15. Psychologie, de beheersing van de mind

Psychologie is een wetenschap over de menselijke natuur, de menselijke neigingen, de menselijke gerichtheden en de menselijke gezichtspunten. Hoe meer iemand de diepten van deze wetenschap aanraakt, hoe meer dat hem verlicht doordat ze het leven helderder maakt voor zijn blik. Het woord psychologie wordt hier niet gebruikt in de betekenis waarin het tegenwoordig als een tak van de moderne wetenschap over het algemeen wordt begrepen, ik bedoel met psychologie het gezichtspunt van de denkers, de manier waarop de wijzen naar het leven kijken, de manier van de bedachtzamen, de ideëen van degenen die het leven op een volledigere wijze kennen. Er bestaat een individuele psychologie en een psychologie van de massa. Ook is het interessant dat hoe meer je vertrouwd raakt met psychologie, hoe meer je de onnadenkende kant van de bedachtzame mens, de dwaze kant van de wijze mens, de bedwelming van de nuchtere mens en de zwakheid van de sterke mens begint te zien.

Een belangrijk aspect van psychologie is de houding van de mind. De mind neemt een bepaalde houding aan en vervolgens komt de gehele wereld in de schaduw van deze houding te staan. Als je angstig, twijfelend of achterdochtig bent dan wordt dat de houding van de mind en word je bij alles wat je ziet achterdochtig, angstig of twijfelend en zoals Sa´di zegt heeft elk brein iets hiervan. Je weet nooit wanneer je je houding verandert. Het leven is een bedwelming. Hoe iemands´ houding toevallig ook is, in overeenstemming met die houding kijkt hij naar het leven. Hij kan de meest bedachtzame, wijze, gekwalificeerde en geleerde mens zijn die er is, maar als hij toevallig een van deze houdingen van angst, twijfel of achterdocht bezit dan zal de gehele wereld reden voor hem zijn om de waarheid te bewijzen van datgene van wat er zich ook maar in zijn achterhoofd bevindt. Dit betekent niet dat dingen en mensen in de wereld daadwerkelijk worden wat hij vreest, wat er gebeurt is dat de schaduw van zijn mind op hen valt en dat de handeling van de schaduw hem vervolgens overtuigt van de juistheid van zijn twijfel, van de waarheid van zijn achterdocht en van de werkelijkheid van zijn angst. Met andere woorden, zijn twijfel, achterdocht of zijn angst worden voor hem als een levende entiteit.

Er is een amusant verhaal over een opium-eter die, half slapend, half wakker op het gras lag met zijn hoed op zijn knieën, denkend: ´Stel dat er een dief voorbij zou komen, wat zou ik dan doen?´. En hij had dat nog niet gedacht of hij zag een dief voor zich staan. Hij zocht een stok en sloeg de dief hard waarna hij plotseling ontwaakte en zei: ´Nou, je gaf dat mij, maar ik heb het je zeker wel betaald gezet!´ Er was helemaal geen dief, het was zijn eigen knie. Zijn knie met zijn hoed erop leek een moment een dief te zijn omdat er de gedachte aan een dief in zijn mind was. Hij tilde vriendelijk en zachtjes zijn stok op en toen hij sloeg had hij nooit gedacht dat hij zichzelf zou slaan. Op dat moment was er angst, was er een dief, was er een gevecht en was er pijn. En wat was het nu allemaal? Hij zelf.

Zo is het leven van de mens. De mens neemt deze opium uit het leven. Hij heeft een diepe impressie van angst, twijfel, achterdocht, vooroordeel of wantrouwen en wanneer deze impressies op anderen vallen dan zorgen die ervoor dat hij in die anderen hetzelfde ziet als wat hij in de diepten van zijn hart verborgen houdt.

