Wilskracht

Wanneer de mind de natuur van de wilskracht onderzoekt wordt het een vraag of het een macht van de mind, een macht van het denken of een macht van het brein is. Degenen die niet voorbij de macht van het brein kunnen kijken, noemen het brein-macht. Degenen die niet voorbij de mind kunnen kijken, noemen het de macht van de mind. Degenen die niet kunnen bevatten dat er in de mens iets boven de gevoelens kan bestaan beschouwen wilskracht als een macht van het gevoel. Een soefi begrijpt dat het een goddelijke macht is.

Het is de goddelijke wil die door het hele universum heen wordt gemanifesteerd, die het gehele universum heeft geschapen. En het is deel van de goddelijke wil dat hij zich door ons heen manifesteert. Alles wat we in het leven doen wordt geregeerd en gestuurd door die macht. Als er niet slechts een macht zou zijn die regeert en stuurt hoe zou het dan geweest zijn als een voet had besloten om naar het Noorden te gaan en de andere voet had besloten om naar het Zuiden te gaan? Onze twee ogen zouden twee kanten opgekeken hebben, het ene naar het Westen en het andere naar het Oosten, als er zich niet één wilskracht achter hen had bevonden om hun blik naar een object te sturen. Bij het optillen van een bepaald iets zou de ene hand naar boven kunnen gaan en de andere naar beneden als er niet één wilskracht zou zijn om beide te regeren en hen aan te zetten zich te verenigen in een beweging. Dit laat zien dat elk individu een wilkracht heeft die zowel de verscheidene organen van ons fysieke bestaan als onze gedachten en verbeeldingen regeert. Ze worden allemaal bewust of onbewust door die ene macht gestuurd. We zouden niet één enkel iets kunnen volbrengen in het leven als de wilskracht niet werkzaam zou zijn.

Er zijn echter twee manieren waarop de wilskracht werkzaam is: op de eerste plaats wanneer die wordt verlicht met het licht van de intelligentie. Op de tweede plaats wanneer die niet zo wordt verlicht maar uit zichzelf werkzaam is. Wanneer de wilskracht uit zichzelf werkzaam is dan noemen we dat onbedoeld. We doen dingen onbedoeld die we niet van plan waren te doen. Maar wanneer de wilskracht bewust onze mind en ons lichaam werkzaam laat zijn dan wordt het licht van de intelligentie gevolgd en is de wilskracht bewust aan het handelen. Dit is het verschil tussen verschillende gebeurtenissen. In de ene zijn ze ons bewust van wat we denken, zijn we ons bewust van wat we aan het zeggen zijn en van wat we aan het doen zijn in verhouding tot onze wilskracht en tot het licht dat erop wordt geworpen vanuit het licht van onze intelligentie.We hebben echter zonder wilskracht gehandeld wanneer we zeggen: ´Ik heb iets gedaan wat ik niet had moeten doen. Ik heb iets gezegd wat ik niet had moeten zeggen. Ik heb iets gedacht wat ik niet had moeten denken´. Wanneer iemand zegt: ´Wat ik gedaan heb is vreselijk. Ik heb iets gezegd wat ik niet had moeten zeggen´, wil dat zeggen dat de wilskracht aanwezig was op het moment dat hij het zei of deed, maar dat de kracht en het licht van de intelligentie er niet in die mate op was gevallen als dat ze hadden moeten doen.

Er zitten twee aspecten aan ons wezen: de wilskracht of de regerende macht en de voertuigen, de mind en het lichaam. Beide worden geregeerd en onder controle gehouden door die ene regerende macht. In een aspect van ons wezen zijn we koning, in het andere aspect zijn we dienaar en in een derde aspect zijn we bediende. Wij zijn dienaar als onze mind werkzaam is en we zijn bedienden wanneer het lichaam werkzaam is. We zijn koning wanneer de wilskracht werkzaam is.

Wanneer deze macht zijn controle over de mind verliest dan raken onze gedachten in de war. Zij verblijven in willekeurige regionen en zwerven langs willekeurige lijnen, zelfs langs die lijnen die onze morele normen niet voor hen heeft getrokken. En ons lichaam is ook op een gestoorde manier werkzaam als de macht van de wil verloren is geraakt. Derhalve worden alle ziekten, mislukkingen, teleurstellingen en fouten in het leven veroorzaakt door slechts een ding: zwakte van wilskracht.

