Poëzie (2)

Het is niet zo dat de dichter eerst werd geboren en dat de poëzie daarna kwam; poëzie werd geboren in de geest van de dichter. Men zegt in het Oosten dat men net zoals men in de wieg al de kenmerken kan zien die het kind later zal hebben men ook een dichter kan herkennen voordat hij leert praten. En poëzie kwam vóór de taal, want het is de poëtische spirit in de mens die de taal heeft gemaakt. Dus de dichter is niet de zoon van de taal maar zijn vader; in plaats van alleen maar woorden gebruiken maakt hij ze. Als er geen dichters waren geweest dan zou de taal van alle rassen bestaan uit schreeuwen en huilen. In al de verschillende aspecten van het leven kunnen we de tekenen van inspiratie het meest volledig in de dichter herkennen; en er bestaat geen twijfel dat er een grote waarheid bestaat in het gezegde dat de dichter een profeet is, ofschoon het nog beter zou zijn te zeggen dat de profeet een dichter is.

Poëzie is de beste kunst die er is, want naast al het andere is zij het tekenen en schilderen met woorden. De missie van poëzie is hetzelfde als de missie van de andere vormen van kunst. Poëzie is een levend beeld, een beeld dat meer zegt dan een schilderij op canvas; en haar missie is om te inspireren. Poëzie komt tot de dichter door het lijden dat door teleurstelling wordt veroorzaakt; maar elke pijn of lijden is een voorbereiding, en net zoals een viool eerst gestemd moet zijn voordat die bespeeld kan worden, zo moet het hart worden gestemd om wijsheid uit te drukken. Het hart wordt gestemd door lijden, en wanneer het hart genoeg pijn heeft geleden dan komt de poëzie. De natuurlijke geboorte van poëzie vindt plaats op de dag dat de deuren van het hart geopend worden. Poëzie komt voort uit de hartkwaliteit; zij is een uitdrukking van de natuur van de liefde.

Er bestaat een voorbeeld in het Sanskriet over wat hierboven is gezegd, dat poëzie voor leren komt, want in het Sanskriet rijmen veel alledaagse woorden. Moeder en Vader rijmen: matr en patr. Net zoals broer en vriend rijmen: britra en mitra. En als men door de Kosh bladert, het Sanskriet woordenboek, zal men ontdekken dat alle woorden die op de een of andere manier met elkaar verbonden zijn rijmen en dit toont aan dat poëzie voor de volkeren uit de oudheid de dagelijkse taal was; met andere woorden, hun alledaagse taal was poëzie.

Er bestaat een Sanskriet gezegde wat misschien wat overdrijft, maar wat wel significant is: dat iemand die niet is geïnteresseerd in muziek en poëzie lijkt op een dier zonder staart. Als we muziek met poëzie wensen te vergelijken dan kunnen we alleen maar zeggen dat poëzie de oppervlakte en de muziek de diepte van hetzelfde is. Net zoals het met de mind en het hart is, dat de mind de oppervlakte en het hart de diepte is, zo is het ook met poëzie en muziek. De dichters uit de oudheid waren niet alleen dichters maar ook zangers. Zij componeerden poëzie en zij zongen en de perfectie van de ziel kon in deze twee vaardigheden gezien worden: de vaardigheid van poëzie en tegelijkertijd haar uitdrukking in de vorm van muziek. Degenen die muziek van poëzie scheiden zijn hetzelfde als degenen die religie van leven scheiden; zij zijn erin geïnteresseerd om alles te scheiden.

Wanneer we de vroegste poëzie in het Sanskriet bestuderen, zien we dat ze was samengesteld uit woorden die een vaste maat hadden, elk woord bestond uit drie medeklinkers als stam-letters waar verschillende klinkers aan werden toegevoegd. Dit verdeelde hen in twee soorten: woorden bestaande uit een lettergreep en woorden bestaande uit twee lettergrepen. Bijvoorbeeld: aan de medeklinker als stam-letter mtr kon de klinker a worden toegevoegd, resulterend in matr, moeder; of twee klinkers i en a, resulterend in mitra, vriend. De schikking van de woorden die zo waren samengesteld vormden een metrum, en er waren veel van deze metrums in gebruik.

