Het absolute is in zijn gemanifesteerde en ongemanifesteerde conditie intelligentie. En het is de manifestatie van deze intelligentie die het licht, het leven en de liefde genoemd kan worden. De verdichte vorm van intelligentie is het licht. En zoals de zon niet alleen de bron van de maan, de planeten en de sterren is, maar ook van het vuur, van de vlam, van de gloed en van elk aspect van het licht, zo is de opperste Spirit de bron van alle aspecten van manifestatie. De zon is de centralisatie van de aldoordringende straling.
Het licht dat overal werd verspreid begon op een plek te functioneren; daar werd het stralender, gloedvoller, machtiger dan de straling die in de ruimte werd achtergelaten. Dit licht funktioneerde op zijn beurt in de maan en de verschillende stromingen ervan funktioneerden in verschillende planeten en sterren. Dit is een accuraat beeld van de oorsprong van de schepping. Het aldoordringende licht van intelligentie centraliseerde zich eerst, zo zichzelf de spirit van het gehele universum makend; en vandaaruit begon het zich te manifesteren. Zo is de alwetende spirit, door zich op een plek te centraliseren, de bron van zowel de geziene als de ongeziene manifestatie geworden. Dit is de reden waarom de wijzen in alle tijden de zon als het symbool van God hebben aanbeden, hoewel de zon slechts het uiterlijke symbool van God is.
Een nadere studie van de vorming van de zon en van de invloed ervan op alles in het leven zal ons helpen bij het begrijpen van de goddelijke Spirit. Hitte, gas-licht, electrisch licht, het vuur van steenkool, het vuur van hout, de kaars, de vlam van de olielamp, al deze verschillende manifestaties van licht hebben hun bron in de zon; het is de zon die zichzelf laat zien in al deze verschillende vormen, hoewel we in het algemeen de zon als afgescheiden van alle andere aspecten van licht beschouwen. Op dezelfde manier wordt de opperste Spirit gemanifesteerd in alle vormen, in alle dingen en wezens, in de geziene en de ongeziene wereld. En toch staat die er los van, net zoals de zon los staat van alle andere vormen van licht. De Koran zegt: ´God is het licht van de hemel en de aarde´; en in werkelijkheid zijn alle vormen, hoe verdicht ze ook zijn, tot op zekere hoogte de straling van die spirit die een en al licht is. Alle verschillende kleuren zijn verschillende gradaties van datzelfde licht.
De opperste Spirit, de bron van alle dingen, heeft twee aspecten, hoorbaar en zichtbaar. In zijn hoorbare aspect is de Spirit het Woord, zoals de Bijbel geluid noemt; de hindoes noemen het Nada. In zijn fysieke aspect is de opperste Spirit het licht; in zijn verfijndere aspect het licht van intelligentie, in zijn verdichte aspect de straling van alle objecten. Manifestatie is het fenomeen van het licht spelend in drie richtingen; dit is de ware betekenis van de Drie-Eenheid. Een richting is het licht dat ziet, de tweede is het licht dat wordt gezien en de derde is het licht dat alles laat zien. Met andere woorden: de ogen die zien, het object dat wordt gezien en het licht dat de ogen in staat stelt het object te zien zijn één en hetzelfde licht spelend op drie verschillende manieren. Er is een soera in de Koran waarin wordt gezegd: ´Ik heb jouw licht gemaakt en door jouw licht schep ik het universum´. Met andere woorden: de aldoordringende Spirit zegt tegen het centraliseerde aspect van zichzelf: ´Ik heb jou eerst gemaakt en uit jou heb ik het gehele universum gemaakt´. Dit is de sleutel voor de schepping in haar geheel.