De mens die dit niet weet, beschouwt de wilskracht soms als een macht van het denken en de mind. Hij weet niet dat er zich achter de mind iets anders bevindt. Wanneer de wil zich erachter bevindt is het lichaam ook machtig. Er was ooit een zeer bekende Indische fakir die in staat was een olifant op te tillen. Hoe kan een mens een olifant optillen? Hoe sterk hij ook is, wat voor vergelijk kan er tussen die twee zijn? Welke macht is er werkzaam? Het was zijn wilskracht die groter was die de wilskracht van de olifant.

De grootse en wonderbaarlijke dingen die de mens in deze wereld die we om ons heen zien heeft verricht, zijn allemaal het resultaat van de wil van de mens. Dieren hebben met al hun kracht niet die wil. Derhalve staat de nietige mens voor de olifant en zegt: ´Ga zitten´, en de olifant gaat zitten. ´Sta op´ en de olifant staat op. Met alle kracht in zijn lijf, luistert de olifant toch naar hem. Dat is hoe de fakir de olifant op heeft getild. De mens laat tijgers, leeuwen en paarden werken. Hij laat zelfs zijn denken en wil handelen via onbezielde voorwerpen. Zelfs via objecten kan zijn wilskracht gemanifesteerd worden. Wanneer de mens echter het effect ervan op levende schepsels niet kent, hoe kan hij dan zijn macht over objecten ervaren?

Jelal-ud-Din Roemi spreekt in zijn Masnawi over vuur, lucht, water, aarde en ether als over wezens, terwijl de mens ze dingen noemt. Voor de mens zijn het dingen, voor God zijn het wezens, gehoorzame bedienden. Alles wat Hij wil, doen zij. Net zols de bediende handelt in overeenstemming met de wensen van zijn meester, handelen deze elementen zoals God het wenst. Wat meer is, de wil van God is niet alleen werkzaam via de elementen, maar ook via de wil van de mens, in verhouding met de macht van zijn wil. Een stuk brood dat met wilskracht is gegeven kan de ziekte van iemand op succesvollere wijze genezen dan een medicijn als er genoeg wilskracht mee gepaard gaat. De les van Christus, dat als iemand zelfs een geloof zo groot als een mosterdzaadje heeft hij bergen kan verzetten, kan begrepen worden nadat je hebt beseft dat het de wilskracht is die het werk doet.

In het Oosten bestaan er bijgeloven die een mystieke betekenis hebben. Wanneer iemand een nieuwe zaak aangaat of op reis gaat geven zijn verwanten hem meel, rijst of wat pinangnoten in de hand, met de wens dat hij succes zal hebben. Het aandenken op zich stelt niets voor. Maar er bevindt zich wilskracht achter en degene die het heeft ontvangen heeft dat geloofd. Derhalve heeft hij gereageerd op de wilskracht die verbonden is aan de gave. Er is een harmonie. Degene die succes wil hebben ontvangt het.

Er dient desalniettemin niet hieruit worden afgeleid dat iemand voorbereid zou moeten worden om in bijgeloof te geloven of om bijgelovig te worden. Het is bedoeld om te laten zien dat hij de waarde van wilskracht dient te kennen en die in zijn beroep, zijn zakenleven, zijn huis en in alles dient te gebruiken. Is het niet iets wenselijks om wilskracht te hebben? Is het niet wenselijk om fysieke kracht te hebben? Als we tevreden zijn met zwakte van het lichaam zou het kunnen zijn dat we ook tevreden zijn om zonder wilskracht te zijn.

Al het licht is er voor ons. Inspiratie is er voor ons. Waarom zouden we het niet gebruiken indien we weten hoe we er gebruik van kunnen maken om het beste van het leven te maken? Als je macht wilt misbruiken dan kun je lichamelijke macht misbruiken terwijl je met iedereen vecht, bokst en worstelt. Maar dat is een ander deel van het leven. Macht is noodzakelijk en moet ontwikkeld worden. Maar wanneer de mens erop uit is macht te ontwikkelen, zowel van het lichaam als van de mind, dan moet hij in gedachten houden dat de wilskracht zich achter alles bevindt. Dat als de wil wordt ontwikkeld, de fysieke en mentale macht gemakkelijk kan worden verworven. De wilskracht regeert het lichaam en de mind.