Een jonge man zei op een dag tegen zijn vrienden: ´Je kunt me naar elke plek sturen waar het spookt. Daar kan ik tegen, want ik geloof niet in zulke dingen´. Een vriend vroeg hem: ´Denk je dat je de hele nacht op het kerkhof kunt blijven?´ Hij antwoordde bevestigend en dus verbleef hij daar de hele nacht zonder angst. Er verscheen niets, maar vlak voor zonsopgang, toen hij opstond na de hele nacht op het spook te hebben gewacht en op het punt stond het kerkhof te verlaten, werd zijn mantel gegrepen door wat doornen op de grond en voelde hij een rukje. Die schok zorgde ervoor dat hij flauwviel en bijna dood ging.

Wanneer iemand denkt: ´Iedereen is onvriendelijk tegen me, niemand is mijn vriend´, dan zal hij waar hij maar kijkt onvriendelijke gezichten zien. Het kunnen uiterst vriendelijke, beminnelijke en vriendelijke mensen zijn, maar hij ziet ze als onvriendelijk. Wanneer iemand vermoed dat mensen tegen hem zijn dan gelooft hij dat hij dit ziet in alles wat ze doen. Als hij weet dat iemand een brief heeft geschreven dan denkt hij: ´Hij is iets tegen me aan het schrijven´; als hij iemand ziet die zijn eigen gedachten aan het volgen is dan denkt hij: ´Hij is over mij aan het nadenken, hij is op dit moment iets tegen me aan het plannen´; als hij iemand aantreft die aan het slapen is dan zal hij zelfs denken: ´Hij is tegen me aan het dromen!´ Wat er uiteindelijk gebeurt is dat deze gedachte als een schaduw op de mind van iedereen valt die hij ontmoet of over wie hij aan het denken is en dat deze schaduw diegene verandert in die schaduw. En als die persoon toevallig zwak is dan zal hij onbewust iets tegen de ander doen. Hij doet dat niet bewust, maar degene die die gedachte had heeft hem ertoe geïnspireerd dat te doen en om zodoende te bewijzen dat hij tegen hem was.

Met wantrouwen is dat hetzelfde. Wanneer we iemand niet vertrouwen denken we dat alles wat hij doet niet te vertrouwen is. Zo lijkt het. En als we zouden vechten tegen iedereen die ons de schaduw van onze eigen gedachte laat zien dan zou er geen einde aan het gevecht komen. We zouden prikkelbaar worden en uiteindelijk zouden we bezwijken aan die prikkelbaarheid, zouden we gek worden en zou er iedere vorm van pech door die houding worden aangetrokken of zouden we heel bang worden bij onze eigen angst. Dit gebeurt in zoveel gevallen dat we niet kunnen zeggen dat er ook maar een op de duizend mensen vrij van is. Als we onszelf zouden genezen van deze impressie dan zouden we de uiterlijke omstandigheden van ons leven veranderen zelfs zonder dat te proberen; alleen al door zelf te veranderen kunnen we de uiterlijke omstandigheden veranderen. We kunnen ook degenen die we niet kunnen vertrouwen veranderen in betrouwbare mensen; we kunnen objecten en individuen voor wie we bang zijn veranderen in grote vrienden. Wanneer de mind eenmaal is vrijgemaakt van achterdocht dan lopen we weinig risico ooit nog iemand te wantrouwen.

Dit betekent niet dat het een grote deugd is iedereen maar te vertrouwen. Als je dit doet zou dat jou verantwoordelijk maken voor ieders´ portemonnee, dan zou je een grote verantwoordelijkheid op je nemen. De Profeet heeft gezegd: ´Bind je kameel vast aan de boom en vertrouw vervolgens op God´. Als iemand echter in die mate vertrouwen had ontwikkeld dat hij de kameel aan de ruimte en zichzelf aan God had toevertrouwd dan zou hij niet meer naar de kameel verlangen. Vertrouwen of niet vertrouwen, deze verschillende houdingen volgen onze ervaring. Wij verzamelen geleidelijkaan ervaring uit het leven en deze ervaring onderricht ons wie we kunnen vertrouwen en wie niet. Ongetwijfeld zijn er mensen die iedereen wantrouwen, maar dat is een ziekte, dat is niet normaal.

