De spirit van elk ding en van elk wezen moet zowel van binnen als van buiten gezocht worden. Of het nu een metaal, een steen, een vrucht of een bloem is, elk ding heeft zijn spirit binnenin zich, ook al is dat in een verborgen vorm; en deze spirit blijft bestaan zelfs nadat het voorwerp zijn duidelijk zichtbare leven heeft verloren. Sandelhout behoudt zijn geur zelfs wanneer het gedroogd is; de as van parels behouden nog steeds die essentie die zo machtig is; in de steen die koud is ligt een vonkje vuur verborgen; in fruit bevindt zich een zaadje dat de essentie ervan bevat; en in sommige vruchten is er een ruimte, een vacuüm dat ook niet van spirit verstoken is.
Niet veel mensen zijn in staat de spirit in het vacuüm te vinden, toch kan er in het vacuüm een fenomeen geobserveerd worden, bijvoorbeeld in het vacuüm van een appel is de essentie van de gehele vrucht te vinden. Het was derhalve niet alleen maar verbeelding toen volkeren uit de oudheid geloofden in de spirits van bomen en planten, in de spirits van bergen en heuvels; want er is niets wat bestaat wat geen spirit heeft, hoewel die kant van het voorwerp versluierd wordt en we die niet kunnen zien. We zien slechts de buitenkant, maar er bevindt zich evengoed een spirit achter en door die op te sporen zullen we die op een dag vinden.
De kwaliteiten van alle dingen zijn meer in hun spirit dan in de dingen zelf te vinden. Artsen uit de oudheid die dit wisten probeerden de essentie uit bepaalde dingen te trekken door ze te vermalen, door ze te verbranden of door ze een fiks aantal keren te wassen. Door dit te doen waren ze in staat de spirit van het voorwerp te voorschijn te halen en die spirit werd duizend keer machtiger dan het voorwerp zelf. Degenen die vertrouwd waren met alchemie weten hoe ze het levende deel te voorschijn moeten halen dat ligt verstopt in elke substantie en in elk voorwerp en tot op zekere hoogte hun essentie; en wanneer deze essentie eruit wordt getrokken dan wordt al het profijt dat er uit dat voorwerp verkregen kan worden verkregen.
Alchemisten gebruikten ooit een proces waardoor zij metaal uit kruiden voortbrachten en een ander proces waardoor zij de essentie van bloemen op een zodanige wijze eruittrokken dat een druppel ervan mijlenver het parfum ervan verspreidde. Die kunst lijkt verloren gegaan te gaan; wat we echter uit kunnen leren is dat er is alles wat er bestaat een spirit is en die spirit heeft al de kwaliteiten die de buitenkant van dat ding in geringe mate laat zien.
Astronomen beschouwen de planeten die ze kennen als accommodaties, als werelden en wetenschappers menen dat de ruimte bepaalde herkenbare substanties omvat; maar als er een bron voor al het leven is dan kan er geen lege ruimte zijn. Er moet leven zijn en er is leven. Ruimte is niet alleen vol met substantie, maar ook vol met spirit. Met andere woorden, het leven is één en het leven vertegenwoordigt het vele; en daarom is er dus niet maar één leven in de ruimte, maar zijn er vele levens. Daar onze zintuigen zo beperkt zijn dat we niet verder kunnen kijken dan een bepaalde afstand en daar we niet beter kunnen horen dan onze oren ons toestaan, kunnen onze zintuigen niet alle dingen en wezens waarnemen, die desalniettemin bestaan. Degenen die zulke dingen en wezens hebben gezien of op een andere manier hebben waargenomen hebben ze ons in de vorm van legenden omschreven. Zij hebben ze elven, spirits, djins en met veel andere namen benoemd en kunstschilders hebben ook geholpen om mensen zich een bepaald beeld van zulke wezens te laten vormen. Maar dit betekent niet dat het allemaal verbeelding is en dat er niets bestaat buiten hetgeen we via onze zintuigen kunnen waarnemen. Alles laat zichzelf zien door zijn eigen licht. Onze ogen zijn in staat om bepaalde vormen te zien en er zijn andere vormen die onze ogen niet kunnen zien; maar dit betekent niet dat er geen vormen zijn buiten de vormen die we met onze ogen kunnen zien.
Ideeën, zoals die van de andere wereld en van verschillende bestaansniveaus, worden door filosofen onderricht teneinde mensen enige notie van de innerlijke wereld te geven; maar als puntje bij paaltje komt dan er is geen centimeter in de ruimte die zonder wezens bestaat, wezens met een vorm, zelfs als het een vorm is die ons beperkte zicht niet kan zien. De reden hiervoor is dat het licht waarmee een voorwerp, een vorm, zich laat zien vaag is in deze andere vormen. Het is op de ene manier helderder en vager op de andere manier; het is helderder voor onze innerlijke waarneming en vager voor ons uiterlijk zicht.