Komen we nu bij de kwestie van de wil van de mens tegenover de wil van God: wat is wat? We begrijpen het verschil wanneer we waarnemen dat de natuur van de wilskracht slechts verschilt in de mate waarin die in zijn volheid bestaat of dat die beperkt is. De wilskracht in zijn volheid is goddelijke macht. De wilskracht in zijn beperkte toestand is de individuele wil. En als er iets is wat de bron van de gehele schepping genoemd kan worden dan is dat wel de goddelijke wil, de wil van het absolute Wezen. Als we het niet wil willen noemen dan kunnen we het kracht, sterkte of macht noemen. Maar kracht, sterkte, macht of energie zijn allemaal dode woorden. Kracht kan zonder intelligentie zijn, energie kan zonder intelligentie zijn, mind kan zonder intelligentie zijn. Wil echter betekent kracht, energie of macht met intelligentie. Derhalve wordt het goddelijke wil genoemd in plaats van goddelijke energie. Iemand met een materialistische mind zou het energie noemen. Maar waarom energie? Is onze intelligentie energie? Die bevindt zich voorbij energie. Is onze wil slechts energie? Hij is energie met intelligentie. Derhalve is goddelijke wil energie, maar met goddelijke intelligentie. In alles bevindt zich intelligentie.

Als we de natuur scherpzinnig observeren dan zien we hoe goddelijke wijsheid werkzaam is. De dieren en vogels van de tropische landen hebben een vacht en veren die verschillen van de dieren en vogels die je in de Himalaya en andere koude regionen vindt. Zij hebben geschikte lichamen en geschikte huiden. Hun leven, hun hele bestaan wordt aangepast aan de plaats waar ze leven.

Het verlangen van de mens, het verlangen van zijn zintuiglijke vermogens, wordt gekoppeld aan het bezit van elk zintuiglijk vermogen, elk orgaan van het zintuiglijk vermogen, elk geschikt om het verlangen van zijn wezen te behagen. Het oog komt tegemoet aan de eis van het zintuiglijk vermogen om te zien. Met al onze intelligentie en grootse onderzoeken kan niemand een nieuw oog maken dat zo aanpasbaar en geschikt is voor het doel. Deze wijsheid laat ons begrijpen en geloven dat er achter dit alles zich een intelligente God en Schepper bevindt en niet slechts een leven, energie of kracht. Het maakt dat wij ons afvragen waarom iemand Hem kracht of energie zou willen noemen en niet God.

Het licht dat we van de sterren en van de planeten zien is niet hun eigen licht. Het is het licht van de zon die de planeten verlicht en dat vanuit hen wordt gereflecteerd. Zij ontvangen en reflecteren het zelfde licht. Zo is het ook met de mens: het is de wil van God die in de mens wordt gereflecteerd. Hoewel niet elke ster noodzakelijkerwijze een zon is, komt het licht ervan primair van een zon.

Als de mens goddelijk licht in zich heeft waarom zou hij dan een zonde begaan of kwaad doen en waarom zou er dan iets zijn wat we verkeerd noemen of een zonde noemen? Als het de wil van God is, hoe kan er dan zonde zijn? Wij begrijpen dit wanneer we het verschil tussen verkeerd en juist, zonde en deugd, goed en kwaad overwegen. Deze verschillen bij verschillende volkeren. Het hangt af van de normen van ieders´ evolutie. Het hangt af van het doel of het ideaal dat een ieder voor zich heeft geplaatst. Dat is de reden waarom de Profeet heeft gezegd: ´De religie van een ieder is specifiek voor hem zelf´. Het is van onze kant een grote vergissing wanneer we een ander beschuldigen van een onwaar of vals geloof, van een onware of valse religie. Wij weten niet of hij misschien een religie heeft die voor hem zelf geschikt is. Zijn evolutie of verwerving in het leven, zijn temperament, zijn waarden en normen zijn anders. Daarom zouden we, als we dan toch eens konden, ons bij onze eigen religie houden. De normen waarin wij voor onze eigen bestwil geloven is meer dan voldoende.