Je hoeft niet te zeggen dat je voor niets bang hoeft te zijn, hoewel je wel kunt zeggen dat angst iets verkeerds is. Er is een verhaal over een Brahmaan, een jonge man die zeer beïndrukt was door hetgeen zijn goeroe hem had verteld: dat de gehele manifestatie de immanentie van God is en dat er dus niets is om bang voor te zijn of te wantrouwen. Deze gedachte maakte dat de jonge man zich nogal op zijn gemak en comfortabel voelde in de wereld. Toen daagde er op een dag een gekke olifant op op de weg waarop de jonge man aan het lopen was. De mannen die voor de olifant uit renden riepen: ´Opzij! Opzij! De olifant komt eraan!´, maar de jonge man ging niet opzij. Met samengevouwen handen stond hij net zo onbevreesd voor de olifant als iemand die voor God staat, zoals zijn goeroe hem dat had geleerd. Het gevolg was dat de olifant hem een duw gaf en hij viel. Hij werd naar de goeroe gebracht die hem vroeg wat er was gebeurd. De jonge man antwoordde: ´Geëerde goeroe, u heeft gezegd dat alles de immanentie van God is en daarom stond ik in alle eerbied met gevouwen handen voor de olifant´. De goeroe zei: ´Zei er iemand dat je opzij moest gaan?´ Hij antwoordde: ´Ja´. ´Waarom ging je dan niet met gevouwen handen voor diegene staan en luisterde je niet naar hem?´, vroeg de goeroe. Niet te zeer verzonken zijn in de impressie van wantrouwen betekent niet dat we over-bereidwillig zouden moeten zijn om iedereen ons vertrouwen te schenken noch betekent het opgeven van angst dat we voor een bewegende auto kunnen gaan staan en denken: ´Ik vertrouw erop dat het goed is´. Alles heeft zijn plaats in het leven en als we ons niet overmatig erdoor laten beïnvloeden dan is alles nuttig.

Er zit een ander aspect aan de psychologie dat van zeer groot belang is. En dat behelst dat iemand vaak denkt: ´Ik voel zo, daar kan ik niets aan doen´, of, ´Ik denk zo. Daar kan ik niets aan doen´. In werkelijkheid is dat echter niet zo. Je bent meester over je gedachten en meester over je gevoelens. Je kunt niet denken of voelen tenzij je dat wil. En wanneer iemand zegt: ´Ik kan er niets aan doen dat deze gedachte bij me opkomt´, dan is hij de slaaf van zijn gedachte. In plaats van dat hij de meester over zijn mind is is de mind zijn meester en dit is een soort armoede en hulpeloosheid die groter is dan wat dan ook in de wereld. Sommigen raken zelfs zo negatief dat de gedachte van iemand anders in hun mind werkzaam is, dat de gedachte of het gevoel van iemand die ze kennen of zelfs van iemand die ze niet kennen in hun mind werkzaam is. Zij kunnen niet langer onderscheiden tussen hun eigen gedachten en gevoelens en die van iemand anders. Zodra iemand echter begint te zeggen: ´Ik denk zo, maar ik weet niet waarom´, of, ´ik voel zo, maar ik wil niet zo voelen´, dan is hij naar een trede naar beneden onder zijn normale toestand van de mind gegaan. Iemand die voor zijn eigen mind hulpeloos is is hulpeloos voor alles in de wereld. En daarom is het het grote mysterie om voor je eigen mind te gaan staan en hem te laten denken wat jij wilt dat hij denkt en hem te laten voelen wat jij hem wilt laten voelen.

Nog weer een ander aspect van de psychologie is een onbewuste suggestie tegen je eigen wensen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer iemand zegt: ´Ik zie het, mijn houding is helemaal verkeerd´. Het is echter zijn houding, het zijn zijn eigen handen en toch bekijkt hij ze en zegt alleen maar: ´Mijn houding is verkeerd!´ Als hij weet dat zijn houding verkeerd is waarom kan hij die dan niet corrigeren? Het betekent alleen maar dat hij zichzelf ingeeft dat zijn houding verkeerd is. Of iemand zegt: ´Ik zou zo graag vriendschappelijke gevoelens voor je hebben, maar ik zou je willen slaan, daar kan ik niets aan doen´. Dit betekent dat hij zichzelf heeft ingegeven dat hij de ander zou moeten slaan en toch is hij hulpeloos bij zijn eigen idee. Wanneer iemand zegt dat hij wenst dat hij jouw vriend zou kunnen zijn maar dat het hem spijt dat hij nu eenmaal jouw vijand is dan is dit de grootste hulpeloosheid die je ooit kunt bezitten. Het is alsof hij niet bestaat, alsof hij nog erger is dan een houtblok, want het houtblok zal geen weerklank geven. Iemand die een ingeving accepteert die tegen hemzelf en zijn eigen wensen in gaat is zichzelf aan het vergiftigen en is zijn eigen geluk aan het tegenwerken.