De ritmes waarin de volkeren uit de oudheid hun gedichten componeerden waren ontleend aan het ritme van de natuur: het ritme van de lucht, het ritme van stromend water, het ritme van een vliegende vogel, het ritme van zwiepende takken – al deze ritmes waren aan de natuur ontleend, en de dichters baseerden daarop hun poëzie. Zij probeerden dicht bij de natuur te blijven zodat de natuur hen kon onderrichten. En zij gaven aan elk van deze ritems of metrums uit de oudheid een naam die gerelateerd was aan iets in de natuur. Er bestaat bijvoorbeeld een ritme dat Hansa heet, naar het geluid van een vogel die zo heet. Dichters gebruikten in de compositie van hun poëzie het ritme van de roep van de Hansa.

De Sanskriet dichters waren heel precies in de psychologie van ritme, woorden, letters en lettergrepen. Zij vonden dat poëzie een mantrisch effect had, wat betekent dat poëtische inspiratie op dezelfde manier als mantra´s, heilige woorden, een bepaald effect sorteren en dat een persoon daardoor onopzettelijk iets goeds of slechts voor zichzelf of een ander teweegbrengt of dat het voor iemand de oorzaak van falen of succes is.

Er bestaat een bepaald bijgeloof dat wanneer een bepaalde vogel een geluid maakt het een voorbode voor de dood is; dit bijgeloof bestaat in veel landen. Het betekent dat het geluid dat deze vogel maakt een destructief ritme voortbrengt en wanneer dat geluid wordt gehoord veroorzaakt het een destructieve vibratie. Met poëzie is het precies hetzelfde: de schikking van woorden, lettergrepen en letters heeft allemaal een effect. Wanneer de wind uit het Noorden, het Zuiden, het Oosten of uit het Westen waait en wanneer hij recht, schuin, zigzag, naar boven of naar beneden waait, veroorzaakt dat verschillende omstandigheden in de atmosfeer. Hij kan ziektekiemen brengen, hij kan culmineren in een storm, hij kan hitte of kou veroorzaken, hij kan het seizoen veranderen of hij kan destructie, goede gezondheid, opgewektheid of depressie onder de mensen veroorzaken. En wanneer de stem van een zanger door zijn adem, die kan worden vergeleken met de wind die in de wereld waait, een bepaalde letter aankondigt dan moet de adem een bepaalde richting aannemen. De adem gaat omhoog of omlaag, naar rechts of naar links, recht of zigzag; en in overeenstemming met deze richting heeft hij invloed op iemands leven.

Men zou kunnen denken dat wanneer de adem zo´n invloed op het leven van de mens heeft, dit alleen voor hemzelf is, terwijl de invloed van de wind voor het gehele land is, misschien wel voor de gehele wereld; maar de mens is krachtiger dan de wereld, ofschoon hij zich dit niet zou kunnen realiseren. De volkeren uit de oudheid pleegden te zeggen dat een mens de wereld kan redden en dat een gedachte van een mens een schip tot zinken kan brengen. Als een verwrongen gedachte een schip tot zinken kan brengen, hoe groot is dan niet de kracht die de mens heeft! De reden is dat de wind niet zo direct met de goddelijke spirit verbonden is als de adem van de mens en daarom is de adem van de mens krachtiger dan de wind. En wanneer wij woorden en hun betekenis in ogenschouw nemen, dan ondersteunt de moderne psychologie het idee dat de betekenis van elk woord inwerkt op ons leven en een invloed heeft op de levens van andere mensen. Poëzie kan dus gezien worden als een psychologische creatie, iets met psychologische kracht, zowel voor voor- als voor tegenspoed.

