Farid-ud-Din-Attar

Farid-ud-Din-Attar was een van de oudste Soefi-dichters van Perzië en het lijdt geen twijfel dat het werk van Attar de inspiratie van Rumi en van vele andere spirituele zielen en dichters van Perzië was. Hij zette de weg naar het ultieme doel van het leven uiteen door een soort beeld in dichtvorm te maken. Bijna alle grote leraren van de wereld hebben bij het attenderen aan zoekende zielen op de juiste weg een symbolische vorm van uitdrukking moeten gebruiken zoals een verhaal of legende dat een sleutel kon geven aan degene die er klaar voor was om het te begrijpen en tegelijkertijd degene te interesseren die er nog niet klaar voor was. Dus beiden verheugen zich, degene die slaapt en degene die al ontwaakt is. Deze methode is gevolgd door de dichters van Perzië en India, vooral de Hindoestaanse dichters, en zij hebben hun verhaal verteld in een vorm die aanvaardbaar zou zijn, niet alleen voor de zoekers naar waarheid, maar ook voor al degenen in de verschillende evolutiefasen.

Het bekendste werk van Attar heet Mantiq-ut-Tayr, of de Samenspraak van de Vogels, waaruit heden het idee van de Blauwe Vogel is gehaald. Erg weinig mensen hebben het idee van de Blauwe Vogel of de Vogel van de Lucht begrepen. Het bevat een heel oude lering door het gebruik van het Perzische woord voor lucht. Deze lering attendeert erop dat elke ziel een vermogen heeft dat de lucht genoemd kan worden en dat dit vermogen de aarde of de hemel een plaats kan geven, aan welke van de twee zij ook maar deelneemt en in zichzelf vasthoudt. Wanneer je in een menigte rondloopt wat zie je dan? Je ziet talrijke gezichten, maar je zou die beter verscheidene attitudes kunnen noemen. Alles wat wij in individuen zien, alles wat zich aan ons presenteert, heeft uitdrukking, atmosfeer en vorm. Als we het een naam geven, is het de attitude, wat voor attitude zij ook maar ten opzichte van het leven hebben, goed of fout, juist of verkeerd; zij zijn zelf die attitude. Toont dit niet aan hoe juist het woord lucht is?

In feite komt het erop neer dat iemand wordt wat hij van zichzelf maakt. De bron van geluk of verdriet is helemaal in de mens zelf. Wanneer hij zich hiervan niet bewust is, is hij niet in staat zijn leven op orde te brengen, maar als hij vertrouwder met het geheim raakt verkrijgt hij meesterschap, en het proces waardoor dit meesterschap wordt verworven is de enige vervulling van het doel van dit leven. Dit proces wordt uitgelegd door Attar in zijn beschrijving van de zeven valleien waardoor de Vogel van de Lucht is heen gegaan.

De eerste vallei is de Vallei van de Zoektocht. Hoe waar is het niet dat een kind wordt geboren met de neiging om te zoeken, te weten! Wat we leergierigheid of nieuwsgierigheid noemen wordt in ieder van hen geboren, en het representeert het innerlijke gevoel van de zoektocht. En daar de mens met deze neiging wordt geboren, kan hij niet tevreden zijn totdat hij door te zoeken de kennis heeft verworven die hij wil hebben. Er bestaat geen twijfel over dat wat de mens ervan weerhoudt om die kennis te verwerven waar zijn ziel echt naar op zoek is, hijzelf is. Het is zijn kleine zelf, dat altijd in de weg staat, dat hem ervan weerhoudt om te zoeken naar het enige wat elke ziel tracht te vinden. Daarom kan men met gemak beweren dat er geen ergere vijand voor de mens bestaat dan hijzelf.

Op deze zoektocht denken sommige mensen dat je van wetenschap of van kunst iets kunt uitvinden dat achter deze manifestatie is; en waarlijk, of de zoektocht nu materialistisch of spiritueel is uiteindelijk arriveer je, en moet je arriveren, bij dat doel dat voor iedereen hetzelfde is. Wetenschappers en ingenieurs, mensen die zijn opgeslorpt in onderzoek naar materiële dingen en nauwelijks over spirituele dingen nadenken, zelfs zij arriveren na veel onderzoek erg dicht bij dezelfde kennis die de ultieme kennis is. Daarom kunnen wij hoe iemand ons ook toeschijnt, materialist, atheïst of agnosticus, hem zo niet noemen omdat uiteindelijk zijn doel hetzelfde is en zijn verworvenheid dezelfde is. Als hij werkelijk de diepten van kennis bereikt, als hij ver genoeg gaat, zal hij wat hij ook aan het zoeken was bij hetzelfde doel arriveren.

