De mensheid is zo in beslag genomen door de pleziertjes en pijntjes van het leven dat iemand nauwelijks de tijd neemt om te bedenken voor wat een voorrecht het is om menselijk te zijn. Het leven in de wereld omvat ongetwijfeld meer pijn dan plezier. En datgene wat je als plezierig beschouwt kost zo veel dat wanneer dat wordt afgewogen tegen de pijn die het kost het ook pijn wordt en omdat de mens zo in beslag wordt genomen door zijn wereldse leven komt hij niets dan pijn en wrok in het leven tegen. Dus totdat hij zijn manier van kijken verandert kan hij het voorrecht om menselijk te zijn niet begrijpen.
En toch als iemand, hoe ongelukkig hij in het leven ook is, wordt gevraagd of hij liever een rots dan een menselijk wezen zou willen zijn dan zou zijn antwoord zijn dat hij liever zou lijden en een menselijk wezen zou zijn dan een rots te zijn. Wat de omstandigheid van het leven van de mens ook is, als hem gevraagd zou worden of hij liever een boom of een mens zou zijn dan zou hij ervoor kiezen een mens te zijn. En hoewel het leven van de vogels en de dieren zo vrij is van zorgen en problemen en zo vrij is in het woud zou de mens toch als hem werd gevraagd of hij liever een van hen zou willen zijn en in het woud te verblijven toch de voorkeur geven aan het zijn van een mens. Dit laat zien dat wanneer het menselijke leven wordt vergeleken met de verscheidene aspecten van het leven, het zijn grootsheid en zijn voorrecht onthult. Maar wanneer het niet wordt vergeleken met die van andere vormen van leven dan is de mens ontevreden en zijn zijn ogen gesloten voor het voorrecht menselijk te zijn.
Iets anders is dat de mens uiterst zelfzuchtig is en wat hem interesseert is datgene wat zijn eigen leven aangaat. De problemen van de levens van anderen niet kennend voelt hij de last van zijn eigen leven zelfs meer dan de last van de gehele wereld. Als de mens in al zijn armoede toch eens zou beseffen dat er anderen zijn wier lijden wellicht groter is dan het zijne; als de mens in al zijn problemen toch eens zou beseffen dat er anderen zijn wier moeilijkheden wellicht groter zijn dan de zijne! Zelfmedelijden is de ergste armoede. Het overdondert iemand en hij ziet niets anders dan zijn eigen zorgen en pijn. En dan schijnt het hem toe dat hij de ongelukkigste persoon is, meer dan ieder ander in de wereld.
Soms vinden we bevrediging in zelfmedelijden. De reden hiervoor is dat het onze aard is om bevrediging in liefde te vinden. En wanneer we worden teruggeworpen op onszelf dan beginnen we van onszelf te houden en dan verschijnt er zelfmedelijden omdat we onze beperking voelen. De liefde voor het zelf brengt echter altijd ontevredenheid, want het zelf wordt niet gemaakt om bemind te worden: het zelf wordt gemaakt om lief te hebben. De eerste voorwaarde van liefde is jezelf te vergeten. Je kunt niet tegelijkertijd van een ander en van jezelf houden en als je zegt: ´Als je me iets geeft dan zal ik jou op mijn beurt iets geven´, dan is dat een ander soort liefde, dan lijkt dat meer op zaken-doen.
Het ego van de mens is het valse ego, het ego van God is het ware ego. Maar wat is het ego? Het ego is een deel van de lijn: het ene uiteinde van de lijn is het ego van God en het andere uiteinde van de lijn is het ego van de mens. Het laatstgenoemde is vals omdat de mens dat heeft versluierd door zijn illusie en dat hemzelf heeft genoemd. Daarom manifesteert het ware ego, het ego van God zich, wanneer dat valse ego wordt gebroken door liefde, door wijsheid of door meditatie en vervolgens de wolken die het bedekken uit elkaar worden gedreven.
