Muslih-ud-Din Sa'di

In het Oosten wordt het werk van Sa´di als eenvoudig, opvoedkundig en tegelijkertijd verheffend beschouwd. In India wordt Sa´di´s gedicht Karima aan kinderen van negen en tien jaar oud onderricht en dit werk is niet slechts een legende of een amusant verhaaltje; het is een zaadje dat in het hart van het kind van die leeftijd wordt gezaaid zodat het te zijner tijd kan bloeien en vruchten van goede gedachten en verbeelding voort kan brengen. Karima is een gedicht van dankzegging. Hierin geeft Sa´di de eerste les in hoe je dankbaar moet zijn, hoe je dankbaarheid kunt uiten, hoe je het kunt waarderen; en hij geeft de les van dankbaarheid en waardering voor alles in de wereld, voor de vriendelijkheid en de liefde van de moeder en de vader, van de vriend en de metgezel, door voor alles dankbaarheid voor God voor alle zegeningen en weldaden die de mens ontvangt, te onderrichten.

Sa´di hield van humor en hij was een zeer eenvoudig mens. Hij begint zijn Gulistan met een gebed waarin hij zegt: ´Laat mij mijn zwakheden niet aan anderen tonen maar aan u, mijn Heer, want U zijt de Rechter en U zijt de Vergever. U kieze wat U maar wense, of U Rechter of Vergever zijt´. De wijze waarop hij in dit gebed van start gaat is prachtig en zo eenvoudig en toch heeft het duizenden en duizenden mensen geraakt.

In Karima begint Sa´di met de woorden: ´O Heer, allergenadigste, ik vraag U vergiffenis want ik ben beperkt en in dit leven van beperking ben ik geneigd om te dwalen´. Hij onderricht in de eerste les dat de mens zijn beperkte omstandigheid dient te onderkennen en zich dient te realiseren dat deze beperktheid hem onderhevig maakt aan fouten; tegelijkertijd suggereert hij dat het het meest innerlijke verlangen van elke ziel is om boven de beperking uit te stijgen en verre van fouten te blijven, om goddelijke liefde te zoeken en vergeving te vragen en om alle zegeningen die men in dit leven ontvangt te waarderen opdat men opstijgt naar de ideale fase van de menselijke mens.

En als we naar het leven van heden kijken blijkt dit juist datgene wat er mist. Wanneer kinderen opgroeien zonder die neiging tot waardering begrijpen ze vaak niet wat hun moeder voor hen heeft gedaan, wat hun vader heeft gedaan, wat hun plicht jegens hun vrienden, jegens oudere mensen en jegens hun leraar is. En wanneer ze opgroeien zonder deze waardering te ontwikkelen dan ontwikkelt zich natuurlijk het egoïstische aspect van hun aard en wordt een lastpost. Een jongetje dat in zijn jeugd niet alles waardeert wat zijn moeder voor hem heeft gedaan kan niet leren om teder en zacht voor zijn vrouw te zijn, want hij zou zijn eerste les met zijn moeder hebben moeten leren. Alles wat van nature ontspringt dient verfijnd te worden en in zijn voleinding moet het perfect worden. Van jongs af aan is er een neiging om voor zichzelf op te komen. In de aard van het kind is het ´ik´ zeer uitgesproken en van alles wat hij bezit zegt hij ´van mij´. Als dit niet wordt veranderd, wanneer dezelfde houding blijft bestaan wanneer het kind ouder wordt, wordt hij hard voor degenen om hem heen en dit ´ik´ en wat hij ´van mij´ noemt veroorzaakt voor hen allen problemen.

Het geheel van het religieuze, spirituele en filosofische onderricht leidt ons naar de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Er is iets in de mens dat door de natuur is gemaakt, maar er is ook iets dat de mens zelf dient te maken. De mens is geboren als een mens, maar de mens ontwikkelt zich teneinde menselijk te worden. En als een mens slechts de mens blijft zoals hij is geboren en als dezelfde kwaliteiten waarmee hij werd geboren onontwikkeld en niet verfijnd blijven dan vervult hij niet het doel van het leven. Met alle groten die van tijd tot tijd naar deze wereld zijn gekomen en die wij erkennen als heiligen en wijzen, meesters, leraren en geïnspireerde helpers is het niet altijd de filosofie geweest die zij hebben onderricht, niet altijd de dogma´s of de vorm van religie die zij hebben gegeven wat van het grootste belang is geweest; wat het belangrijkste was was hun persoonlijkheid, hun persoon. De leringen van Boeddha worden door miljoenen in ere gehouden, maar groter dan zijn leringen waren het leven dat hij leidde en de wijsheid die hij in zijn leven heeft uitgedrukt, want hierin ligt de vervulling van zijn boodschap.