En wanneer hij voldoende heeft gezocht en iets bevredigens heeft gevonden, kan een mens toch nog niet van die bevrediging genieten tenzij er een gave meespeelt en dat is de gave van liefde en devotie. Zien we niet vaak in ons dagelijks leven dat mensen met een groot intellect en met een brede belangstelling erg vaak iets lijken te missen? Wanneer het voorkomt dat er van een stel de een heel intellectueel is dan kan de ander voelen dat er iets mist dat hun levens compleet maakt, dat intellect alleen niet voldoende is. Wat is dat? Het is het hart dat het leven in balans brengt en de afwezigheid van het hart maakt dat het leven droog blijft. Kennis en hart zijn net als positieve en negatieve krachten; deze twee dingen brengen het leven in balans. Als de hartkwaliteit sterk is en het intellect is afwezig dan mist het leven balans. Kennis en hartkwaliteit dienen tegelijkertijd ontwikkeld te worden. En daarom is volgens Attar de gave van devotie of kwaliteit van het hart de tweede vallei, de Vallei van de Liefde; en de derde vallei is de Vallei van de Kennis, de kennis die verlicht en met behulp van het liefdeselement en het intellect komt. Dat is de kennis die spirituele kennis wordt genoemd. Zonder een ontwikkelde hartkwaliteit kan een mens niet die kennis hebben. Er zijn zuivere lichten en schaduwen in iemands leven die niet gezien en volledig begrepen kunnen worden zonder de diepere kant van het leven, de devotionele kant, aangeraakt te hebben. Degene die nog nooit in zijn leven helemaal dankbaar is geweest, weet niet wat het is. Degene die nog nooit in zijn leven nederigheid heeft ervaren, kent de schoonheid ervan niet. Degene die geen tederheid of bescheidenheid heeft gekend kan de schoonheid ervan niet waarderen of het niet herkennen.

Ongetwijfeld wordt iemand met hoogstaande kwaliteiten vaak belachelijk gemaakt als hij zich toevallig op een plek bevindt waar deze kwaliteiten niet worden begrepen, waar ze als een vreemde taal zijn. Dit toont aan dat er een verfijndheid in het leven bestaat waarvoor intellect alleen niet voldoende is. Het hart moet ook open zijn. Een zeer intellectuele man ging naar Jami en vroeg hem hem als leerling te nemen en hem in te wijden. Jami keek naar hem en zei: ´Heb je ooit van iemand gehouden?´ De man antwoordde: ´Nee, ik heb niet liefgehad´. Toen zei Jami: ´Ga en heb eerst lief, kom vervolgens naar me toe en dan zal ik je de weg wijzen´.

Liefde heeft in elke levensfase haar tijd. Als kind, als jongere, als volwassene, wat voor fase iemand ook heeft bereikt, er is altijd liefde vereist en de liefde heeft zijn rol te spelen; in welke situatie we ook maar worden geplaatst, tussen vrienden of vijanden, tussen degenen die ons begrijpen of tussen degenen die dat niet doen, of we op ons gemak zijn of in de problemen, op alle plaatsen, op elke tijd heeft hij zijn rol te spelen. En degene die denkt: ´Ik moet niet het principe van liefde zijn gang laten gaan, maar ik moet me ertegen harden´, zet zijn ziel gevangen. Er is slechts een ding in de wereld dat het teken van de hemel toont, dat bewijs levert van God, en dat is pure onbaatzuchtige liefde. Want alle nobele kwaliteiten die in de ziel zijn verborgen zullen te voorschijn komen en opbloeien wanneer liefde hen helpt en hen voedt. Een mens kan veel goeds in zich hebben en hij kan heel intelligent zijn, maar zolang het hart is gesloten kan hij die grootmoedigheid, die goedheid die in zijn hart is verborgen niet tonen; en de psychologie van het hart is van dien aard dat wanneer iemand het eenmaal leert kennen men zich realiseert dat het leven een continu fenomeen is. Dan wordt elk ogenblik van het leven een wonder; er wordt een zoeklicht gericht op de menselijke natuur en alles wordt zo helder dat iemand niet om een groter fenomeen of wonder vraagt; het is een wonder op zich. Wat men telepathie, gedachtenlezen of helderziendheid of zo noemt, komt vanzelf als het hart open is.