Het proces van manifestatie is als het projecteren van stralen vanuit de zon. Waarom vuurt de zon zijn stralen naar buiten toe? Omdat dat zijn aard is. En hetzelfde antwoord is van toepassing op de kwestie van waarom de opperste Spirit zich manifesteert. Omdat het zijn aard is. Zodra het aldoordringende licht op een plek gecentraliseerd is geraakt en de zon heeft gevormd beginnen de stralen naar buiten te schieten. Op dezelfde manier begon het alwetende licht, zodra het zichzelf op een plek had gecentraliseerd, zijn stralen naar buiten te schieten; en net zoals er veel stralen van de zon zijn, zo zijn er veel stralen van de spirit van intelligentie, met andere woorden: van God, van het ware Zelf. En elk van deze stralen is een ziel. Dus is de straal de manifestatie van de zon en de mens de manifestatie van God. De stralen verspreiden zich en reiken ver en toch blijven ze verbonden met de zon.
Wanneer deze stralen voorwaarts gaan is het eerste plan dat ze bereiken het plan van de engelen. Het tweede plan dat ze bereiken is het plan van de djins en het derde is het fysieke plan. Hebben deze stralen echter de opperste spirit verlaten om naar het plan van de engelen te komen, hebben ze het plan van de engelen verlaten om op het plan van de djins te komen, hebben ze het plan van de djins verlaten om naar het fysieke plan te komen? Nee, zij zijn door alle drie heen gegaan en terwijl ze erdoorheen gingen hebben ze alles wat er op elk plan ontvangen kan worden ontvangen, alles geleerd wat er geleerd moet worden en alles verzameld wat er verzameld moet worden. Ze bestaan echter nog steeds op die plannen hoewel ze dat niet weten. Ze zijn zich slechts bewust van dat plan waarop hun straal zijn ogen heeft geopend. Met andere woorden: we zitten in deze kamer, maar we zien slechts wat er zich voor onze ogen bevindt en niet wat er zich achter ons bevindt. Zo heeft elke ziel achter zich het plan van de engelen en van de djins, maar bevindt er zich voor haar ogen slechts dit fysieke plan. Daarom is ze zich alleen maar bewust van het fysieke plan en is zij zich onbewust van de plannen waar zij haar ogen van heeft afgekeerd, hoewel ze zelfs nadat ze zich op aarde heeft gemanifesteerd nog steeds verbonden is met de hogere sferen. Ze leeft in alle sferen, maar meestal kent ze maar een sfeer, zich niet bewust van de andere sferen waar ze zich van heeft afgekeerd. Zo wordt de ziel, beroofd van de hemelse zegen, zich bewust van de zorgen en de beperkingen van het leven op aarde. Het was niet zo dat Adam uit de Tuin van Eden werd verdreven: hij keerde zich er alleen maar van af en dat maakte hem tot banneling van de hemel.
De zielen die hun ogen volledig hebben geopend voor het plan van de engelen en erin geïnteresseerd zijn geraakt zijn daar gebleven en de bewoners van dat plan kunnen engelen genoemd worden. De zielen die op dat plan niet volledig hun ogen hebben geopend zijn er slechts doorheen gegaan en als ze geïnteresseerd zijn geraakt in het plan van de djins dan zijn ze daar gebleven. Zielen die nog verder gingen in de richting van manifestatie en op het fysieke plan de ultieme roep van hun bestemming bereikten, hebben daar hun ogen geopend en zijn menselijke wezens geworden, wat de meest ontwaakte staat van allemaal is.
Men spreekt over deze plannen alsof het plaatsen zijn. In feite zijn het gesteldheden, maar wat we een plaats noemen is ook een gesteldheid. Het is alleen omdat het rigide is in zijn fysieke verschijningsvorm dat we erover denken als over een plaats, maar in werkelijkheid is het een gesteldheid. Dat is de reden waarom degenen die dit hebben begrepen het een illusie hebben genoemd.
