Behalve goddelijke wijsheid kan niets in de wereld ons geluk en tevredenheid schenken. Alle andere zaken die aan onze behoefte lijken te voldoen tonen een tijdje hun belang, maar na verloop van tijd zal er hetzelfde verlangen zijn. Slechts in goddelijke wijsheid wordt het doel van ons leven voltooid. De basis van mystiek is te vinden in het gezegde van de Bijbel: ´Zoekt eerst het koninkrijk van de hemel en alles zal u worden toegevoegd´. De zoektocht van de mysticus is dus naar dat koninkrijk, naar God en wat vindt hij op die zoektocht? Op de zoektocht naar God vindt hij zijn zelf.
Mystiek onderricht communicatie met het zelf en stelt het zelf in staat met het leven te communiceren. De manier om mystiek te leren is ook heel anders dan de manier waarop je andere zaken leert. Bij het leren hiervan communiceer je met zaken, maar bij het leren van mystiek communiceer je allereerst met je zelf en dit stelt de mens in staat met het uiterlijke leven te communiceren. Het is niet alleen maar een legende uit vroeger tijden dat heiligen en wijze mensen met bomen, planten, dieren en vogels spraken. Een ziel die met het leven kan communiceren, die met het zelf kan communiceren, zal zelfs heden ten dage met dieren, vogels, bomen en planten kunnen communiceren.
Vaak schilderen mensen een mysticus af als een dromer, als iemand die wordt bedwelmd, een dronken iemand; in werkelijkheid echter wordt in de ogen van de mysticus ieder ander bedwelmd, want de kennis van mystiek is nuchterheid. Het bewustzijn van de mysticus maakt hem nuchter, want hij begint dingen helderder te zien. Omdat zijn taal niet altijd wordt begrepen kan hij er meestal niet over praten. Mensen hebben reden om een mysticus te beschouwen als een dronken persoon: hij neemt geen notie van dingen waarvan ieder ander notie neemt, hij hecht geen belang aan dingen die ieder ander belangrijk acht, hij denkt niet zoveel over zichzelf na als dat ieder ander dat doen, hij kijkt niet op dezelfde wijze naar iedereen als dat andere mensen dat doen, hij oordeelt mensen niet in het hetzelfde licht als dat ieder ander anderen oordeelt, hij denkt niet op dezelfde manier over God en de mens als ieder ander dat doet. Het wordt voor de mysticus vanzelf moeilijk om in de wereld te leven waarin zijn taal niet wordt begrepen, terwijl hij de taal van alle anderen begrijpt. Nog voordat wij tegen een mysticus hebben gesproken heeft hij ons al horen spreken; nog voordat wij onze gedachte tot expressie hebben gebracht heeft hij die al gelezen; nog voordat wij ons gevoel tot expressie hebben gebracht heeft hij dat al gevoeld. Dat is de reden waarom een mysticus beter met iemand anders communiceert dan je ooit zou kunnen vermoeden en dus is de beste definitie die er over mystiek gegeven kan worden dat ze communicatie met het leven is.
Een mysticus wordt ongetwijfeld als mysticus geboren; het is een bepaalde type mind dat mystiek wordt geboren; maar mystiek kan ook verworven worden. Een ziel die als mysticus wordt geboren zal vanaf zijn wieg mystieke aanleg tonen; maar mystiek die wordt verworven is een grotere verwerving, want dan heb je een normale voortgang in de richting van goddelijke wijsheid gemaakt.
Nu is de vraag hoe iemand met zijn zelf communiceert. Door zelf-analyse. Ongetwijfeld schuilt er gevaar in zelf-analyse. Wanneer iemand zich altijd maar afvraagt hoe verkeerd hij is, hoe slecht hij is, hoe verknipt hij is of hoe dom hij is dan zal hij nooit stoppen met zich zorgen over zichzelf te maken en hoe meer hij op deze manier voortgaat hoe meer hij in zichzelf de spirit van verkniptheid of domheid zal vinden. Wellicht zal hij dan gedurende zijn gehele leven die zelfde spirit in zichzelf blijven vinden. De mysticus delft dieper in zichzelf teneinde te ontdekken wat datgene is wat hem het teken van bestaan schenkt, wat datgene is wat in hem leeft en wat datgene is wat sterft, wat datgene in zijn wezen is wat beperkt wordt en wat datgene is wat zich voorbij de beperking bevindt. Door hierop te mediteren communiceert de mysticus met zijn zelf. En om met anderen te communiceren verwijdert hij de barrière die tussen de een en de ander, tussen ´ik´ en ´jij´ in staat.
Wat de religie en de moraal van de mysticus betreft heeft de mysticus één moraal en dat is liefde. En hij heeft in zijn religie één doel en dat is God tot werkelijkheid te maken. Daarom wordt zijn God een grotere God dan de God van miljoenen mensen die zich slechts voorstellen dat er ergens een God bestaat. Voor hem is God werkelijkheid. Hoe kun je God tot werkelijkheid maken? Daar wij in staat zijn om datgene wat onwerkelijk is tot werkelijkheid te maken, is het heel gemakkelijk om werkelijkheid tot werkelijkheid te maken.
Er was ooit eens een Brahmaan die zijn idool aan het aanbidden was en er kwam iemand langs en die zei tegen hem: ´Wat dwaas! U bent een Brahmaan uit een hoge klasse, u bezit een zo grote beschaving en toch aanbidt u een God van steen die u met uw eigen handen heeft gemaakt!´ De Brahmaan zei: ´Als u geloof bezit dan zal deze god van steen voor u een werkelijke god worden en als u geen geloof bezit dan zal zelfs de vormloze God die zich in de hemel bevindt niets voorstellen´. Het idee hierachter is dat we de werkelijkheid van God niet kennen en zien omdat we alles wat in onze ogen onwerkelijk is tot werkelijkheid hebben gemaakt. Wij worden erdoor beïndrukt, wij leven in de hunkering ernaar, wij jagen het na en we leven erin. En op die manier worden we als het ware van ´s morgensvroeg tot ´s avonds laat gewikkeld in deze wereld van illusie, in alles wat onwerkelijk is en in alles wat onze ogen bedekt voor de werkelijkheid.
Teneinde goedheid te vinden dien je verkniptheid te vinden om het daarmee te vergelijken. Wanneer we beide hebben gevonden, worden ze beide helder. Verkniptheid zal tonen wat goedheid is. Teneinde de werkelijkheid te vinden dienen we de kennis te vergaren omtrent datgene wat onwerkelijk is en dat is niet zo moeilijk. In ons dagelijks taalgebruik gebruiken we het woord vals. Vals is datgene wat niet werkelijk is. Alles wat overhevig is aan verandering en destructie kan in de verschijning iets anders lijken te zijn, maar het is nooit datgene wat het voorwendt te zijn. Dit hele bestaan dat zich voor onze ogen bevindt en dat onderhevig is aan verandering en dood is geen werkelijkheid; dat kan geen werkelijkheid zijn; maar we kunnen dit slechts zien wanneer we wat kennis van de werkelijkheid hebben verworven. Als we er niet naar kijken als ware het onwerkelijk dan hebben we niet het verlangen om te vinden wat werkelijk is. Wij dienen uit te vinden wat onwerkelijk is en te accepteren dat het onwerkelijk is. Alleen dan kunnen we de volgende stap zetten en dat zal het vinden van de werkelijkheid behelsen.