In elke kunst en vooral in de beeldhouwkunst zijn er drie fasen. De eerste fase is de conceptie; de volgende de compositie; en de derde fase is de productie. Als de kunstenaar niet in staat is zich een idee voor te stellen, dan kan hij niet verder gaan. Hij kan het honderd keer proberen, maar hij zal niet het gewenste resultaat bereiken. De buitenwereld kan helpen om zo´n voorstelling teweeg te brengen, maar eigenlijk moet ze van binnen uit ontspringen. Dat hangt af van de ontwikkeling van de kunstenaar; in overeenstemming met zijn ontwikkeling is hij in staat de stijgende stroom van inspiratie die van binnenuit komt te grijpen, te voelen.
Het werk van de beeldhouwer is van zeer groot belang, want het is een imitatie van de kunst van de Schepper, en niet altijd in miniatuurvorm. Het eerste idee van een beeldhouwer is om een levensgroot beeld te maken, of misschien wel groter dan levensgroot; en als het kleiner is is het zijn taak om er zo veel leven in te stoppen dat het de plaats van een levend wezen in kan nemen. Dus is beeldhouwen het imiteren van God.
Compositie komt uit een andere gave. Het vormen van een idee is het werk van de intuïtie, maar zelfs als iemand genoeg intuïtie heeft om zich een idee te vormen, dan heeft hij nog steeds de gave van de compositie nodig om het uit te drukken. Een begiftigd kunstenaar is hij die de gave heeft, de vaardigheid, om in zijn mind datgene te componeren wat hij naar buiten wil brengen. Er zijn veel intuïtieve kunstenaars die in overeenstemming met hun specifieke fase van ontwikkeling een intuïtie kunnen waarnemen, maar als zij niet begiftigd zijn kunnen ze het niet componeren. Dat is een ander talent. Het lijdt geen twijfeld dat een natuurliefhebber, een scherpzinnig observator, een bewonderaar van lijn en kromming, een ware kunstenaar, allen zo´n gave hebben – de aanleg om datgene te componeren wat de intuïtie brengt in de vorm van een idee.
De derde fase is de productie. Als iemand niet gekwalificeerd is om iets met zijn handen te produceren dan kan hij wel intuïtie en de gave van compositie hebben en toch kan hij geen kunstwerk produceren. Dat is iets anders, dat is deskundigheid; en deskundigheid wordt door de praktijk geleerd. De menselijke natuur is zodanig dat het alles als eenvoudig beschouwt. Als iemand intuïtie heeft, denkt hij al gauw dat hij ook kan componeren; en als men in staat is een kunstwerk in zijn mind te componeren dan gelooft men dat men het kan produceren; maar, nogmaals, het produceren vereist een ander soort talent.
Wat is de moeilijkste fase? Dat kan niet worden bepaald want de ene kunstenaar heeft talent maar is zonder intuïtie; een andere kunstenaar kan in zijn mind componeren en toch zonder deskundigheid in het produceren ervan zijn; en dan er is nog een ander die intuïtie heeft maar tekortschiet aan compositie en productie. Om deze drie gaves te combineren moet men niet alleen een kunstenaar zijn, maar moet men kunst zelf worden. Dan zal tot degene die zo geobsedeerd is door zijn zijn dat hij zichzelf vergeet, die vaardigheid, die intuïtie, die deskundigheid van nature komen; dan begint hij wonderen te verrichten en wordt zijn kunst een perfecte uitdrukking van wat hij in zijn mind had.
In de klassieke kunst van Egypte vindt men een buitengewone atmosfeer. Men kan een eenvoudig standbeeld nemen dat met weinig vaardigheid gemaakt schijnt te zijn als het met de kunst van het klassieke Griekenland wordt vergeleken, maar als het vanuit een psychologisch gezichtspunt wordt bestudeerd dan vindt men er iets levends in. Het is niet alleen een kunstwerk maar er is leven in geplaatst; en dit toont aan dat de neiging van de kunstenaars uit de oudheid was om leven aan hun gedachten te geven. Hun beeldhouwkunst mag dan geen grote vaardigheid tonen, maar het is een fenomeen. Als een stuk rots dat duizenden jaren geleden is gekerfd een atmosfeer voort kan brengen dan bewijst dit dat de kunstenaar die het heeft gemaakt het leven heeft gegeven. En hoe meer men de klassieke geschiedenis van Egypte bestudeert hoe meer men zal ontdekken dat de Egyptenaren de kunst van het geven van leven aan objecten bezaten.
