11. Spirit en materie (1)

In ons dagelijks spraakgebruik gebruiken we vaak de woorden spirit en materie, maar hun betekenis wordt niet door iedereen op dezelfde manier begrepen. De een zegt: ´Spirit en materie zijn niet hetzelfde; materie is geen spirit en spirit is geen materie´. Dit is de religieus aangelegde persoon. Een ander, een materialist, zegt: ´Er is niet zoiets als een spirit; alles wat er is is materie´. En dan is er een derde die voorbijkomt en zegt: ´Zeg niet het woord materie tegen me; er is geen materie. Dat is slechts een illusie; er bestaat slechts spirit´.

Je bent vrij om te geloven wat je wilt, maar wanneer het op redeneren en diep in het leven kijken aankomt bekijk je het op een heel andere manier. Net zoals ijs en water twee dingen zijn en toch in hun ware natuur één zijn, zo is het ook met spirit en materie. Water verandert gedurende een bepaalde tijd in ijs en wanneer dat ijs wordt gesmolten dan zal het weer in water veranderen. Zo is materie een voorbijgaande staat van de spirit; ze smelt niet onmiddellijk zoals ijs in water smelt en daarom twijfelt de mens eraan of materie, die duizend vormen aanneemt, ooit echt in spirit verandert. In werkelijkheid komt materie voort uit spirit; materie is in haar ware natuur spirit; materie is een handeling van spirit die zich heeft gematerialiseerd en begrijpbaar is geworden voor onze waarnemingszintuigen en op die manier een werkelijkheid is geworden voor onze zintuigen, de spirit onder zich verbergend. Ze heeft het bestaan van de spirit bedekt voor de ogen van degenen die van de buitenkant af naar het leven kijken.

We lezen in de Koran dat alles van God af komt en ook weer naar Hem terugkeert. In filosofische termen kun je op eenvoudige wijze zeggen dat alles van de spirit af komt en er naar terug zal keren. Geen enkele substantie kan bestaan zonder spirit. Hoewel er oorlog is tussen spirit en substantie en hoewel ze tegengesteld aan elkaar zijn kan er nooit een substantie bestaan zonder spirit. Gedurende deze strijd tussen substantie en spirit zal de substantie weerstand bieden aan de spirit en die naar buiten toe wegjagen, zich verzettend tegen overgave of verkleining door de macht van de spirit. Er zal echter een dag aanbreken waarop ze wordt verkleind; met andere woorden er bestaat geen enkele berg die niet ooit afbrokkelt.

Wat is voor de spirit de dood? Net zoals de spirit niets betekent voor de materie, zo betekent de materie niets voor de spirit; hij zal haar niet missen omdat hij zelf-voorzienend is. Spirit mist materie slechts in zijn beperkte, actieve omstandigheid. Wanneer de spirit handelt in een proces richting manifestatie dan heeft hij een vermogen nodig. Via dat vermogen ervaart hij dan het leven op een beperkte manier, maar in zijn ware aard is hij zelf-voorzienend. Hij heeft helemaal geen ervaring nodig; hij is zelf een en al ervaring en een en al kennis; niets in hem wil iets.

Je zou materie positief en spirit negatief kunnen noemen, of je zou spirit positief en materie negatief kunnen noemen; daar is in beide gevallen een reden voor. Als je materie positief noemt is dat waar omdat materie zichzelf toont als de beeltenis terwijl de spirit zich op de achtergrond bevindt en we hebben altijd de neiging om het deel met de beeltenis en niet de achtergrond positief te noemen. Maar als we de spirit positief noemen dan is dat ook waar, omdat materie voort is gekomen uit de spirit en de spirit haar op een dag zal consumeren.

De spirit verandert via vibratie, via beweging, in materie. Hindoes noemen hem Nada en ze combineren dit woord altijd met Brahma; tesamen betekent dit God-vibratie. Zij noemen het nooit alleen maar vibratie; zij noemen het altijd goddelijke vibratie. Door vibratie belandt de spirit bij twee ervaringen: de eerste is dat hij hoorbaar wordt voor zichzelf en de volgende dat hij zichtbaar wordt voor zichzelf. In de Bijbel lezen we dat eerst het Woord was en dat het Woord God was; en dat er vervolgens licht, zichtbaar leven was. Dit betekent dat de eerste ervaring van de spirit dat leven is dat hoorbaar is en dat de volgende ervaring dat leven is dat zichtbaar is.