Als iemand koud en rigide is, voelt hij zich in zichzelf alsof hij zich in een graf bevindt; hij leeft niet, hij kan niet van het leven genieten, want hij kan zich niet uitdrukken en hij kan het licht en het leven buiten niet zien. En wat weerhoudt iemand ervan om zijn hartkwaliteit te ontwikkelen? Zijn veeleisende houding. Hij wil van liefde een business maken. Hij zegt: ´Als jij van mij wilt houden, houd ik van jou´. Zodra iemand zijn gunsten en diensten en al wat hij voor degene doet van wie hij houdt, meet en weegt dan weet hij niet wat liefde is. Liefde ziet de geliefde en verder niets. Zoals Rumi zegt: ´Of je nu van een menselijk wezen of van God houdt, er komt een dag waarop alle minnaars, zowel van mensen als van God voor de troon van liefde worden geleid en de aanwezigheid van die enige Geliefde zal daar regeren´. Wat toont dit aan? Door het liefhebben van een vriend, door het liefhebben van onze buren, zelfs in het liefhebben dat iemand een vijand betoont, heeft men alleen God lief. En degene die zegt: ´Ik houd van God maar ik kan niet van de mens houden´, houdt niet van God; dat kan hij niet. Dat lijkt op: ´Ik houd heel erg van jou maar ik houd er niet van om naar je gezicht te kijken!´

En na de derde vallei, waar de kennis van de menselijke natuur en van de zuivere gevoelens die deugden worden genoemd wordt verworven, is de volgende stap vernietiging. Maar wat wij destructie of vernietiging noemen is niets anders dan verandering. Noch substantie noch vorm noch spirit, niets wordt definitief vernietigd; het wordt slechts veranderd. Maar de mens houdt er soms niet van om te veranderen. Hij houdt er niet van maar hij kan niet zonder leven. Er is niet een enkel moment in ons leven waar geen verandering is; of we het nu wel of niet accepteren, de verandering is er. Destructie, vernietiging of dood lijken een heel ander soort verandering, maar toch sterven wij in het leven duizenden doden. Een grote teleurstelling, het moment waarop ons hart breekt, is erger dan de dood. Vaak zijn onze ervaringen in het leven erger dan de dood, en toch gaan we er doorheen. Op het moment zelf lijken ze ondraaglijk; wij denken dat we het niet kunnen verdragen en toch leven we. Als we na het sterven van duizend doden nog leven, dan is er niets op de wereld waar we bang voor hoeven te zijn. Het is het waanidee van de mens, zijn eigen verbeeldingskracht die de dood vreselijk voor hem maakt. Kan iemand het leven vermoorden? Als er een dood is dan is dat de dood zelf, want het leven zal niet sterven.

Er ging eens iemand met een vraag naar een Soefi; hij vroeg: ´Ik heb vele, vele jaren gepuzzeld en boeken gelezen en ik ben niet in staat geweest om een definitief antwoord te vinden; vertel me wat er na de dood gebeurt?´ De Soefi antwoordde: ´Vraag dat alstublieft aan iemand die zal sterven, ik ga leven´. Het idee is dat er een hemel is die ons eigen wezen is; met andere woorden, we kunnen het een accommodatie noemen. En wat heeft bezit van deze accommodatie genomen? Een misleid ego dat zegt: ´Ik´. Het is misleid door dit lichaam en mind en heeft zichzelf een individu genoemd. Wanneer iemand een voddenjas heeft, zegt hij: ´Ik ben arm´. In werkelijkheid is de jas arm, niet hij. Wat deze capaciteit of accommodatie inhoudt is wat zijn kennis wordt, zijn realisatie en dat is wat hem beperkt; het vormt die beperking die de tragedie van elke ziel is.