Aangekomen bij de kunst van India, zien we dat de kunstenaars daar gebruik maakten van beeldhouwkunst om geschriften te produceren; elk kunstwerk in India is een geschrift en we kunnen er een of andere filosofische waarheid in vinden. De beeldhouwwerken en gravures in de tempels, de goden en godinnen, hun verscheidene handen die elk een of ander symbolisch object vasthouden, hebben allemaal een diepe betekenis en door de studie van deze betekenis kan men tot verwerkelijking komen. Dus waren de klassieke tempels van India niet alleen plaatsen waar mensen aanbaden; maar zij waren tegelijkertijd geschriften, plaatsen waar mensen werden geïnspireerd als hun inzicht scherp genoeg was om te observeren wat er zich achter de symbolen bevond. De toeristen die er nu naar toe gaan en het artistieke aspect van deze beeldhouwwerken bewonderen zien niet wat er zich achter bevindt of met welk idee ze werden gemaakt. De kunstenaars gaven niet alleen hun aandacht aan de artistieke kant, want het hoofdmotief achter deze beeldhouwwerken was om bepaalde aspecten van de filosofie van het leven uit te drukken.
Men vindt deze kunstvorm in heel India, bijvoorbeeld in de buurt van Bombay in de grotten van Elephanta, en op een plaats die Ajanta heet, in de buurt van Aurangabad. Er zijn ook voorbeelden in de buurt van Darjeeling en in Nepal en omgeving; en als men verder Tibet in gaat, vindt men de klassieke filosofie die gedurende duizenden jaren is bewaard in de vorm van beeldhouwkunst, klaar om zich te onthullen voor zielen die genoeg geëvolueerd zijn om te lezen wat er daar werd geschreven.
In het Oosten was men van mening dat het klassieke China de hoogste artistieke vaardigheid bezat. Wat het meest op waarde wordt geschat in de kunst van China is haar verbeeldingskracht; de Chinese kunstenaar bracht een beeld van geduld, van hebzucht, van gramschap, het beeld van oorlog, het beeld van vrede, allerlei soorten ideëen als deze, voort in de vorm van een dier of een mens. Het is een bijzonder talent wat niet in iedere kunstenaar wordt gevonden, omdat de mens van nature geneigd is dat af te beelden waarmee hij vertrouwd is, maar een kunstenaar die iets totaal anders dan wat men gewend is te zien kan verbeelden heeft nogal een ander talent. Als we vanuit dit gezichtspunt hiernaar kijken is het erg bewonderingswaardig en de Chinezen waren inderdaad in staat om op deze manier hoogst interessante kunstwerken te maken.
Alles wat we gewend zijn te zien is gemakkelijk te bewonderen, omdat onze ogen eraan gewend zijn; maar elke vorm die anders is schijnt ons raar toe, vreemd. De Chinezen hebben schoonheid gegeven aan vormen die nooit eerder zijn gezien maar die het oog en de mind ook aantrekken; en de bedachtzamen zullen ophouden te denken wat er achter hen steekt. Door hun verbeeldingskracht poogden de Chinezen kunstenaars het abstracte in de objectieve vorm te brengen. En in meer of mindere mate heeft de wereld de klassieke kunst van China bewonderd en toch heeft zij niet helemaal haar betekenis begrepen. Heden proberen deskundigen van de Chinese kunst haar aan Westerse kunstliefhebbers uit te leggen, maar het is niet de kunstdeskundige die de kunst van China uit kan leggen. Zij behoeft een psychologische uitleg, zij behoeft de mystieke aanraking; want zij is voortgekomen uit een mind die diep en bedachtzaam is, de mind van een volk dat duizenden jaren geleden heeft en op zoek is geweest naar de waarheid.
Maar wat schoonheid betreft bestaat er geen kunst die kan worden vergeleken met die van Griekenland. De klassieke Griekse kunst kent haar weerga niet wat schoonheid, wat haar verfijning betreft. Het lijkt alsof er beweging aan het standbeeld is gegeven en dat het standbeeld duizenden jaren is bewogen. De gratie, de verfijning en tegelijkertijd de mystiek van de klassieke Griekse kunst is prachtig. Elke handeling die we in deze beeldhouwkunst kunnen observeren onthult enige betekenis. De Griekse verbeeldingskracht vervult ons ook met verbazing en bewondering.
Als we de hedendaagse beeldhouwkunst bekijken dan lijkt het alsof de kunstenaar zoekende is; hij probeert iets te bereiken waarvan hij weet dat dat afwezig is. De ziel van de beeldhouwer is op zoek naar iets dat verloren lijkt. Allereerst wordt de kunstenaar door gebrek aan waardering om hem heen ontmoedigd en vervolgens wordt hij midden in de zakenwereld neergezet; en die opluchting die aan het hart van de kunstenaar zou moeten worden gegeven zodat hij alleen maar aan kunst en aan niets anders mag denken, is tegenwoordig niet te vinden. Er werd niet zoveel aan competitie gedacht in de oudheid, er was geen vastgestelde prijs voor kunst. Kunst was van onschatbare waarde. De bewonderaars van klassieke kunst hebben nooit over een kunstwerk nagedacht in termen van een vaststaande prijs. Zij dachten altijd dat zij nooit genoeg konden geven voor ware kunst. Op die manier ging kunst vooruit; zij werd bewonderd.