We zijn nu aangekomen bij het idee van spirit, wat is hij, hoe definiëren we hem? Het antwoord is: als we spirit definiëren dan kan hij geen spirit zijn; de spirit die gedefiniëerd kan worden kan geen spirit zijn. De beste definitie van spirit is ´dat wat geen materie is´. De chemische wereld heeft het woord spirit toegepast op de essentie die uit iets is gehaald; symbolisch brengt dit dezelfde betekenis tot expressie, hoewel spirit op deze manier in de materie wordt gebracht. Wanneer je een fles met essentie pakt en zegt: ´Daar is spirit´, dan is dat op symbolische wijze juist; maar in werkelijkheid betekent spirit iets wat onze zintuigen niet kunnen waarnemen. Het is spirit in die zin dat hij essentie is, maar het kan geen spirit zijn in die zin dat hij wordt waargenomen.

Vervolgens hebben spiritualistische mensen deze naam aan zielen gegeven die zijn heengegaan. Symbolisch gezien is het waar dat het lichaam dat het materiële deel van de mens representeert is verdwenen en dat de persoonlijkheid de richting van de spirit op is gegaan; maar toch kan het geen spirit zijn zolang de persoonlijkheid nog waarneembaar is en haar eigen specifieke kwaliteiten bezit en zolang zij nog steeds haar individualiteit vasthoudt.

Als we daadwerkelijk spirit willen definiëren dan is de beste definitie zuivere intelligentie. Omdat we, in beslaggenomen als we zijn door deze wereld van illusie, in onze mind impressies en kennis van de materiële wereld vasthouden zijn we niet altijd in staat dat deel van ons wezen te ervaren dat zuivere intelligentie is. Wij gebruiken in het algemeen het woord intelligentie in een totaal andere betekenis; wanneer we zeggen dat iemand intelligent is dan bedoelen we dat hij slim is. Maar zuivere intelligentie heeft niets met slimheid te maken; noch kun je zuivere intelligentie het kenvermogen noemen, want zij bevindt zich daar boven. Wij kennen intelligentie als een vermogen, maar in werkelijkheid is zij de spirit zelf. De huidige wetenschap zal dit argument niet accepteren daar het idee van de moderne wetenschapper meer zo in elkaar steekt dat we zeggen dat intelligentie een resultaat is van materie, dat materie zich gedurende duizenden jaren via verschillende aspecten heeft ontwikkeld en als een wonderbaarlijk fenomeen in de vorm van intelligentie in de mens is geculmineerd. Hij komt de oorsprong van intelligentie op het spoor bij materie. Maar de mystici beweert, net zoals in het verleden alle profeten, heiligen en wijze mannen hebben geweten, dat het spirit is die via een graduele handeling compacter is geworden en zich heeft gematerialiseerd in wat wij materie of substantie noemen; en via deze substantie ontvouwt hij zich langzaamaan, want hij kan er niet in verblijven. Hij is gevangen in deze verdichting en zoekt geleidelijkaan zijn weg naar buiten via een proces dat duizenden jaren in beslag neemt totdat hij zichzelf in de mens als intelligentie ontwikkelt.

Veel biologen hebben gezegd dat dieren geen mind hebben, maar dat is slechts een verschil in woorden. De mind is niet meer dan een voertuig van intelligentie. De intelligentie zelf heeft zich gemanifesteerd als materie en dezelfde intelligentie ontwikkelt zich via verschillende aspecten geleidelijkaan tot een helderdere en zuiverdere intelligentie. De lagere schepsels zullen dan derhalve niet die mind bezitten die een wetenschapper wellicht in de mens ziet, toch vinden we in alles een voertuig van intelligentie. Niet alleen in dieren en vogels kunnen we intelligentie vinden, maar zelfs in substantie.

