De hindoe-religie is een van de oudste religies op de wereld en bijna alle religies uit het verleden kunnen er op terug worden gevoerd. De primitieve religie van de zonneverering, die in de wereld kwam en ging, bestaat nog steeds onder de Brahmanen. Zij groeten de zonsopgang nadat ze in de rivier hebben gebaad; en ze worden door haar zeer inspirerende stralen gezuiverd. Naast de zon vereren ze de maan en de planeten, elk als een bijzondere god beschouwend die een specifieke macht van de ene God aanduidt.
De mythieke religie van de oude Grieken en de goden en godinnen van de oude Egyptenaren worden heden ten dage nog steeds in de religie van de hindoe´s gevonden. Zij rekenen bijna alle dieren en vogels die aan de mens bekend zijn tot hun goden. En al de verschillende aspecten van het leven worden in hun mythen uitgelegd, die de mens leren om het goddelijke Wezen in alles te zien. De grote machten van de Almachtige worden afgeschilderd als verschillende goden en godinnen, aan wie bijzondere machten worden toegekend. Sommige vereren deze. Zelfs zodanig wilde dieren als leeuwen, olifanten of cobra´s worden als heilig beschouwd, waardoor de moraal van het liefhebben van onze vijanden wordt onderricht.
De vuur-verering van de Parsi´s kan worden herkend in de Yag en Yagna ceremonies van de hindoe´s. Het idee van de christelijke Drie-eenheid kan bespeurd worden in het idee van Trimurti in de hindoe-religie. Het zich ter aarde werpen tijdens het gebed, dat in de Islam bestaat, kan in zijn complete vorm gezien worden in de Pranam en Dandavat vormen van de hindoe-verering.
Naast al deze objecten van verering wordt hen de verering van de Guru, de leraar, geleerd. Zij zien hun eerste Guru in de moeder en de vader; vervolgens beschouwen ze iedere persoon met wie ze in contact komen en die hen iets onderricht als hun Guru; totdat zij in zichzelf de vererende houding hebben ontwikkeld die ze uiteindelijk aan de ware Guru laten zien, die hen helpt bij hun spirituele ontwaken. Het volgende gedicht uit het Hindi door Sundar Das geeft een idee van wat de Chela over zijn Guru denkt:
Uw woorden hebben me dichter tot God getrokken.
Net zoals met de opkomst van de zon de duisternis verdwijnt, Zo hebt Gij de duisternis van onwetendheid uit mijn ziel genomen.
Sommige mensen aanbidden de aardse wezens en sommige mensen aanbidden de hemelse wezens,
Maar ik aanbid U, O heilige Guru!
Toen de Ariërs kwamen en zich in Bharat Khand vestigden, wat heden India wordt genoemd, wilden ze daar een leven van eenzaamheid en zelfredzaamheid stichten.
Degenen onder hen die geleerd en vroom waren, wier manier van leven in elk opzicht beter was dan dat van anderen, vormden een speciale groep en noemden zichzelf Brahmanen; hun werk was studie, wetenschappelijk onderzoek, muziek en poëzie; voorts was het priesterschap hun recht. Zij onderwezen mensen als leraren. Bij bruiloften en bij geboorten en bij sterfgevallen leidden zij de ceremonies met hun religieuze riten. Hun leven was dat van een kluizenaar. Zij huwden slechts onder hun eigen volk en hun levensonderhoud was afhankelijk van Bhiksha, vrijwillige offerandes.
Er waren anderen onder hen die de Brahmanen om hun geleerdheid en vroomheid respecteerden, maar die zichzelf superieur achtten vanwege hun verdiensten in de oorlogvoering en hun controle van het land dat hen behoorde. Zij werden Kshatrias genoemd, landeigenaren of strijders.
Degenen die goed waren in het voeren van handel namen hun toevlucht onder de macht en controle van Kshatrias en handelden alle geldzaken af. Zij werden Vaishas genoemd. Zij dreven allerlei soorten handel.
Degenen die overbleven waren degenen die werkten en in overeenstemming met hun werk werden er graden gevormd. Zij werden Sudras genoemd. Onder hen bevonden zich sommige mensen wier werk van een zodanige aard was dat als ze het huis binnenkwamen of iemand anders aanraakten die aan het werk was dat tegen hun hygiënische principes in ging. Brahmanisme die een zeer wetenschappelijke religie was, maakte er een wet van dat ze niet aangeraakt moesten worden.
Op deze manier werden deze vier kasten gevormd en gingen ze op vreedzame wijze verder totdat er vreemdelingen hun land binnenkwamen, die zich natuurlijk met hun harmonie bemoeiden en het gehele plan werd een mislukking.
Ondanks alle wijsheid bij het vormen van deze vier kasten werd er veel zelfzucht getoond door de hogere klassen, zoals dat altijd het geval is geweest met het menselijke ras, en dat is een grote hinderpaal geweest voor de vooruitgang van de hindoes in het algemeen, want voor de lagere klassen werd elke kans op vooruitgang versperd. Hun enige troost was het idee dat ze zouden reïncarneren en in een hogere klasse geboren zouden worden; er was geen andere manier. Dit is de hoofdreden waarom de doctrine van reïncarnatie zo veel belang heeft voor het hindoe-ras.