Naast de richting is de huidige kunst niet van dezelfde aard als in de oudheid. De richting van de klassieke kunst was richting spirituele verwerkelijking. De kunstenaar zag liefde, harmonie en schoonheid in hun hoogste aspecten. En wanneer de kunstenaar die richting verliest dan komt hij op aarde terecht; in plaats van opwaarts gaat hij neerwaarts. Het lijdt geen twijfel dat de mensheid tegenwoordig minder religieus is. Elke stap die we denken te zetten in een nieuwe richting lijkt verder verwijderd van religie; in alles zien we dat de mensheid de religie aan het vergeten is en zelfs de opgeleide en intellectuele mensen willen elke conversatie over het onderwerp vermijden. Velen vinden dat het uitspreken van de naam van God een grote last op hun schouders legt; zij denken dat dat zwaar is; en wanneer dit onderwerp ter sprake komt tijdens een conversatie dan zeggen ze ´hogere machten´, ´hogere krachten´ of soms zeggen ze met grote moeite ´goden´. Om eenvoudigweg ´God´ te zeggen is te eenvoudig; zij geloven dat ze te ver ontwikkeld zijn om ´God´ te zeggen.
Een verkeerde conceptie van democratie heeft er ook toe geleid dat moderne schrijvers tegen het ideaal van God schrijven, een ideaal dat door de grote profeten van Ben Israel en alle heiligen en wijzen was geschetst en verfraaid. Dat ideaal was voor hen een springplank; maar deze schrijvers zeggen dat door bijvoorbeeld over de wrok van God te spreken God in een wrede vorm werd afgeschilderd. Zij denken dat de intelligente mensen van tegenwoordig het beter zouden hebben uitgedrukt, het een mooiere vorm zouden hebben gegeven; maar in plaats van het een mooiere vorm te hebben gegeven hebben zij het vernietigd en zo de mensheid verarmd. Nu het ideaal is verloren blijft er niets over om je aan vast te houden behalve objecten die men met de zintuigen kan waarnemen en aanraken.
Dit betekent niet dat de Westerse kunst zich sinds de Renaissance niet heeft ontwikkeld. Het is bij elke stap geëvolueerd, maar het lijkt er toch nog op dat er iets ontbreekt; en dat wat aan de moderne kunst toegevoegd moet worden er nog niet is. Moderne kunst vereist zo veel om het perfect te maken, en tegenwoordig voelt geen ander als de kunstenaar dat zo diepgaand. De wetenschapper is sneller tevreden met het weinige dat hij ontdekt, maar hoe beter een kunstwerk is hoe meer de kunstenaar voelt dat er nog steeds iets aan ontbreekt; zijn hart hunkert er gedurende zijn hele leven naar om iets meer dan dat te produceren. Elke kunstenaar hunkert bewust of onbewust naar dat iets wat er mist. En als dit doorgaat, zal de kunstenaar het ongetwijfeld vinden; en op de dag dat het mysterie wordt gevonden zal kunst weer opnieuw een taal worden.
De meditatieve eigenschap en de praktijk van concentratie zou in de kunst moeten worden ontwikkeld, en zo ook het hogere ideaal; maar deze materiële wereld vormt een barrière hiertegen. Het staat de vooruitgang van de kunstenaar in de weg. Toch lijdt het geen twijfel dat de ware kunstenaar altijd geneigd is naar het spirituele; hij wordt slechts gehinderd door de wereld en daardoor is het mogelijk dat de beeldhouwkunst morgen zal evolueren; zij zal evolueren in verfijning en in schoonheid en beeldhouwers zullen ook hun verbeeldingskracht ontwikkelen. Wanneer de kunstenaar echt in staat zal zijn een levend standbeeld te produceren, dan zal de kunst culmineren in die grote bereiking.
Het motief achter de gehele schepping is om leven in alles te plaatsen; dat is het enige doel. Met andere woorden, elke rots ziet uit naar de dag dat hij als een vulkaan zal uitbarsten en dat dan alles wat waardevol is er uit zal komen. Zwavel, diamanden, goud en zilver, alles wat zich in zijn hart bevindt zal er eens uit komen; dat is zijn doel.
Elke boom kijkt uit naar de dag waarop hij vruchten zal dragen. Liefde drukt zich via elk kanaal uit en ze manifesteert zich naar buiten toe opdat God Zichzelf in het gezicht kan zien. En zo is het ook met een kunstwerk. Mensen denken dat het de kunstenaar is die het heeft gemaakt; in werkelijkheid is het God die het heeft geperfectioneerd. Net zoals het het plezier van God is om de wereld te scheppen, zo is het ook het plezier van God om door middel van pen, kwast en beitel leven te geven aan iets wat zonder leven is. Als er leven is, is God er. En wat is God? God is liefde; en dus is het het verlangen van die liefde om zich te manifesteren in de vorm van schoonheid op het gebied van kunst.