Het is niet alleen aan chemische handeling te wijten dat een bloemt in handen van de een verwelkt en vers blijft in de handen van een ander; het verloopt niet automatisch wanneer een plant onder de hoede van een bepaald iemand groeit en wegkwijnt als die door iemand anders wordt verzorgd. Een nog diepgaandere studie zal onthullen dat de kleur en de schittering van edelstenen in ieders hand veranderen; parels veranderen ook hun licht wanneer ze van hand tot hand gaan. Hoe diepgaander we materie bestuderen, hoe meer bewijzen we zullen vinden van intelligentie die werkzaam is via het gehele proces van continue ontvouwing.

Wat is er de reden van dat bloemen verwelken wanneer ze door sommige mensen worden aangeraakt? Om dezelfde reden als dat bij ons gebeurt. De aanwezigheid van de een irriteert ons, kunnen we niet tolereren; de aanwezigheid van de ander brengt ons dichterbij. Alles wat door iemand die het betreffende element ontbeert wordt aangeraakt gaat dood; of hij nu een bloem of een zakenaangelegenheid of een kind aanraakt, alles wat hij aanraakt wordt vernietigd. Want liefde is op zich een essentie, de essentie; ze is het teken van spirit. Alles wat iemand met liefde aanraakt zal licht en leven worden geschonken; en gebrek aan liefde veroorzaakt alleen maar dood en verval. Glassen zullen breken en schoteltjes zullen barsten wanneer een liefdeloos iemand ze aanraakt. Het kan zijn dat je deze ervaring nog niet hebt opgedaan, maar op een dag zul je zien dat wanneer er een disharmonieus iemand het huis binnenkomt er dingen beginnen te breken, er ongelukken gebeuren en huisdieren zoals honden en katten onrustig gaan worden.

Wat echter het interesantst aan de studie van spirit en materie is is de natuur van vacuüm en substantie. Substantie heeft de neiging om substantie aan zichzelf toe te voegen en alles wat het naar zich toe trekt in dezelfde substantie te veranderen en vacuüm heeft de neiging om een groter vacuüm te vormen. Dit toont aan dat er een continue worsteling bestaat tussen substantie en vacuüm. Waar vacuüm grip krijgt op substantie zal die de substantie in vacuüm veranderen en waar substantie krachtiger is zal die het vacuüm omkeren tot substantie. Het idee hierachter is niet wat wij zouden denken. Wij denken aan vacuüm als was het niets; we herkennen het vacuüm door hem te contrasteren met substantie. Als we willen uitleggen wat vacuüm is dan noemen we het afwezigheid van substantie, maar in werkelijkheid is substantie uit vacuüm omhooggekomen; het vacuüm is de baarmoeder van substantie. Substantie is in het vacuüm samengesteld en heeft er zich in ontwikkeld; ze heeft zichzelf gevormd, zij heeft zichzelf geconstrueerd en zal weer opgelost worden in het vacuüm. Er enkele vorm, zichtbaar of onzichtbaar, kan zonder een vacuüm bestaan. Overal is er een vacuüm, maar we zien slechts wat onze ogen kunnen zien en we kunnen niet datgene wat onze ogen niet kunnen zien als een vacuüm herkennen. Zelfs de poriën van het lichaam zijn een vacuüm, hoewel we ze niet altijd zien.

Het verschil tussen de natuur van het vacuüm en de natuur van de substantie ligt erin dat het vacuüm wetend is. Derhalve hebben de profeten het de Alwetende God genoemd, niet in de betekenis van iemand die wetend is maar van het Gehele Wezen, het Al-wetende Wezen. De mens is zo beperkt; hij is beperkt omdat zijn kennis beperkt is en daarom denkt hij: ´Ik alleen weet. Het vacuüm dat voor mij betekenisloos is, dat mij geen teken van leven geeft, betekent niets voor me´. Als hij echter verder gaat in het onderzoeken van de natuur van het vacuüm dan zal hij ontdekken dat hij zelf, zijn lichaam, ogen, hoofd, botten en huid niets is; als er zich al iets in hem bevindt wat hem tot een wetend wezen maakt dan is dat het vacuüm.