Onze intelligentie en ervaring van dit leven op aarde scheppen binnen in ons een wereld aan ervaringen. En deze ervaringen onderrichten ons door het ene met het andere te vergelijken dat dit voor ons geluk is en dat niet. Datgene wat voor ons geluk is noemen we deugd en datgene wat niet bijdraagt aan ons geluk noemen we ondeugd. Op deze manier is de wereld die we ons eigen maken een wereld van persoonlijke ervaringen, ofwel in onze eigen levens ofwel gezien via de levens van anderen. Het is derhalve heel natuurlijk dat iemand in Tibet een andere religie heeft dan iemand in Frankrijk. En iemand in Perzië heeft een andere religie dan iemand in Columbia. Hoewel de mensheid overal hetzelfde is is de religie van een mens zijn ervaring in het leven en derhalve zijn eigen evolutie, zijn eigen ervaring, gevoegd bij het temperament met de mensen met wie hij leeft. Hij kan zien wat er voor hem goed is en wat niet. Wat juist is en wat niet. Wat hem geluk verschaft en wat hem ervan weg houdt. De wereld zelf wordt voor de ziel een geschrift of een boek. Als hij dat niet raadpleegt is hij onnadenkend. Degene echter die de wereld die hij heeft geschapen binnenin zichzelf raadpleegt is wijs. Soms heeft hij in zijn wereld beslist dat iets een deugd of een zonde is en kan hij toch het aankomt op een handeling, gedachte of woord niet voldoen aan de normen die hij al voor zichzelf heeft gesteld ofwel vanwege de zwakte van zijn mind of van zijn lichaam ofwel vanwege de zwakte van zijn wil. Hij schiet tekort bij het voldoen aan de wet van zijn eigen wereld, van zijn eigen geschrift dat hij heeft geschreven. Dus valt hij en dat wordt door hem als een zonde beschouwd. Zo is het ook met deugd. We hebben onze eigen deugden, die we uit van onze ervaringen hebben gevormd.

Als een kind een mes naar iemand gooit heeft het geen misdaad begaan omdat hij die handeling nog niet in zijn wereld heeft geplaatst als zijnde een misdaad. Hij heeft het nog niet in die wereld opgeslagen. Het wordt alleen een misdaad wanneer het kind weet dat het crimineel is. Daarna wordt hij verantwoordelijk voor zijn daad. ´Oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld word. Want ge zult geoordeeld worden met het oordeel waarmee gij oordeelt´. We beoordelen anderen in overeenstemming met onze wereld van goed en slecht. Dezelfde wereld, hetzelfde geschrift dat onze religie is beoordeelt ons ook wanneer we iets verkeerds doen. En niemand zou iets verkeerds doen als zijn wilskracht hem zou helpen om het goede te doen, want hoe kan hij die iets doet wat het geschrift van zijn eigen hart hem opdraagt om te doen, verkeerd zijn, ware het niet dat zijn wilskracht hem in de steek had gelaten? Daarom laten degenen die berouw hebben na hun misdaad, vergissing of falen daardoor zien dat zij het niet zijn geweest die deze dingen wilden doen of hebben, maar dat hun wilskracht hen in de steek heeft gelaten. De wilskracht was niet sterk genoeg om hen te helpen bij het uitoefenen van hun eigen norm van het goede, daar die kracht iedereen tijdens de reis van het leven zou moeten helpen.

Hoe kan wilskracht worden ontwikkeld? Zijn er oefeningen waardoor die kan worden ontwikkeld? Zijn er regels die gevolgd kunnen worden? Is er enige kennis die moet worden verworven? Deze drie zijn allemaal vereist.

De eerste oefening om de wilskracht te ontwikkelen zou zijn het checken van elke handeling, elk woord en elke gedachte waarvan we niet willen dat die gebeuren. Het vermijden van onbedoelde handelingen, spraak en gedachten. De andere oefening is te zien dat noch de mind noch het lichaam ons regeert, maar dat wij ons lichaam en onze mind regeren. Verlangens als trek, dorst, slaap, zelfs het verlangen om te bewegen, te staan of om te wandelen, al deze verlangens zouden onder controle moeten zijn. Er zou elke dag een moment moeten zijn waarop elk verlangen van het lichaam gecheckt wordt. Kijk eens of je dat kunt doen. En laat vervolgens het lichaam zo lang als je kunt los zonder er naar te luisteren. Er is veel inspanning voor nodig om het lichaam te beheersen want het is niet bereid beheerst te worden.