Iemand die Amerika voor Europa heeft verlaten en die vanuit Europa naar het Oosten is gegaan heeft iets van Amerika met zich mee naar Europa genomen en heeft iets van Europa meegenomen naar het Oosten. En zo heeft elke ziel die naar de aarde is gekomen iets met zich meegebracht van het plan van de engelen en iets van het plan van de djins; en de ziel laat in haar leven op het fysieke plan datgene zien wat ze heeft meegebracht van deze bestaansniveaus. Onschuld, liefde voor schoonheid, diepe sympathie, liefde voor een lied, een gerichtheid op eenzaamheid, liefde voor harmonie behoren allemaal tot het plan van de engelen. Inventief genius, intellectualiteit, redeneren, wet, rechtvaardigheid, liefde voor poëzie en wetenschap behoren allemaal tot het plan van de djins. Dat is de reden waarom je over degenen die een van deze kwaliteiten laat zien zegt: ´Dit is een engelachtig iemand´, of ´Dit is een genie´.
De ziel heeft een innerlijk en een uiterlijk gewaad aangenomen; en deze gewaden geven de ziel vorm, compleet als een menselijk wezen dat tot het fysieke plan behoort. Het ene gewaad is onder het andere verstopt. Je zou kunnen denken dat het gewaad van het plan van de djin in grootte kleiner zou zijn dan het fysieke gewaad, en dat het gewaad van het plan van de engelen nog kleiner is daar het wordt bedekt door het gewaad van het plan van de djins. Dit is echter niet noodzakelijkerwijs zo. Voor onze fysieke ogen dient alles een bepaalde mate van vibratie te bezitten wil het zichtbaar zijn. En het zijn de fysieke vibraties van materie die het voor onze ogen zichtbaar maakt. De vibraties van het gewaad van de djin zijn zo subtiel dat onze fysieke ogen het niet kunnen zien en het is evenzeer een innerlijk gewaad als een uiterlijk gewaad. De grootte ervan hoeft niet zo klein te zijn als dat van het fysieke lichaam; in feite is het onvergelijkbaar groter.
Het is hetzelfde met het gewaad dat de ziel van het plan van de engelen heeft aangenomen, dat niet noodzakerlijkwijs zo klein is dat het bedekt kan worden door de twee zojuist omschreven gewaden, maar daarentegen zelfs groter en verfijnder is. Het is alleen zo dat de ogen van dit plan het niet kunnen zien; het vibreert veel sneller en we zien dingen overeenkomstig onze vibratie-schaal. Als zij onzichtbaar zijn komt dat niet omdat ze van nature onzichtbaar zijn, maar omdat ze voor ons zicht onzichtbaar zijn. Daar we om te zien afhankelijk zijn van onze fysieke ogen, zeggen we van nature dat datgene wat onze fysieke ogen niet kunnen zien, ongezien is. Het is slechts ongezien omdat wij het niet als een vorm kunnen zien, dus is het niet overdreven om te zeggen dat de mens tegelijkertijd een djin en een engel is, omdat de mens door deze twee plannen heen gaat. De liefde kwaliteit in de mens, het gevoel voor schoonheid, vreugde, aspiratie, alle deze gerichtheden komen, naast de onschuld van de menselijke natuur, voort uit het plan van de engelen. De zuiverheid in het gezicht van een baby levert ons een bewijs dat hij net vanuit dat plan is gearriveerd. De glimlach van de baby, zijn vriendelijkheid en zijn bereidwilligheid om al het mooie te waarderen en zijn liefde voor het leven zijn allemaal tekenen van de engel-sferen.
Wanneer een ziel langer op aarde verblijft verliest ze de engel-kwaliteiten en neemt ze nieuwe kwaliteiten aan. Dus terwijl een baby de engel-kwaltiteit laat zien, laat een kleuter de kwaliteit van de djin zien doordat hij alles over namen en vormen wil weten en door zijn moeder en andere mensen met grote nieuwsgierigheid daarover vragen te stellen. En wanneer iemand die fase voorbij is dan lijkt hij vol zorgen, ellende en hulpeloosheid te geraken.