Wat we voor onze ogen zien is niet zo helder als de dingen die we in onze gedachten zien. Echter, de sfeer van denken is anders; die behoort toe aan een andere dimensie. Onze gedachten zijn voor ons helderder dan wat we met onze ogen zien, want we zien onze gedachten in detail en elk klein detail is helder, terwijl daarentegen datgene wat we zien met onze ogen meestal slechts de omtrek is. Dit is ook de reden waarom je iemand gemakkelijker vanaf een afstand kunt idealiseren: de ogen van het hart zijn beter dan de fysieke ogen in staat om helder te zien. Wanneer we tegelijkertijd denken en zien is het vanzelfsprekend dat noch wat we zien noch wat we denken ons helder is.
Wat is datgene wat de mens beperkt en hem weert van het zich van voorwerpen en wezen in de ongeziene wereld? Op de eerste plaats is de ongeziene wereld een naam voor ons gemak. De geziene wereld is de ongeziene wereld, en de ongeziene wereld is de geziene wereld; de volgende wereld is dezelfde wereld als deze en deze wereld is dezelfde als de volgende wereld; echter, we zeggen dat datgene wat voor onze ogen wordt versluierd een volgende stap is en we noemen dat de ongeziene wereld. Maar in de mate waarin iemand in staat is de geziene wereld te zien, in die mate is hij in staat de ongeziene wereld te observeren, op voorwaarde dat hij eerst zijn eigen ongeziene wereld ziet en observeert. En de reden waarom iemand de ongeziene wereld niet observeert is dat hij eraan gewend is om alleen maar dat te observeren wat zich voor zijn ogen bevindt; hij keert zich nooit naar binnen toe om te zien wat er zich binnen in hem bevindt.
Degenen wier sympathie is gewekt, degenene die verfijnde gevoelens hebben, degenen wier gedachten diepgaand zijn en degenen wier verbeeldingskracht hoog stijgt zullen nooit het feit ontkennen dat denken voorbij alle grenzen van land en water reikt, dat gevoelens worden gereflecteerd van duizenden mijlen ver weg. Twee zielen kunnen onmiddellijk met elkaar communiceren ongeacht waar ze zijn. Als dit waar is dan is de volgende wereld niet ver weg; de ongeziene wereld is niet verdronken, die is hier, die bevindt zich voor onze ogen en we leven, bewegen en maken ons leven erin.
Vertrekken we na onze dood dan niet hiervandaan? Het is een poëtische gedachte om te denken dat er een volgende wereld is, het is een prachtige fantasie, maar zijn we zelf niet al een wereld? Elke volgende ervaring is een volgende wereld; bovendien is elke dag een nieuwe wereld. We hoeven niet op de dood te wachten om de volgende wereld te zien; elke nieuwe ervaring brengt een volgende wereld in ons leven. Om inzicht in de volgende wereld te verkrijgen is het eerste wat we moeten doen ons eigen zicht te openen voor het ongeziene zijn dat zich in ons bevindt. Dat betekent slechts het openen van het derde oog, zoals dat in occulte termen wordt genoemd. Waarom wordt het het derde oog genoemd? Omdat het geen twee ogen zijn, maar één, het is het zicht zelf. Om naar buiten te kunnen kijken hebben we twee ogen nodig; om naar binnen toe te kunnen kijken hebben we een oog nodig en dat is het zicht.
In de ongeziene wereld zijn wij menselijke wezens net zo verfijnd als de ongeziene wezens, in de uiterlijke wereld zijn wij net zo verdicht als de zichtbare wezens. Wanneer we ons bewust zijn van het fysieke deel van ons wezen en wanneer we ons met dat deel identificeren dan is als vanzelf het ander deel van ons wezen dat ongezien is en dat gelijk is aan alle ongeziene wezens ons onbekend. Dat betekent echter niet dat we geen ongeziene wezens zijn; we zijn evengoed ongeziene wezens. Zijn de subtiliteit van de menselijke natuur, de verfijnde waarneming, het diepe gevoel en de hoge verbeeldingskracht niet allemaal ongezien, zijn die niet ons eigen wezen? Ons wezen reikt verder dan vogels kunnen vliegen; ons eigen wezen is verfijnder dan de mot en helderder dan de vlam. Er is een voorwaarde waarop er ook maar iets zichtbaar is voor menselijke ogen: en dat is dat de vorm ervan een bepaalde mate aan straling dient te hebben; en als het niet stralend genoeg is of als zijn straling van een ander karakter is dan kunnen menselijke ogen het niet zien. Dit betekent echter niet dat datgene wat menselijke ogen niet kunnen zien een menselijk wezen niet kan zien; want het ware oog is het wezen en dat is de reden waarom de mens zichzelf ´ik´ noemt, zeggend: ´ik ben´. Het is niet nodig om inzicht te ontwikkelen in de natuur teneinde de fenomenen van een verfijndere wereld te ervaren, maar je dient te kijken met je ogen en waar te nemen met je inzicht teneinde een voller leven te leiden, een leven van grotere volmaaktheid.