. Hij kan zwakker worden, maar hij is er; deze spirit mag echter de tempel van God niet binnentreden en de ziel die deze spirit met zich mee draagt mag de perfecte woonplaats niet binnengaan. Zij kan tot aan de drempel van de innerlijke tempel komen, maar het wordt haar niet toegestaan om naar binnen te gaan; zij wordt tegengehouden door de kracht van diezelfde spirit van agitatie. Want de tempel van God wordt Dar-e-Sala´m genoemd, wat hetzelfde is als Jerusalem. Het betekent de deur van vrede, en agitatie is het niet toegestaan door de deur van vrede te gaan; zij moet buiten blijven. Toen de ouden zeiden: ´U kunt niet twee meesters volgen, God en Satan´, betekende dit dat Satan de spirit van agitatie is die in ons zelf te vinden is, terwijl God de spirit van vrede is in wie ons geluk zich bevindt; en we kunnen niet beide meesters volgen.

Er zijn veel bewegingen en instituties die zich bezighouden met de promotie van broederschap en ze doen allemaal wat ze maar kunnen om dit ideaal vooruit te helpen want dit is een ideaal dat de essentie van religie en de ziel van spiritualiteit is. Maar hoe kan men dit verwerven? Door in zichzelf het idee van een natuurlijke sympathie te creëeren en door te proberen het aan anderen te geven; door onszelf sterker te maken en daardoor kracht te geven aan anderen om ook tegen deze spirit van agitatie te vechten die altijd de ergste vijand van de mensheid is gebleken.

Waar komt deze agitatie vandaan? Van chaos, ofwel van het lichaam ofwel van de mind; als het lichaam zich niet in zijn juiste ritme en toon bevindt, of als de mind zich niet in zijn juiste ritme of toon bevindt. En als de mind en het lichaam niet op elkaar zijn afgestemd, als ze niet in harmonie zijn dan komt deze agitatie ook. Soms is het de reflectie van de mind op het lichaam en soms is het de reflectie van het lichaam op de mind. Hoe zeer klopt het dat de mens zijn eigen vijand is; maar waar bevindt zich die vijand? Die vijand is deze spirit; een spirit die nooit tevreden is, die niet waardeert, die niet reageert, die niet sympathiseert, die het er niet mee eens is, die niet verdraagt, die niet tolereert, die niet harmonieert. Een spirit die in opstand komt tegen elke invloed van harmonie, overeenstemming, sympathie of vriendelijkheid.

Is deze spirit een levend wezen, is het Satan, een duivel, of wat is hij? Hoe wordt hij verklaard? Wat is zijn oorsprong? De beste verklaring is dat hij als een zijden draad is die aan de ene kant in de knoop is geraakt en zich zelf in een knoop vastbindt. Maar op de plaats waar hij in de knoop zit en waar hij moeilijk uit de war is te halen blijft hij toch nog altijd een zijden draad; hij bevindt zich slechts in een omstandigheid waarin het moeilijk voor hem is omdat hij niet vrij is en het is moeilijk voor anderen omdat zij hem niet kunnen ontwarren. En zo heeft dezelfde ziel die de goddelijke adem in zich heeft, die uit de hemel is gekomen, die God op aarde vertegenwoordigt, moeite met zichzelf wanneer zij in een knoop is veranderd, moeite met anderen en anderen hebben moeite met haar. Op deze manier wordt ze disharmonieus en schept ze disharmonie; zij voelt dat ze in een of andere disharmonieuze omstandigheid verkeert. Dit betekent slechts dat zij haar natuurlijke, oorspronkelijke omstandigheid heeft verloren, haar soepelheid en haar zachtheid; en toch blijft zij van zijden, zij is niet veranderd in katoen, zij is nog altijd van zijden. Noem het Satan of duivel of wat je maar wilt, maar als men eenmaal de bron, de oorsprong weet dan kan men het niet anders noemen dan een omstandigheid. Wat dus het meest belangrijk is in het werk van broederschap is om die spirit in onszelf te ontwikkelen door boven alle knopen en moeilijkheden uit te komen, opdat we niet alleen in staat zullen zijn de regels van broederschap te volgen, maar dat alles wat op een natuurlijke wijze van ons komt broederschap uitdrukt.

In het werken naar broederschap toe is het hoofddoel van de Soefi Beweging om een beter begrip tussen de verschillende klassen, tussen de volgelingen van verschillende religies en de mensen van verschillende rassen en verschillende naties te bewerkstelligen; maar we bedoelen hiermee niet dat we hen met elkaar mengen. Als dit ons idee zou zijn dan zou dat heel wat anders zijn. We willen de tarwetelers de tarwetelers laten; de rijsttelers de rijsttelers; laat er bossen zijn waar er bossen zijn, laat er tuinen zijn waar er tuinen zijn – ze zijn alle noodzakelijk. Onze ideeën gaan niet zo ver dat ze alle schotels op dezelfde manier bereiden. Wij willen niet de vingers uitrekken zodat ze allemaal even lang zijn, want hun natuurlijke grootte is voor hen de juiste grootte; onze opvatting van gelijkheid stemt niet overeen met zo´n idee. Ons enige motief is dat het Oosten en het Westen, het Noorden en het Zuiden hun gezichten in plaats van hun rug naar elkaar toe te draaien.

We willen niet dat iedereen in de wereld dezelfde religie aanhangt of dezelfde opvoeding, dezelfde gewoonten en manieren heeft; noch denken we dat alle klassen één klasse moeten worden, wat sowieso onmogelijk is. We wensen dat alle klassen zich vermengen met elkaar en dat ieder individu toch zijn eigen uitdrukking in het leven houdt; dat alle naties hun eigenheid blijven behouden, hun individualiteit, maar tegelijkertijd good-will en een vriendelijk gevoel naar elkaar uitdrukken; dat de verschillende rassen hun eigen manieren en ideeën behouden, maar tegelijkertijd elkaar begrijpen; dat de volgelingen van verschillende religies hun eigen religies blijven aanhangen, maar tegelijkertijd tolerant naar elkaar worden.

Daarom is ons idee van broederschap op geen enkele wijze extreem. Het motief is niet om de mensheid te veranderen, maar om de mensheid op weg naar haar doel te helpen. Mensen kunnen tot dezelfde kerk behoren en toch met elkaar vechten; dan kunnen ze nog beter tot verschillende kerken behoren en elkaar toch begrijpen, elkaars religie respecteren en elkaar tolereren. Mensen kunnen tot een instituut behoren en het toch niet met elkaar eens zijn. Wat is dan de zin van dat instituut? Daarom is het geenszins de missie van de Soefi Beweging om van de gehele mensheid volgelingen van een specifieke beweging te maken, maar om de mensheid te geven wat God ons heeft gegeven zodat we mogen dienen in zijn Zaak.