In sommige mensen zien we de engel-kwaliteit overheersen; het zijn goede, vriendelijke en onschuldige, vergevingsgezinde, rechtvaardige, deugdzame mensen die zuiver van hart zijn, die liefhebbers van schoonheid zijn en altijd gericht zijn op hoge aspiraties. Indien we de menselijke natuur scherpzinnige zouden bestuderen dan zouden we een groot aantal voorbeelden van de engel-natuur kunnen vinden. En zoals eerder gezegd zijn er dichters, componisten en intellectuele mensen, schrijvers en uitvinders die de kwaliteit van de djin laten zien.
Waarom komen de zielen naar de aarde? Waarom heeft deze schepping plaatsgevonden? Wat is het doel van deze manifestatie? Deze vragen kunnen met een woord worden beantwoord: tevredenheid – want de tevredenheid van God. Waarom is God niet tevreden zonder dit? Omdat God het enige Wezen is en het verlangen van zijn is zich bewust te worden van het zijn. Dit bewustzijn ervaart het leven via verscheidene kanalen, namen en vormen en in de mens bereikt dit bewustzijn van het zijn zijn culminatie. Eenvoudig gezegd: via de mens ervaart God het leven in zijn hoogste perfectie. Als iemand vraagt wat de plicht van de mens is als dat het doel is dan is het antwoord: het is zijn heiligste plicht om dat perfecte bewustzijn te bereiken dat zijn Dharma is, zijn ware religie. Teneinde zijn plicht te vervullen kan het zijn dat hij met zichzelf moet worstelen, kan het zijn dat hij door leed en pijn heen moet gaan, kan het zijn dat hij veel tests en beproevingen moet ondergaan. Door echter veel offers te brengen en verzaking te beoefenen zal hij dat bewustzijn verwerven dat God-bewustzijn is, waarin een en al perfectie vertoeft.
Zoals we hebben gezien zouden we als we de menselijke natuur scherpzinniger zouden bestuderen een groot aantal voorbeelden vinden van mensen met een engel-natuur en ook van mensen die djin-kwaliteiten laten zien. Er zijn echter meer mensen die menselijke kwaliteiten laten zien. Deze kunnen op hun beurt weer in drie klassen worden verdeeld: de menselijke kwaliteit, de dierlijke kwaliteit en de duivelse kwaliteit, afhankelijk van de mate van vibraties en het ritme. Een intens ritme produceert een duivelse kwaliteit, een gematigd ritme laat de dierlijke kwaliteit zien en een gelijkmatig ritme laat de menselijke kwaliteit zien. De vorm van dit ritme kan als volgt omschreven worden: de menselijke kwaliteit is mobiel, de dierlijke kwaliteit is ongelijkmatig en de duivelse kwaliteit is zigzag.
De zwaartekracht bekend aan de wetenschap is de materiële zwaartekracht, wat betekent dat alles dat tot de verdichte aarde behoort wordt aangetrokken tot de verdichte aarde. Op exact dezelfde manier echter wordt alles wat tot de spirit behoort aangetrokken tot de spirit. Daarom wordt er van twee kanten aan de mens getrokken en wordt er meer dan aan enig ander schepsel aan hem getrokken, want hij bevindt zich dichter bij de spirit. Aan de ene kant commandeert de aarde zijn lichaam en aan de andere kant maakt de spirit aanspraak op zijn ziel. Als de mens toegeeft aan de aantrekkingskracht van de aarde dan sleurt het lichaam de ziel in de richting van de aarde. Als de mens zichzelf overgeeft aan de aantrekkingskracht van de spirit dan sleurt de spirit het lichaam naar de spirit. Op deze manier is de mens onderhevig aan de wet van de zwaartekracht vanuit beide kanten, zowel van de aarde als van de hemel.