De mens wordt met een doel geboren, en dat doel wordt vervuld in de verfijning van zijn persoonlijkheid. Deze onverfijnde aard van het ego heeft wanneer hij door het leven wordt ontwikkeld een effect als de prik van een doorn. Waar, wie of wat hij ook maar aanraakt het veroorzaakt wat pijn of verwarring, wat destructie. En wanneer dus de persoonlijkheden van menselijke wezens niet verfijnd worden en zij worden geconfronteerd met verleidingen, met alles wat hen aantrekt, dingen waarvan zij houden en die zij bewonderen en willen hebben, dan komen zij dan ontmoeten zij de conflicterende activiteiten van het leven en wrijven zij als een doorn tegen alles aan en scheuren het in stukken. En wat gebeurt er? Ongetwijfeld vernielen doorns wanneer zij elkaar wrijven elkaar en voelen zij het minder; maar wanneer doorns tegen bloemen aanwrijven scheuren ze die in stukken. Als we individuen in alle leeftijdsfasen vragen wat zij hun moeite in het leven vinden dan zullen ze ons vertellen dat zij gebrek aan weelde, macht of positie hebben, maar meestal zal hun klacht zijn dat ze op de een of andere manier zijn gekwetst door anderen, door een vriend, ouder, kind, levenspartner, een buurman of –vrouw of een collega; ze zijn verward, vol zorgen of in moeilijkheden van de vroege ochtend tot de late avond door de invloed van dit doorn-leven dat hen raakt en krast. En toch lijkt de mens niet diep genoeg na te denken over dit onderwerp. Het leven is verblindend en het houdt hem altijd bezig en houdt hem in beslag door de fout bij anderen te vinden. Hij vindt niet de doorn in zichzelf; hij ziet altijd de doorn bij andere mensen.

Sa´di heeft geprobeerd om in eenvoudige woorden de mens naar de ontwikkeling van de bloemkwaliteit in zijn persoonlijkheid te helpen: om zijn persoonlijkheid te trainen die werd gemaakt om een bloem te zijn en niet een doorn. Hij heeft zijn boeken Gulistan genoemd, wat bloembed of een rozentuin betekent, en Bustan, een plaats van geur; en zijn gehele levenswerk was om aan de mens uit te leggen hoe het hart in een bloem veranderd kan worden en dat het is gemaakt om zijn parfum te verspreiden. Als iemand het maar traint en verzorgt zal het de verfijndheid, schoonheid en de geur van een bloem tonen; en dat is het doel van ons leven.

Er is geen mystificatie in de poëzie van Sa´di. Het is vol scherpzinnigheid en intelligentie en tegelijkertijd is het oorspronkelijk. En het mooiste wat je in de poëzie van Sa´di vindt is de humorvolle gedachtensprongen. Hij is bereid om naar de grappige kant van de dingen te kijken en om zichzelf te vermaken en plezier te hebben. Hoe weinigen van ons in deze wereld weten wat echte, ware vrolijkheid betekent, humor die niet vulgair is gemaakt, niet misbruikt is! Het toont het ritme en de toon van de ziel. Zonder humor is het leven saai en deprimerend. Humor is de reflectie van dat goddelijke leven en die goddelijke zon die het leven als een dag van zonneschijn maakt. Een iemand die over goddelijke wijsheid en goddelijke vreugde nadenkt voegt iets aan de uitdrukking van zijn gedachten toe wanneer hij zijn ideeën met vrolijkheid uit.

Op een dag zat Sa´di in een boekhandel waar zijn boeken werden verkocht. De boekenverkoper was afwezig en er kwam iemand binnen die naar een van de boeken van Sa´di vroeg, niet wetend dat hij met de dichter zelf sprak. Sa´di zei: ´Wat vind je mooi aan de boeken van Sa´di?´ Hij antwoordde: ´O, hij is grappig!´ Waarop Sa´di het boek als cadeau voor hem inpakte en toen hij wilde betalen, zei hij: ´Nee, ik ben Sa´di en als jij me grappig noemt geef je mij de best denkbare beloning!´

Hij wilde dat het leven opgewekt was. Spiritualiteit betekent niet een lang gezicht en diepe zuchten. Er zijn ongetwijfeld momenten dat we sympathiseren met de zorgen van iemand anders; ongetwijfeld zijn er momenten die ons tot tranen toe roeren en zijn er tijden dat we onze lippen moeten sluiten. Maar er zijn andere momenten waarop we de opgewekte kant van het leven kunnen zien en genieten van zijn schoonheid. De mens wordt niet in deze wereld geboren voor depressie en verdriet. Juist zijn wezen is geluk. Depressie is iets onnatuurlijks. Hiermee bedoel ik niet te zeggen dat zorg een zonde is of dat lijden altijd vermeden moet worden. We moeten ze beide ervaren in het leven teneinde het doel van het leven te voltooien. We kunnen niet altijd lachen en er is geen spirituele evolutie in het ontkennen van allebei de kanten van het leven. Zolang iemand niet gebonden is, is het geen zonde om midden in het leven te staan. De mens hoeft niet het bos in te gaan ver van de anderen om zijn goedheid en deugd te tonen. Wat heeft zijn goedheid en zijn deugd voor zin als hij zichzelf in het bos begraaft? We dienen temidden van het leven al wat mooi, perfect en goddelijk voor onze ziel is te ontwikkelen en tot uiting te brengen.