Hoeveel kennis omtrent wetenschap, kunst of filosofie iemand ook bezit, als hij deze eenvoudige aspecten van de psychologie niet in ogenschouw neemt dan zal hij zijn mind toestaan vele ziekten te ontwikkelen die niet door uiterlijke remedies genezen kunnen worden. Onze houding ten opzichte van ziekte zou moeten zijn dat iemand zich heeft geschikt in de ziekte van het verleden, maar dat men zou dienen te proberen de ziekte van de toekomst te vermijden. En als iemand anticipeert op iets goeds dat op zijn pad zal komen dan dient hij tegen zichzelf te zeggen dat dat moment elke dag steeds dichterbij komt. Als het echter iets is wat hij niet wil dan dient hij te zeggen dat dat moment nooit zal komen.

De mind kan getraind worden door hem als een afgescheiden entiteit te beschouwen, door hem te bekijken en hem te onderrichten. Er is het ego en er is de mind; het ego is ons zelf en de mind bevindt zich voor onze ogen. We zouden naar de mind moeten kijken, moeten denken: ´Ik ben het ego, mijn mind bevindt zich voor mijn ogen´, en hem vervolgens moeten analyseren en ons voor moeten stellen dat hij een entiteit is, we zouden met hem moeten praten en dan zal het antwoord komen. Zelfs dieren worden getraind. Kan de mens zichzelf niet trainen? Wanneer iemand zichzelf niet kan trainen dan betekent dat alleen maar dat hij zichzelf niet wenst te trainen. Dat is luiheid, lethargie. Men wil zich gewoon niet de moeite getroosten. Mensen zullen bijvoorbeeld heel vaak wanneer hen gevraagd wordt een gedicht te lezen, zeggen: ´Ja, dat wil ik zo dadelijk graag doen´. Zij willen hun brein niet oefenen en zij zouden in een toestand terecht kunnen komen waarin ze zelfs voor zichzelf geen moeite meer willen doen. Eerst willen ze geen moeite doen voor een ander en vervolgens neemt hun luiheid toe en willen ze geen moeite voor zichzelf doen. Het begint met zelfzucht. Zij willen niet over iemand anders nadenken en vervolgens eindigt dat ermee dat iemand niet over zichzelf na wil denken. Maar waar denkt hij dan wel over na? Nergens over.

Je zou tegen je mind moeten zeggen: ´Kijk eens hier, jij bent mijn mind, jij bent mijn instrument, jij bent mijn slaaf en bediende, jij bent hier om mij te helpen, om voor mij te werken in deze wereld. Jij hebt naar mij te luisteren. Jij zult alles doen wat ik ook maar wil dat je doet, jij zult alles denken wat ik ook maar wil dat jij denkt en jij zult voelen wat ik ook maar wil wat jij voelt. Jij zult niet anders denken of voelen dan zoals ik dat wil, want jij bent mijn mind en uiteindelijk dien jij mijn mind blijken te zijn´. Door dit te doen beginnen we onze mind te analyseren. We beginnen te zien waar hij zich vergist en waar hij gelijk heeft. We beginnen te zien wat er verkeerd in is en wat er goed in is. We beginnen te zien of hij bewolkt of verroest is en of hij niet te koud of te heet is geworden. We kunnen hem zelf trainen in overeenstemming met zijn conditie en wij zijn de beste trainers van onze mind, beter dan ieder ander in de wereld.