De wet van de zwaartekracht is gelijk aan de wet die de relatie tussen de zon en zijn straal regeert. De straal verlaat de zon nooit; het is zijn gerichtheid om zich uit te strekken en zich vervolgens terug te trekken en terug te keren naar de zon. Met andere woorden: om op te gaan in de zon. De gerichtheid van de ziel is dezelfde. Hoe zeer het lichaam ook afhankelijk is van de verdichte aarde en hoe zeer de mind ook pierewaait in de intellectuele sferen, het is de continue gerichtheid van de ziel om zichzelf naar haar oorsprong terug te trekken. Daar echter de fysieke manifestatie het hardste spreekt en de mind zijn eigen geluid maakt, blijft de vriendelijke roep van de ziel ongehoord.
We hebben hiervoor gezien dat de ziel wanneer ze door de verschillende plannen heengaat van elk van die plannen de dingen leende die tot dat plan behoren: kwaliteiten, gerichtheden, ideëen, gedachten, gevoelens, impressies, vlees, huid, botten en bloed. Maar wat de ziel heeft geleend dient ze terug te geven wanneer dat zijn werk heeft gedaan; het werd voor een bepaalde tijd en voor een bepaald doel geleend. Wanneer het doel is volbracht en wanneer de tijd is aangebroken dan maakt elk plan aanspraak op datgene wat de ziel ervan heeft geleend. En je kunt niet anders dan dat terug te geven. Dit proces wordt assimilatie genoemd. Omdat de mens begerig en zelfzuchtig wordt geboren heeft hij alles wat hem werd gegeven bereidwillig, zelfs enthousiast, in ontvangst genomen; hij geeft het echter mopperend terug en noemt dat de dood.
Assimilatie is dus de aarde de fysieke materie teruggeven die je op dit fysieke plan hebt gebruikt. De materie raakt geassimileerd met de aarde en de ziel raakt bevrijd van die last die ze eens droeg en begint een grotere vrijheid en een grotere behaaglijkheid te ervaren. Want de dood is enkel de ziel bevrijden van beperking en van een grote gevangenschap.
De dood is niets anders dan het uitdoen van het gewaad en het aan dat plan terug te geven waarvan het is geleend. Want je kunt niet het gewaad van het lagere plan meenemen naar het hogere plan. De ziel wordt alleen bevrijd wanneer ze bereidwillig is of gedwongen is haar gewaad aan het plan te geven waarvan ze het heeft geleend. Dit is hetgeen wat de ziel bevrijdt om haar reis te vervolgen. En als zij na haar verblijf daar verdergaat dan dient ze weer haar gewaad terug te geven en gezuiverd te worden om verder te kunnen gaan.
Als mensen dit zouden weten dan zouden ze vanuit een ander gezichtspunt naar het leven kijken. Zij zouden de betekenis van de moraal begrijpen dat we niet iets kunnen achterhouden wat niet echt aan ons toebehoort. En we gaan na de studie van deze filosofie beseffen dat zelfs ons lichaam ons niet toebehoort. Het is een geleend rekwisiet en het moet op een dag teruggegeven worden. Daarom verloochenen de wijzen het voordat ze verplicht zijn het op te geven. Alle spirituele oefeningen gegeven door leraren worden voor dit doel beoefend: dat we beginnen om vanaf vandaag ons lichaam te verloochenen, dat we niet de pijn hebben van het verlies van iets waarvan we dachten dat dat het waardevolste was.
Deze kennis werpt ook licht op de kwestie van de dood. De dood is niet echt de dood. Hij is slechts een voorbijgaande fase, hij is slechts een verandering, net als het verwisselen van kleren. We zouden ons wellicht af kunnen vragen of we minder worden door te sterven; dat is echter niet zo. We worden meer door te sterven, niet minder. Want wanneer het fysieke gewaad eenmaal afgegooid dan geniet de ziel van een grotere vrijheid, een grotere bevrijding, omdat de beperking van het fysieke lichaam groter is. Het fysieke lichaam weegt zwaar op de ziel en op de dag waarop deze last wordt verwijderd voelt de ziel zich lichter; haar vermogens, gerichtheden, inspiratie, machten manifesteren zich dan veel vrijer. Daarom is de dood geen verlies.
