De levensreis bestaat uit de komst van de ziel vanuit haar oorspronkelijke plek naar de manifestatie en haar terugkeer vanuit de manifestatie naar haar oorspronkelijke omstandigheid. De betekenis van het leven zoals wij dat begrijpen ligt louter en alleen in deze reis. De omstandigheid van de ziel voor en na deze reis wordt door de mens niet erkend noch herkend. In werkelijkheid is de ziel voor deze reis geen ziel noch blijft de ziel na deze reis een ziel. Maar voor mensen die vasthouden aan hun persoonlijkheid en die nog niet de ruimere horizon van kennis hebben geproefd is het heel moeilijk deze kennis tot zich te nemen. En daar alles wat ze weten henzelf betreft is God voor hen niet meer dan een idee en raken ze soms teleurgesteld en ontmoedigd. Ongeacht welke conceptie hen ook maar wordt gegeven, niets kan het feit wegnemen dat een ziel slechts als een individu bestaat vanaf de tijd dat ze als een stroom via de verschillende sferen naar buiten schiet tot het moment waarop ze teruggaat en haar oorspronkelijke Wezen ontmoet.
Er is een verschil tussen eeuwig en altijddurend. Het woord ´eeuwig´ kan nooit met de ziel worden verbonden, want datgene wat een geboorte en een dood heeft, een begin en een einde, kan niet eeuwig zijn hoewel het wel altijddurende kan zijn. Het is altijddurend volgens onze conceptie. Het duurt voort voorbij alles wat we kunnen bevatten en begrijpen, maar wanneer we bij het eeuwige uitkomen dan is dat God als enige.
Verschillende sferen zoals de engelensfeer en de djin-sfeer zijn als klei die voor de ziel wordt gemaakt om er gebruik van te maken. Met andere woorden, de ziel leent van de engelensfeer de materie van die sfeer. Het wordt materie genoemd omdat er geen andere term voor bestaat behalve materie of substantie van die sfeer. Vervolgens verzamelt ze van de djin-sfeer de substantie van die sfeer en die substantie bedekt de substantie die ze al in de engelensfeer heeft verzameld. En hierna verzamelt de ziel de substantie van de fysieke sfeer om zich heen.
Door de substantie van de fysieke sfeer te analyseren kunnen we tot een betere conceptie komen van het idee dat de gehele schepping wordt gemaakt opdat de mens gecreëerd zou kunnen worden en dat alles wat daaraan vooraf gaat daar een voorbereiding op is. Zelfs de engelensfeer en de djin-sfeer waren voorbereidende fasen voor de ziel die op weg was naar de manifestatie.
Zo komen we bij de analyse van de vier verschillende soorten klei waarmee het lichaam van de mens wordt samengesteld. De eerste soort klei komt uit het koninkrijk van de mineralen. Rotsen en bergen werden als eerste gemaakt. Bomen en planten kwamen daarna. En het derde proces was dat dezelfde substantie die eerst rots en berg en vervolgens boom en plant werd, later steeds levendiger werd en zich manifesteerde in de vorm van dieren en vogels. En uit deze zelfde substantie werd het lichaam van de mens gemaakt. Het is alsof God een klei voor de mens had gemaakt die eerst verdicht was in de vorm van een rots en in de vorm van een boom, vervolgens minder verdicht in de vorm van een dier totdat de klei nog verfijnder werd gemaakt zodat het in de vierde fase de substantie voor het lichaam van de mens zou worden.
Om deze reden is de mens voor zijn onderhoud afhankelijk van al deze substanties. Er bestaat een substantie van mineralen die goed is voor zijn gezondheid, er is het plantenkoninkrijk waarvan hij afhankelijk is voor zijn voedsel en er is het dierenkoninkrijk die ook dient tot zijn onderhoud. Omdat zijn lichaam van deze elementen is gemaakt wordt het ook door deze elementen onderhouden. De mens is gemaakt van deze vier substanties, het vlees, het bloed, de huid en de botten vertegenwoordigen daarin de vier verschillende soorten klei.