In het koninkrijk van de mineralen is de steen verdicht; de steen weet niet veel. De reden hiervoor is dat hij weinig vacuüm heeft. De boom voelt meer dan de steen omdat hij meer vacuüm bezit, zoals de Indische wetenschapper Jagarji Chandra bose naar voren heeft gebracht. Hij probeerde de wetenschappelijke wereld te bewijzen dat de boom ademhaalt. Dieren en vogels vertonen grotere tekens van leven en een geprononceerder kenvermogen omdat het vacuüm in hen nog groter is; en in de mens is dat zelfs nog meer het geval. Wat het ene deel van substantie wetend maakt en een ander deel zonder dit kenvermogen laat zijn is het vacuüm in het ene object en de verdichting in het andere object.

Er is een derde zaak die we aangaande dit onderwerp moeten begrijpen dat van veel meer importantie is: datgene wat zich tussen het vacuüm en de substantie bevindt is vermogen. Wanneer we naar de lucht kijken dan voelen we dat er zich daar een vacuüm bevindt; het lijkt niets te zijn, maar in werkelijkheid is het niet niets, maar is het vermogen. Vacuüm is al-wetend, maar het is het vermogen dat het vacuüm in staat stelt om te weten. En net zoals de lucht voor het vacuüm een vermogen is om al-wetend te zijn, zo is elk wezen en elk ding een groter of kleiner vermogen, dat zuivere intelligentie een lichaam of een voertuig verschaft om er werkzaam doorheen te zijn. Er bestaat niets op de wereld, of het nu een steen, boom, berg of rivier, water of vuur, aarde of lucht of wat dan ook betreft wat niet op zich een vermogen is; het kan niet bestaan zonder een vermogen te zijn. Daarom is alles wat er bestaat, of dat nu wel of niet in leven is, een vermogen. We lezen in de geschriften dat elke atoom zich op bevel van God beweegt. Met andere woorden, achter alles wat er bestaat, of dat nu groot of klein is, in elke beweging dat het maakt, zelfs de kleinste beweging, bevindt zich de hand van de Spirit. Die kan niet op andere wijze handelen of bewegen. Jelal-ud-Din Rumi beschrijft dit in zijn Masnawi, waar hij zegt dat vuur, water, lucht en aarde voor de mens allemaal doodse dingen lijken te zijn, maar dat zij in de ogen van God levende wezens zijn, bereidwillig om aan Zijn roep te beantwoorden.

Vermogen biedt aan alles een verblijfplaats. Alles wat we kunnen kennen is gekend via het een of andere vermogen – hogere zaken via een hoger vermogen en gewone zaken via een gewoon vermogen. Zelfs wanneer we een stem horen is dat via een vermogen. Een huis is een vermogen dat ons helpt het op helderder wijze te horen; de oren zijn een vermogen waarin het woord wordt gevormd; de mind is een vermogen waarin we het waarnemen. De natuur van elk vermogen is anders, maar het gehele fenomeen is dat van vermogen.

Onder soefis bevindt zich een spirituele cultuur, een cultuur die vier centra herkent, elk centrum een vacuüm of een vermogen voor zuivere intelligentie om in te functioneren. Dit toont aan dat de mens de grootste mogelijkheid heeft om alles wat kenbaar is te kennen en hij heeft zelfs een nog groter vermogen dan dat: namelijk zich te realiseren dat alles gekend kan worden. Als hij toch eens zou weten hoe hij dat zou kunnen bereiken! Maar, zou iemand kunnen zeggen, waarom dient substantie die uit vacuüm voortkomt te leren kennen wanneer het vacuüm zich al in de al-wetende staat bevindt? De al-wetende staat is niet hetzelfde als een beperkte wetende staat. Met een klein instrument naar een bloem kijken is heel wat anders dan naar het geheel kijken. De dirigent van een orkest kan op hetzelfde moment het gehele orkest horen en toch, als hij dat zou willen, kan hij één instrument horen om te weten in hoeverre het correct klinkt.

Het is voor ons niet voldoende om al deze ervaringen die gaande zijn op hetzelfde moment te kunnen zien, horen, voelen en aan te raken; wij houden ervan om via elk zintuig apart te ervaren teneinde een definitieve ervaring te krijgen. Dat is de natuur van de spirit.