Wat veroorzaakt de dood? Ofwel is het lichaam, vanwege zijn zwakte, niet in staat de ziel op gepaste wijze van dienst te zijn ofwel heeft de ziel haar missie op dat plan voltooid en wil ze het lichaam niet meer. Het lichaam klampt zich vast aan de ziel en de ziel houdt het lichaam vast; dat is de situatie. Wanneer het lichaam te fragiel is verliest het vanzelf zijn greep op de ziel en in het algemeen verliest hij haar steeds meer totdat hij de ziel niet langer vast kan houden. Of de ziel houdt het lichaam net zolang vast als nodig is om iets te volbrengen; en wanneer de ziel geen verder doel ziet verliest ze vervolgens haar greep op het lichaam en zo valt dan het lichaam langzaam maar zeker uit handen van de ziel.
Door dit proces wordt de dood teweeggebracht, terwijl de geboorte daarentegen het tegenovergestelde proces is. Menselijke lichamen zijn de klei die er nodig is om een lichaam voor de ziel te maken. De ziel moet op de deur van het fysieke plan kloppen en het lichaam wordt haar dan gegeven. Dit idee, deze filosofie, wordt door Cupido gesymboliseerd.
Het leven op het plan van de djin is langer dan het leven op het fysieke plan. Dit leven kan het leven in het hiernamaals genoemd worden. Maar ook hier komt er een moment waarop alles wat er van het plan van de djin is geleend teruggegeven dient te worden aan dat plan, want dat behoorde de ziel ook niet toe. Dus niemand kan iets met zich meenemen wat voorbijgaat aan de substantie van een ander plan. Elk plan heeft zijn eigen substantie en die substantie moet eraan teruggegeven worden. Dat is de enige manier waarop de ziel van dat plan bevrijd kan worden teneinde er bovenuit te stijgen. Wanneer de ziel hoger stijgt dient ze zelfs de kwaliteiten van de engelen op te geven. Die dienen geassimileerd te worden op het plan van de engelen voordat de ziel kan oplossen in de grote Oceaan, de opperste Spirit. Dat oplossen wordt het opgaan in het ware zelf genoemd.
Er is een uiterst belangrijk iets wat van dit proces geleerd kan worden: elke ziel die vanuit de bron in de richting van de manifestatie komt geeft wat ze vanuit de bron meeneemt aan de terugkerende zielen die ze ontmoet en die geven alles wat ze hebben verzameld terug. Deze uitwisseling is de oorzaak van de verschillende levensomstandigheden waarin de mens bij zijn komst op aarde wordt geboren. De een is intelligent, de ander eenvoudig, de een wordt in een rijk gezin geboren, de ander in armoede omstandigheden, de een is gezond, de ander zwak, de een zal een groot doel hebben, de ander weet niet wat hij zou moeten doen. Het is allemaal bepaald. Door wat? Door het feit dat een ziel die van de bron af komt op haar weg van zielen die terugkeren naar de bron allerlei soorten zaken heeft verzameld.
Op de plannen is er een geven en nemen waar de ziel doorheen dient te gaan en dit geven en nemen vindt plaats tussen die zielen die van de bron naar de manifestatie gaan en de zielen die van de manifestatie naar de bron terugkeren. We ervaren ons leven op aarde op dezelfde manier als een reiziger die vanuit Azië naar Amerika komt en een reiziger die vanuit Amerika naar Azië gaat die elkaar in Europa ontmoeten en geld of gedachten uitwisselen, de schulden, kennis, het geluk of de ellende van de ander op zich nemend. De ene ziel neemt soms zonder het te weten een route die naar succes, naar rijkdom voert en de andere ziel neemt een route die haar naar mislukking, naar het begaan van fouten, voert. Het hangt allemaal af van de route die je vanaf het begin hebt genomen. Hafiz legt dit idee op poëtische wijze uit, zeggend dat elke persoon zijn eigen wijn heeft en dat zijn liefde overeenkomt met de wijn die hij bezit. Of het nu de wijn van geluk, de wijn van vreugde of van zorg, de wijn van ellende, van moed, van angst, van vertrouwen, van wantrouwen, van geloof of van ongeloof is, hij handelt in de bedwelming van deze wijn, het effect van de wijn aan de wereld tonend.