Bovendien begint de mens vanaf de baby- en de kindertijd de kwaliteiten te tonen die hij vanuit de verschillende sferen heeft verzameld. De babytijd bijvoorbeeld laat het teken van de engel-wereld zien. In de vorm en het gezicht van de baby, in zijn uitdrukkingen, in zijn glimlachjes kunnen we de engel-wereld zien. Een kind is als een afgezant die uit de hemel naar de aarde is gestuurd. En de vroege jeugd begint de kwaliteit van de djin-wereld te tonen. De onderzoekende aanleg om te vragen wat alles is, de liefde voor alles wat goed en mooi is en alles wat aantrekkingskracht op de zintuigen heeft, deze kwaliteiten van de djin-wereld manifesteren zich in een kind. Het kind neemt alles zo scherpzinnig in zich op, het kind herinnert zich meer dan volwassenen zich kunnen herinneren, het kind is erop gebrand om alles te begrijpen wat het tegenkomt, is zeer bereidwillig om te leren en blij om het zich te herinneren. Dit zijn allemaal djin-kwaliteiten. Later, in de puberteit, worden de kwaliteiten van de wereld duidelijk.
Wanneer de mens ouder wordt toont hij een terugkeer naar dezelfde kwaliteiten. Eerst de djin-kwaliteit. Wanneer hij alle ervaringen van de wereld heeft gehad en een bepaalde leeftijd heeft bereikt dan is hij er erg op gebrand om alles wat mooi is tot expressie te brengen. Op deze leeftijd worden menselijke wezens intelligent, zij spreken, zij onderrichten, zij begrijpen zaken die jonge mensen niet kunnen begrijpen. De djin-kwaliteit ontwikkelt zich. En wanneer hij nog ouder wordt dan ontwikkelt zich de engel-kwaliteit, dan verschijnt er onschuld met haar innemende glimlachjes, dan zijn alle kwaadwillendheid en alle vooroordeel verdwenen en begint er zich een kwaliteit van voortdurend weg willen geven te manifesteren. Als je niet ziet dat deze kwaliteiten zich in sommige mensen aan het ontwikkelen zijn dan komt dan gewoonlijk omdat zij meer in beslag zijn genomen door de wereld en dan toont de natuurlijke ontwikkeling zich niet.
In de babytijd toont de mens een mineralen-kwaliteit en dat is de trage perceptie van alles. Een baby leeft net als een rots, zittend of liggend en beweegt zich niet zo snel als een ouder kind. Hij heeft in het zien, het horen, het reageren, het waarnemen, in alles, een traag ritme. Hij toont de rots-kwaliteit. En in de kindertijd verschijnt de planten-kwaliteit: het kind groeit net zoals planten groeien en het kind begint net zoals bomen en planten ontvankelijk te zijn voor menselijke sympathie te reageren. Bij een liefhebbende persoon groeit de plant sneller en bloeit die beter en op dezelfde manier groeit een kind harmonieuzer op bij een liefhebbende opvoeder. Maar wanneer die liefde niet wordt gegeven dan raakt het leven van het kind geruïneerd net zoals planten en bomen wegkwijnen.
In de puberteit begint de dier- of de vogelkwaliteit zich te tonen en dat demonstreert op zijn beurt de continuïteit van hetzelfde proces, het proces van de engelensfeer, van het djin-bestaansniveau en van de fysieke wereld. Bij de ouderdom is het weer hetzelfde proces, maar dan in de omgekeerde richting: eerst begint zich het planten-koninkrijk te tonen en wordt iemand milder, vriendelijker, bedachtzamer en omzichtiger, net zoals bomen dat zijn in vergelijking met rotsen. En als je voortgaat dan kom je dichter bij het mineralenkoninkrijk. Dan ontwikkelen zich een bepaalde exclusiviteit, een terughoudendheid, een verlangen om zich terug te trekken en een liefde voor eenzaamheid, die allemaal kwaliteiten zijn van het mineraalkoninkrijk.
