Je gehele leven hangt af van je houding. Door je houding verwerf je wenselijke of ongewenste resultaten. Over het algemeen bestaat de moeilijkheid in het leven van iemand er geheel en al uit dat hij zijn eigen houding niet meester is. En hoe geleerd, intelligent of spiritueel iemand ook mag lijken te zijn, als hij geen controle over zijn houding heeft en geen inzicht heeft in het resultaat van die houding dan is hij niet ver op het pad gevorderd.
Hoewel een juiste houding een aangeboren kwaliteit is kan die veranderd en ontwikkeld worden. Een juiste mind heeft een juiste houding, een verkeerde mind een verkeerde. Soms raakt de mind in een achterbakse of onbeholpen positie terecht of bevindt hij zich niet op zijn juiste plek en lijkt alles wat iemand doet hem verkeerd toe en lijkt alles wat hij doet verkeerd uit te pakken. Dit gebeurt in het leven van sommige mensen heel vaak en in het leven van anderen slechts met tijden.
In het Sanskriet bestaat er een gezegde dat wanneer er een slechte tijd aanbreekt in iemands leven dat de mind dan van houding verandert. Degene echter die naar zijn mind kijkt als ware hij een compas die altijd de juiste richting op wijst en die hierin blijft geloven, zal altijd de juiste houding vinden. En wanneer iemand eenmaal een sleutel voor zijn houding in het leven heeft gevonden dan kan alles hem tot nut zijn, zoals bijvoorbeeld nederigheid en trots. Degene die nederigheid als principe heeft is niet in staat tot trots en degene die trots als principe heeft is niet in staat tot nederigheid: de een mist het rechterbeen en de ander het linker en in beide gevallen mist er iets. Er is een moment waarop nederigheid wint, waarop nederigheid iemands positie verheft, waarop zij harten smelt en waarop zij de grootste deugd in het leven van de mens is; en op zulke momenten is het in alle ernst verkeerd als er een gemis aan nederigheid is. Maar er is daarentegen een moment waarop trots op zijn plaats is, waarop trots een rol te vervullen heeft, waarop die iemand verheft of waarop die hem steunt; en op dat moment is hij verloren als hij het principe van nederigheid in praktijk brengt. Daarom is niet het principe het voornaamste, maar het gebruik maken ervan.
Wanneer we tegen een componist zeggen: ´De muziek die je hebt gecomponeerd is prachtig´, en hij daarop reageert met: ´Dat is die zeker´, dan is het alsof zijn gehele compositie ontstemd is geraakt. In zo´n geval zou hij in harmonie met zijn muziek zijn geweest als hij nederigheid had betoond. Maar wanneer iemand met grote nadruk door zijn vrienden wordt aangespoord om iets te komen drinken in een café, dan kan dat dan wel goed zijn voor zijn vrienden, maar niet voor hem en als zijn trots hem op dat moment zou helpen door hem te laten zeggen: ´Het spijt me, maar ik kan niet komen´, dan zou dat heel wat beter zijn dan om hen nederigheid of beleefdheid te betonen door te zeggen: ´Ik zal komen´.
Zo is het ook met optimisme en pessimisme. Er zijn mensen die koppig vasthouden aan optimisme en er zijn mensen die denken dat het wijs is om altijd pessimistisch te zijn. Beide groeperingen vergissen zich. Optimisme neemt een bepaalde plaats in en pessimisme ook. Als je met pessimisme naar elk teken van tegenslag kijkt dan zou je in staat kunnen zijn een komende tegenslag af te wenden. Als bijvoorbeeld een jonge violist, onder wiens publiek er zich wellicht vijftig mensen bevinden van wie hij zelf voelt dat ze hem niet waarderen, pessimistich is ten opzichte van dat gevoel dan zal hij in de loop van de tijd ondervinden dat iedereen in het publiek hem zal waarderen. Als zijn pessimisme zich echter te sterk ontwikkeld dan zul hij uiteindelijk ondervinden dat iedereen in het publiek tegen hem is.
Er zijn bepaalde zaken waarover we pessimistisch dienen te zijn en er zijn andere zaken waarover we optimistisch dienen te zijn, en beide zijn noodzakelijk in het leven. Als iemand zegt: ´Jouw vriend is onvriendelijk tegen jou, hij houdt niet van je, hij is geen echte vriend voor jou´, en we een houding aannemen dat we zijn kritiek niet geloven dan zal deze kritiek negatief blijven en zal die noch effect op ons noch effect op onze vriend hebben. Wanneer we daarentegen die kritiek geloven dan zal het juist die eigenschap toegestaan worden zich in onze vriend te manifesteren. Wanneer iemand zegt: ´Ik ga vechten, maar ik twijfel eraan of ik zal gaan winnen´, dan zou hij er beter aan doen niet te gaan vechten. Maar degene die alle tekenen opmerkt die aantonen dat er geen sprake kan zijn van een overwinning en desondanks voelt dat hij zal gaan slagen, zal uiteindelijk zeker winnen. Het is iets groots om een pessimistische houding te hebben ten opzichte van al datgene wat niet zou moeten gebeuren en om een optimistische houding te hebben ten opzichte van al datgene waarvan je wilt dat dat zou gebeuren. Heel vaak valt iemand die verblind is door de feiten juist op zijn gezicht vanwege die feiten en soms wordt de waarheid door de feiten verborgen; maar hij zou er beter aan doen de feiten te negeren en vast te houden aan zijn optimistische gezichtspunt. Het laatste lijkt op het staan in de ruimte en het eerste lijkt op het kruipen over de grond. Er bestaat een gezegde in India dat iedereen daar kent: ´Als de houding juist is, dan zal alles gemakkelijk worden´, en met de juiste houding wordt de gepaste houding ten opzichte van het leven bedoeld.