Het meest opmerkelijke aan de dichters uit de tijd van het Sanskriet was dat ze zich hun hele leven bezighielden met het oefenen van de juiste uitspraak, de juiste beklemtoning van elke lettergreep en klank. Alles diende in ritme te zijn; bovendien moest het van de juiste toon zijn en de juiste vibraties scheppen. En de meeste geleerde mensen, niet alleen onder de dichters maar ook onder doktoren en anderen, besteedden per dag een half uur of langer aan het oefenen en uitspreken van verschillende lettergrepen en woorden, zodat zij met grotere souplesse konden spreken. Net zoals een zanger tegenwoordig oefent om elk woord duidelijk uit te spreken, zo deden de dichters dat uit die tijd, omdat zij geloofden in het vloeiende van geluid: hoe het wordt voortgebracht en welk effect het heeft.

De Veda´s waarvan verondersteld wordt dat ze uit de goddelijke bron komen zijn alle in dichtvorm, net zoals de Purana´s en andere heilige geschriften uit klassieke tijden. Dit toont aan dat de goddelijke mind als zij zich wil uitdrukken dat niet op een ruwe manier doet; zij drukt zich altijd in een volledige poëtische, ritmische en lyrische vorm uit. We komen zo vaak mensen tegen die trots en lomp zeggen: ´Ik spreek de waarheid. Ik geef er niets om of een ander daar van houdt of niet. Ik heb de moed de waarheid te spreken ongeacht of die kwetst of vermoordt´. Maar zij weten niet wat waarheid betekent; zij weten niet dat de waarheid in de vorm van poëzie, muziek, verfijndheid en fijngevoeligheid komt.

Na het Sanskriet tijdperk kwam het Prakrit tijdperk. Poëzie werd menselijker, niet zo filosofisch en wetenschappelijk als in het Sanskriet tijdperk. In deze tijd begonnen in de mind van de dichter verschillende beelden van de menselijke natuur en aard idee te vatten; dit werd Rasa Shastra, de wetenschap van de menselijke natuur, genoemd. In geschreven lyrische teksten maakten zij onderscheid in drie aspecten van liefde, en klassificeerden zij de vrouwelijke en de mannelijke aard in vier verschillende aspecten.

Het is altijd de natuurlijke hang van de dichter geweest om het vrouwelijke aspect van het leven en van de natuur op een hoog voetstuk te plaatsen; dit is hetgene wat de dichter inspireert om al wat hij creëert een mooie vorm te geven. Dus zijn dichters van grote faam in alle tijdperken altijd aangetrokken door de maan; zij hebben niet zoveel lyrische teksten over de zon geschreven, omdat zij meer waardering hadden voor het vrouwelijke aspect van de schepping. Om dezelfde reden was de maansikkel het teken van de Profeet, want als een profeet niet zo ontvankelijk voor God zou zijn als de wassende maan voor de zon, dan zou de verlichting niet tot hem komen. Door zijn ontvankelijkheid voor de stem van God ontvangt en vormt de profeet in zijn spirit de boodschap die hij vervolgens aan de mensheid geeft.

Koningen zijn altijd heel erg geïnteresseerd geweest in kennis en leren en hun vriendschap met dichers verzachtte hun karakter en bracht hun oorlogszuchtige neigingen, hun ruwheid en wreedheid in balans. De dichters hielpen de koningen om op een andere manier naar het leven te kijken. De poëtische inspiratie van de keizer Shah Jehan bracht de Taj Mahal voort. Als er geen poëzie was geweest was hij niet zo´n grote minnaar geworden.

Degene die poëzie leest, degene die van poëzie geniet en degene die poëzie schrijft moeten weten dat poëzie iets is wat niet tot de aarde behoort, dat het tot de hemel behoort; en wat dan ook de manier is waarop iemand zijn waardering en liefde voor poëzie toont, in werkelijkheid toont hij zijn waardering en liefde voor de spirit van schoonheid.