Nu kan deze capaciteit gevuld worden met het zelf of het kan gevuld worden met God. Er is slechts ruimte voor een iemand. Ofwel leven we met onze beperking, ofwel laten we God daar regeren in Zijn onbeperkte Wezen. Met andere woorden, we nemen het huis weg dat altijd heeft toebehoord aan iemand anders en vullen het met misleiding en noemen het van onszelf; en we noemen het niet alleen van onszelf, maar we noemen het zelfs ons zelf. Dat is de misleiding van de mens en alle religieuze en filosofische leringen worden gegeven om de mens van deze misleiding te bevrijden die hem van zijn spirituele rijkdom afhoudt. Spirituele weelde is de grootste weelde, spiritueel geluk is het enige geluk; er bestaat geen ander. Als iemand eenmaal in staat is zichzelf uit de droom te helpen dan komt hij in de fase die wordt beschreven in de vierde Vallei, de Vallei van Niet-Hechting, en is hij bang. Hij denkt: ´Hoe kan ik mijn huis aan iemand anders geven, zelfs als het aan God is? Dit is mijn lichaam, mijn mind, mijn huis, mijn individualiteit. Hoe kan ik dat weggeven, zelfs aan God?´ Maar in werkelijkheid is het niet iets waarop hij kan vertrouwen. Het is van begin tot eind een misleiding en onderworpen aan destructie. Bevindt zich er iets boven destructie? Niets. Dus waarom dan maar voor een ogenblik bang te zijn en te denken dat het niets is. Deze natuurlijke angst komt omhoog omdat de mens het niet gewend is de werkelijkheid onder ogen te zien. Hij is zo gewend aan dromen dat hij bang is voor de werkelijkheid. Mensen zijn bang om zichzelf te verliezen, maar zij weten niet dat niet-hechting niet jezelf verliezen is; het betekent de illusie verliezen, en in werkelijkheid is het slechts door het verliezen van deze illusie dat zij zichzelf vinden. De ziel van iemand is verloren geraakt in deze illusie; en het proces is om er uit te komen, om erboven uit te stijgen.

Tegen de tijd dat de vijfde vallei, de Vallei van Eenheid, is bereikt heeft men zijn zelf gedesillusioneerd en deze handeling wordt in de Bijbel wedergeboorte genoemd; wanneer de ziel boven de illusie uit is gekomen is dat de geboorte van de ziel. En hoe drukt deze geboorte van de ziel zich uit? Wat voelt men? Het drukt zich in eerste instantie uit in een soort verbijstering tegelijk met een grote vreugde. De interesse van de mens in het leven is toegenomen; hij geniet van alles wat hij ziet. Hij houdt zich met een paar dingen bezig maar verbaast zich over alles. Deze verbijstering is zodanig dat het erg amusant wordt om naar het leven te kijken. De hele wereld wordt een soort podium voor hem, vol met spelers. Hij begint zich dan te amuseren met de mensen van deze wereld, net zoals men zou kunnen spelen met kinderen en zich toch niet bezighoudt met wat ze doen, want hij verwacht niet beter. Als kinderen iets anders doen dan de ouders zijn de ouders niet erg bezorgd; zij weten dat het een fase is in het leven van het kind en dat ze niet beter kunnen verwachten van hen. Dus voor- en afkeuren, gunsten en lage dunk kunnen hem interessen, maar ze zullen hem helemaal niet beroeren.

Er is een andere fase, waarin deze verbijstering de mens ertoe brengt de reflectie van de Ene te zien die bezit heeft genomen van zijn hart. Dat betekent ook het zien van iemand Geliefde in iedereen, zelfs in de vijand. De Geliefde wordt in alles gezien en dan wordt de beken met gif die door de Geliefde wordt gegeven niet zo bitter. Degenen die, zoals Christus, zichzelf hebben opgeofferd en voor de mensheid hebben geleden hebben een voorbeeld gegeven aan de wereld terwijl ze een Godbewuste ziel hebben onthuld die de fase heeft bereikt waar zelfs een vijand een vriend blijkt, als de Geliefde. En het is geen onbereikbare fase want de ziel is gemaakt van liefde en is op weg naar de perfectie van liefde. Al de deugden die een mens heeft geleerd, heeft de liefde hem onderricht. Daarom kan deze wereld van goed en slecht, van doornen en van bloemen een plaats van alleen maar pracht worden.

In de zesde vallei, de Vallei van Verwondering, herkent en begrijpt de mens wat er zich achter de dingen bevindt, de reden van alle redenen, de oorzaak van alle oorzaken; want door deze ontplooiing ontwikkelen zich in de mens alle intuïtie en kracht.

En de zevende vallei, de Vallei van God-realisatie, is de vallei van die vrede waar elke ziel op een spirituele of materiële wijze naar op zoek is, van ´s morgensvroeg tot ´s avondslaat op zoek naar iets dat haar vrede zal geven. Voor sommige zielen komt die vrede wanneer ze slapen; maar voor de God-bewuste wordt die vrede zijn thuis. Zodra hij zijn ogen sluit, zodra hij zijn lichaam tot rust heeft gebracht, zijn mind heeft verstild en de beperkingen van zijn bewustzijn heeft verloren, begint hij in de grenzeloze sferen te dobberen.