Vervolgens is er de kwestie van een hoopvolle instelling en berusting. Berusting is de eigenschap van de heiligen en een hoopvolle instelling is de eigenschap van de meesters. In alle verlichte zielen is er echter balans. De te prefereren berusting is de berusting ten aanzien van het verleden. We zouden berustend dienen te zijn met betrekking tot alles waaraan we hebben geleden, tot alle pijn waar we doorheen zijn gegaan, tot alles wat verkeerd is gegaan, tot alles wat we hebben verloren. Maar we zouden die berusting niet moeten doorvoeren ten aanzien van het heden, omdat het heden met een hoopvolle instelling tegemoet getreden zou moeten worden. Door hoopvol te zijn ben je soms in staat om je leven te veranderen, terwijl je daarentegen door berustend te zijn de omstandigheden toestaat zich gedurende het leven voort te zetten.
Zelfs een zo grootse en prachtige eigenschap als tevredenheid, die het teken van de heiligen is, zou soms wel eens nadelig in je leven kunnen blijken te zijn. Wanneer iemand tevreden is met de omstandigheden van zijn leven dan zal dit zijn enthousiasme beïnvloeden en in de loop van de tijd zal zijn enthousiasme verlamd raken terwijl zijn ontevreden hart daarentegen een enthousiasme uitzendt dat een legereenheid wordt die hem in staat stelt voorwaarts te gaan. Tevredenheid blijkt heel vaak een fout te zijn in mensen die dan wel in hun aard harmonie, kalmte, vrede en vriendelijkheid mogen tonen, maar die tegelijkertijd niet voorwaarts gaan. Maar bij dingen waaraan je niets kan doen, in situaties die niet veranderd kunnen worden of in omstandigheden die altijd dezelfde zullen blijven, kun je net zo goed maar tevreden zijn. Bovendien hecht je wanneer je boven bepaalde zaken in het leven uitgestegen bent er geen enkele waarde meer aan; in dat geval is tevreden zijn de tevredenheid van de heiligen, van de wijzen. Maar als je bepaalde zaken die je van het hoogste belang acht wenst te verwerven dan zou je niet tevreden dienen te zijn, dan zou je geen tevredenheid in praktijk dienen te brengen maar enthousiasme. Je zou je enthousiasme zodanig moeten laten toenemen dat de wilskracht dat enthousiasme zou gaan gebruiken om het gewenste resultaat uit dat enthousiasme voort te brengen.
Er zijn twee verschillende instellingen. Aan de ene kant is er degene die voelt dat hij iets naar buiten toe moet doen, dat hij het moet voltooien; maar die hoewel hij er druk mee is er geen hoop op succes heeft. Hij kan aan het studeren zijn voor een examen of hij kan aan het werk zijn met zijn handen of met zijn hersenen, maar in zijn achterhoofd blijft hij vasthouden aan de gedachte dat het niet succesvol zal zijn. Ik heb een schrijfster gekend die deze instelling had. Zij was zeer getalenteerd en alles was aanwezig om succesvol te zijn, maar die onfortuinlijke instelling was zo sterk dat zij elke keer wanneer zij iets schreef zich afvreog: ´Zal het werkelijk geaccepteerd worden? Ik vraag me af of het aan zal slaan´. Haar eerste gedachte was ontkenning. En wat gebeurde er? Ze schreef voortreffelijke artikelen, essays en boeken, maar wanneer die naar een uitgever werden gestuurd werden ze nooit geaccepteerd. Dat lag niet aan haar essay of aan haar boek; dat lag aan haar houding. De invloed die ze er in stopte verpestte alles.
En dan is er een andere instelling, de instelling van iemand die niet voltooit, die niets doet behalve hoopvol zijn. Hij zal ook worden teleurgesteld, want hij is hoopvol over niets. Hij hoopt erop dat er schitterende dingen zullen gebeuren, maar hij beweegt niet, hij werkt er niet voor.
Het lijkt er bij deze twee groepen mensen op dat de ene groep het lichaam heeft maar niet de mind en dat de andere groep de mind heeft maar niet het lichaam; beide schieten ze ergens in tekort. Het is évenwicht dat wenselijke resultaten voortbrengt: aan de ene kant een hoopvolle instelling en aan de andere kant doorzettingsvermogen. Er zijn natuurlijk wat mensen die gebrand zijn op doorzettingsvermogen, maar die tegelijkertijd ook niets anders hebben dan doozettingsvermogen. Zij lijken op een machine die iets kan produceren of iets kan maken. Er dient echter eerst een machine-deskundige te zijn om haar in werking te zetten. De machines kunnen dat niet alleen. Dit maakt iemand zeer afhankelijk.
Samengevat kunnen we zeggen dat het de juiste houding is om een evenwicht te bewaren tussen de rede en een hoopvolle instelling. Er dienen feiten te zijn en die feiten dienen gepaard te gaan met wilskracht. Er moet een hoopvolle instelling worden opgebouwd op grond die solide en sterk is; en als iemand een hoopvolle houding bezit die stevig is opgebouwd op de grond van de rede dan zal hij ongetwijfeld succes boeken.