In deze uitwisseling tussen zielen die van de bron naar de manifestatie gaan en terugkomen van de manifestatie naar de bron, neemt de een de wijn van zelfzucht, de ander de wijn van zelfloosheid. Een Perzische dichter, Bedil, zegt: ´Voor de dageraad werd de wijn uitgegoten, de wijn die werd genomen uit de ogen van de Geliefde´. Met de dageraad bedoelt de dichter de geboorte, de tijd waarop de ziel zijn reis vanaf het plan van de engelen begint en de ogen van de Geliefde betekenen deze uiterste bedrieglijke wereld. De eerste beker die de ziel drinkt, bepaalt nadien haar leven.
Velen geloven dat de mens wanneer hij een hogere evolutie bereikt, rijker in kennis wordt. Zeker, hogere evolutie is op zich een kennis; maar de kennis die de mens van aardse bronnen verkrijgt is niet een muntsoort die op andere plannen gebruikt wordt als betaalmiddel. De mens heeft een hoge dunk van de muntsoort van dit plan, hoe klein en beperkt de wereld ook is. Ik heb er altijd lol in wanneer er iemand komt die zegt: ´Ik heb zo veel boeken over occulte wetenschap gelezen; ik denk dat ik er helemaal klaar voor ben om ingewijd te worden´. Stel je eens voor hoe het lezen over occulte wetenschap iemand het recht zou kunnen geven op spiritualiteit! De taal van dat land is anders en intellectuele kennis is daar niet het betaalmiddel. Het leren daar omvat het ont-leren van wat we hier geleerd hebben. De kwestie van spirituele verwerving is totaal anders en daar moet je vanuit een heel ander gezichtspunt mee omgaan.
De conditie van de ziel kan vergeleken worden met een spiegel. Die reflecteert het object wat er zich voor bevindt, maar dat object wordt niet in de spiegel ingekerfd; het vult de spiegel slechts gedurende de tijd dat het die versluiert. Op dezelfde manier wordt de ziel versluierd door ervaringen. Met andere woorden: onze ervaringen kunnen de ziel op een dwaalspoor brengen, kunnen haar bedekken of begraven, maar ze kunnen niet tot haar doordringen. Ook is datgene wat individualiteit wordt genoemd slechts een tijdelijke staat en zodra de ziel is ontwaakt hecht zij niet langer belang aan individualiteit, wat iets is dat is opgebouwd uit gewaden van de verschillende plannen. Het is net als een lappenpop. Wanneer we dit begrijpen dan hechten we alle belang aan de ziel, de ziel die echt is, die vanuit het echte komt en die het echte zoekt.
De laatste vraag is: wat kan het doel zijn van de schepping van de mens? Wordt er iets door verkregen? Ja, de verwerkelijking verworven door de ervaring van het leven. En het is een goddelijke verwerving wanneer de ervaring de ziel naar die hoogte heeft gevoerd waarop ze niet langer slechts een individuele ziel is, maar waarop ze zich bewust is van alle bestaansniveaus, niet alleen van de bron maar ook van alles plannen van beperking. En wanneer alle inspiratie en macht die in de mens latent aanwezig zijn zich binnen zijn bereik bevinden, dan wordt die verwerkelijking perfectie genoemd. Dat is de perfectie waar Jezus Christus over sprak: ´Weest perfect zoals Uw Vader in de hemel perfect is´.