In de Gulistan brengt Sa´di een prachtige gedachte onder woorden. Hij zegt: ´Elke ziel is voor een bepaald doel bestemd en het licht van dat doel is in die ziel opgevlamd´. Het is een kort gedicht, maar het is een deel op zich zelf. Het wijst ons erop dat dit gehele universum als een enkele symfonie is en dat alle zielen de verschillende noten zijn. Hun activiteiten stemmen overeen met het ritme van deze symfonie en het doel van hun leven is deze symfonie te vervolmaken.

Mensen zijn vaak angstvallig om een bepaald iets te doen en wachten jarenlang ongelukkig en in wanhoop op het juiste moment. De ziel weet onbewust dat er een noot is die aangeraakt dient te worden en op het moment dat die toon wordt geraakt zal deze ziel tevreden zijn; en toch weet de ziel niet welke noot het is of wanneer die geraakt zal worden. Wat is het leven en wat houdt ons in leven in deze wereld van beperkingen, deze wereld van continue veranderingen, vol van leugens en vol van lijden en zorgen? Als er iets in deze wereld is wat ons in leven houdt is het hoop, de honing van het leven. Er is geen enkele ziel in de wereld die zal zeggen: ´Nu ben ik tevreden, ik heb verder geen wensen´. In iedereen, welke positie hij ook heeft in het leven, erg rijk of erg arm, blakend van gezondheid of lijdend aan pijn, en in alle omstandigheden is er een continue hunkering en een wachten op iets dat zal komen; hij weet niet wat, maar hij wacht op iets wat gaat komen. De ware verklaring van het leven is wachten; wachten op iets. En waar wacht de mens op? Op de voltooiing van het doel van het leven, dat komt wanneer de ziel die noot aanraakt, de noot die als de noot van die ziel is bedoeld; dit zoekt zij ofwel in de uiterlijke ofwel in de innerlijke sfeer.

De mens heeft het doel van zijn leven niet voltooid totdat hij die noot heeft geraakt die zijn noot is en de grootste tragedie in het leven is de verduistering van het doel. Wanneer het doel niet helder is lijdt de mens; hij kan niet ademhalen. Hij weet niet wat hij moet doen. Dit leven zal hem dingen presenteren die hem voor dat moment zullen interesseren, maar zodra hij ze bezit zal hij zeggen: ´Nee, dit is het niet; het is iets anders´. Dus gaat de mens voort in illusie terwijl hij constant zoekt en toch niet weet wat hij zoekt. Gezegend is hij die het doel van zijn leven kent want dat is de eerste stap naar voltooiing.

Hoe kunnen wij het doel van het leven kennen? Kan iemand dat ons vertellen? Nee; niemand kan ons dat vertellen, want het leven is uit zichzelf zelf-onthullend en het is onze eigen fout als wij niet open zijn voor die onthulling die het leven ons biedt; het is niet de fout van het leven. De mens is de afstammeling van de natuur en daardoor behoort zijn doel tot de natuur. Maar de kunstmatigheid van het leven brengt verduistering en dit verhindert hem die kennis te ontvangen die de onthulling van zijn eigen ziel is.

En als er wordt gevraagd hoe iemand verder zou moeten gaan dan zou ik de studie adviseren van elk object, goed of fout, dat ons ofwel uiterlijk of innerlijk vasthoudt en aantrekt; we zouden niet twijfelend of achterdochtig moeten zijn. Wat Christus van de vroege morgen tot de late avond onderwees was vertrouwen, maar de interpretatie die over het algemeen aan dat woord wordt gegeven maakt dat niet duidelijk. Men heeft gezegd dat het vertrouwen in een priester, een kerk of een sekte betekende, maar dat is de betekenis niet. De ware betekenis van vertrouwen is vertrouwen in zichzelf.

Het werk van Sa´di onderricht van begin tot eind de eerste les van vertrouwen, welke is om te begrijpen dat wij niet zo maar voor niets in deze wereld zijn, om onze levens te vergooien. We zijn hier met een doel, iedereen heeft een bepaald doel. Ieder van ons is een atoom van dit universum en maakt de symfonie compleet, en als we onze noot niet aanslaan betekent dat dat die noot in de symfonie van het geheel mist. Wanneer we niet het doel van ons leven voltooien op de manier waarvoor we zijn geschapen dan leven we niet juist en zijn we vervolgens niet gelukkig.

Ons geluk hangt af van de juiste manier van leven en de juiste manier van leven hangt af van het aanslaan van onze noot; de realisatie van dat doel bevindt zich in het boek van ons hart. Open dat boek en lees het. Het doel van alle meditatie, concentratie en contemplatie is slechts om dit boek te openen, om onze mind te focussen en om te zien welk doel er in ons leven is. En zodra we zien dat ons uiteindelijke doel, de doelstelling van ons leven en ons geluk, onze ware gezondheid en welzijn en onze ware weelde in de voltooiing van ons doel ligt dan zal de hele tendens van ons leven veranderen.