Je kunt yogis, fakirs en soefis zien uren achter elkaar in een houding zitten of staan. Alle aangenomen houdingen zijn er om elk atoom van het lichaam te beheersen en te regelen, zodat het lichaam onder controle van de wil kan komen. Ik bedoel hiermee niet dat je al je tijd aan deze zaken moet wijden of dat je zelfs bepaalde oefeningen hiervoor zou moeten hebben. Wanneer je de kwestie begrijpt en die in je dagelijkse leven uitvoert dan wordt je leven een continue vooruitgang.

Vervolgens is er de beheersing van de mind. De mind luistert soms niet. Wij willen aan onze zaak denken en de mind is aan onze gezondheidstoestand of over een buurman aan het nadenken. Hij staat erop om aan iets anders te denken. Hij kan zo ongezeglijk als een paard zijn dat niet onder controle te brengen is. Dus de volgende stap om er controle over te krijgen is door concentratie, door absorptie, door meditatie. Concentratie moet in het dagelijkse leven beoefend worden. Het is noodzakelijk dat onze lichamen en minds handelen in overeenstemming met onze wil in ons beroep, ons kantoor en ons gewone leven.

Er bestaat een overlevering over de Brahmanen dat Rama twee zonen had, Kusha en Lahu. Zij gingen met hun moeder naar een stad, waar zij verbleven bij een grote kluizenaar van die tijd. Lahu, een jonge knaap, ging eropuit om door de stad te wandelen en naar de schoonheid ervan te kijken. Tot zijn grote verbazing vond hij een prachtig paard dat zonder ruiter aan het rondrennen was. Toen hij informeerde van wie het paard was, zeiden de mensen: ´Dit paard is losgelaten met de bedoeling dat wie hem kan vangen gekroond zal worden tot koning van dit land´.

De knaap dacht in zijn enthousiasme van groeiende kracht en hoop in het leven: ´Het zou een goed iets zijn als ik dit paard zou kunnen vangen´. Dus rende hij het achterna en probeerde het te vangen. Maar elke keer als hij het paard naderde, glipte het weg. En weer rende hij erachter aan. En weer was hij wanneer het paard zich heel dicht bij hem bevond alleen in staat hem aan te raken en glipte hij weer weg. Dit ging een heel lange tijd zo door. Hij was zo lang weg dat zijn moeder ongerust werd over hem, niet wetend waar hij naartoe was gegaan. Dus vertelde ze Kusha dat zijn jongere broer eropuit was gegaan en niet was teruggekeerd. Kusha ging op weg en ontdekte dat Lahu dit paard achterna zat. Hij was zeer verheugd toen hij de ambitie van zijn broer opmerkte. Hij wist echter dat hij het paard nooit zou kunnen vangen tenzij hij werd geïnstrueerd wat hij moest doen. Uiteindelijk had Lahu toen hij eenmaal wist hoe hij een dier moest vangen in staat succes en was hij in staat het paard voor de autoriteiten te leiden, die hem tot hun koning uitriepen.

Dit verhaal vertelt ons over wilskracht. De mind is net een wild paard en de wil is het enige wat hem kan vangen. De gedachten en de verbeeldingen zijn allemaal zo ongezeglijk dat we niet kunnen denken of voelen wat we willen. Als we in staat zouden zijn dat te doen dan zou geen enkele zorg ons meer raken, dan zou geen enkel verdriet in onze buurt komen, omdat het de gedachten en verbeeldingen zijn die leed berokkenen. Als we konden denken wat we wilden denken, als we konden voelen wat we willen voelen dan zou het leven een hemel voor ons zijn. Wanneer we niet voelen wat we willen voelen, wanneer we niet denken wat we willen denken, is dat slechts gebrek aan wilskracht. Datgene wat de heersende macht is kan die niet vasthouden.

De oudere broer in het verhaal is de leraar die het pad laat zien aan zijn jongere broer die in de duisternis aan het tasten is. Hij wordt met een boodschap van God, de Vader en de Moeder van Zijn kinderen op aarde, eropuit gestuurd om zijn jongere broeders te gidsen. Degenen die op zoek zijn naar de macht om dit voertuig onder controle te krijgen en die de ambitie of het verlangen hebben de kroon van het leven te verwerven, hen zal de erfenis van het koninkrijk van hun land verleend worden.