Er zit een andere uiterst interessante kant aan dit onderwerp en dat is de spirituele ontwikkeling. Iemand die zich spiritueel ontwikkelt toont ook de kwaliteiten van die sferen waar hij vandaan is gekomen en van die substanties waarop hij heeft geleefd. De eerste kwaliteit die een spiritueel gevorderd iemand bijvoorbeeld toont is dat hij opmerkzamer, alerter, ontvankelijker, extraverter, begrijpender, sympathiserender en harmonieuzer is. Waar komt dit allemaal vandaan? Dat komt uit het dierenkoninkrijk.
Als hij verder gaat begint de mens de planten-kwaliteit te tonen: vriendelijkheid, mildheid, zachtaardigheid en vooral het voortbrengen van vruchten en dat aan iedereen schenkend, zowel aan degenen die het verdienen als aan degenen die het niet verdienen. Degene die de tak van de boom kan bereiken kan het fruit plukken. Mensen gooien stenen naar bomen en snijden erin, maar hoewel dit ongetwijfeld de boom zeer doet, neemt de boom het ze niet kwalijk. Hij heeft vruchten voortgebracht en is bereid ze aan hen te geven. En dit wordt de omstandigheid van de spirituele persoon: bereid om iedereen die het nodig heeft zijn diensten te verlenen, vruchten en bloemen voortbrengend die anderen kunnen voeden en behagen.
Later neemt de mens de steen-kwaliteit in zich op en dat behelst het verdragen van hitte en kou en van storm en wind en daarin standvastig te blijven staan. De ziel die zich spiritueel verder heeft ontwikkeld wordt zo. Alles wat er op hem valt accepteer hij. Hij houdt van terugtrekking, hij houdt van eenzaamheid en tegelijkertijd kan de wereld hem daar uit trekken en kan het leven hem dwingen in de wereld te zijn. Maar de rotsen zoeken altijd de wildernis, zij behoren tot de wildernis, zij leven in de wildernis; dat is hun zoeken, dat is hun plaats.
Er zijn in de geschiedenis van de wereld veel koningen en veel rijke mensen geweest, maar zij zijn nooit zo geliefd geweest en zo hooglijk door menselijke wezens geëerd als de spirituele zielen. Waarom is dat zo? Omdat het idool van God uit rots wordt gehouwen; en wanneer een mens een rots is geworden, dan wordt hij aanbeden, dan wordt hij een levend idool. En als je vraagt waarom de mens een rots moet worden teneinde aanbeden te worden dan is het antwoord omdat de rots zich niet van zichzelf bewust is. Mensen geven er meer de voorkeur aan om een rots te aanbidden dan om een mens te aanbidden, dus wanneer een spirituele ziel de fase heeft bereikt waarin hij een rots is geworden, zich niet meer bewust van zijn kleine zelf, zich onbewust van zijn beperking, zich nergens zorgen over makend, onthecht van alles en iedereen dan kan het niet anders of die ziel moet worden aanbeden.
Er zijn drie hogere kwaliteiten die zich ook manifesteren wanneer iemand spiritueel wordt. De menselijke kwaliteit manifesteert zich wanneer hij persoonlijkheid ontwikkelt. Dit is de eerste stap. Wanneer er spirituele vooruitgang is dan staat de persoonlijkheid in bloei. De djin-kwaliteit manifesteert zich in de volgende fase wanneer een spiritueel iemand begint te onderrichten, wanneer hij in zijn inspiratie en zijn inzicht in de menselijke natuur en in de verleden, heden en toekomst genius begint te tonen. En wanneer hij de fase bereikt waarin de engel-kwaliteit zich manifesteert dan begint hij onschuld, eenvoud, liefde voor iedereen, sympathie en Gods-bewustzijn te tonen. De engel-kwaliteit manifesteert zich in de spirituele mens wanneer hij zich uit de wereld heeft teruggetrokken, wanneer hij zijn mind op de kosmos heeft gecentreerd en wanneer zijn bewustzijn niet langer een individueel bewustzijn is. Tegen die tijd is hij Gods-bewust geworden.