Sa´di schrijft in zijn verslag van zijn leven: ´Ik had ooit geen schoenen en moest ik blootvoets in het hete zand lopen en ik dacht eraan hoe ellendig ik me voelde. Toen ontmoette ik een man die lam was, voor wie lopen heel moeilijk was. Ik boog onmiddellijk voor de hemel en bedankte die dat ik veel beter af was dan degene die zelfs geen voeten had om op te lopen´. Dit laat zien dat het niet de levensomstandigheid van iemand is, maar zijn houding ten opzichte van het leven dat hem gelukkig of ongelukkig maakt. En deze houding kan zelfs zo´n verschil uitmaken dat de een ongelukkig zou zijn in een paleis terwijl een ander erg gelukkig zou zijn in een nederige cottage.
Het verschil ligt slechts in de horizon die je ziet. De een kijkt alleen maar naar de omstandigheden van zijn eigen leven, een ander kijkt naar de levens van veel andere mensen: het is een verschil van horizon.
Daarnaast is het de impuls die van binnenuit te voorschijn komt die invloed heeft op je aangelegenheden. Als er een invloed altijd van binnenuit werkzaam is, als er ontevredenheid en misnoegen in het leven is dan vind je het effect daarvan in je aangelegenheden. Iemand die bijvoorbeeld door een ziekte is beïndrukt kan nooit door een arts of door medicijnen worden genezen. Iemand die beïndrukt is door armoede zal nooit vooruit komen in het leven. Iemand die denkt dat iedereen tegen hem is, zal door iedereen verkeerd behandeld worden en iedereen zal een lage dunk van hem hebben, hij zal dat altijd tegenkomen waar hij ook maar naar toe gaat. Er zijn veel mensen in de wereld, in het zakenleven, in het beroepsleven, van wie de eerste gedachte voordat ze naar hun werk gaan wellicht is dat ze niet succesvol zullen zijn. De meesters van de mensheid, in welke periode ze ook naar de wereld zijn gekomen, hebben altijd als eerste les voor de mens geloof onderricht. Geloof in succes, geloof in liefde, geloof in vriendelijkheid en geloof in God. En dit geloof kan niet ontwikkeld worden tenzij de mens zelfvertrouwen heeft en het is van essentieel belang dat de mens leert anderen te vertrouwen. Als hij niemand vertrouwt dan is het leven hard voor hem. Als hij twijfelt, als hij iedereen die hij ontmoet ergens van verdenkt dan zal hij de mensen die hem het naast zijn niet vertrouwen, zelfs zijn intiemste verwanten niet;en dan zal hij weldra een zodanige instelling van wantrouwen ontwikkelen dat hij zelfs zichzelf niet vertrouwt.
Het vertrouwen van iemand die een ander vertrouwt maar zichzelf niet is nutteloos. Degene echter die een ander vertrouwt omdat hij zichzelf vertrouwt heeft het ware vertrouwen. En door dit vertrouwen in zichzelf kan hij zijn leven gelukkig maken ongeacht zijn omstandigheden.
In de hindoe-overleveringen bestaat er een heel bekend concept, dat van de boom die wensen vervult. Er is in India een verhaal over een man die werd verteld dat er een boom bestond die wensen vervulde en hij ging ernaar op zoek. En na door wouden te zijn gegaan en over bergen te hebben geklommen kwam hij uiteindelijk op een plek waar hij ging liggen en onder een boom ging slapen zonder te weten dat het de wensboom was. Voordat hij ging slapen was hij zo moe dat hij dacht: ´Het zou prachtig zijn als ik een zacht bed zou hebben om op te slapen en een mooi huis met een hof eromheen en een fontein en dat er mensen op me aan het wachten waren!´ En met deze gedachte viel hij in slaap. En toen hij zijn ogen opende zag hij dat hij in een zacht bed lag en dat er een mooi huis was met een hof en een fontein en dat er mensen op hem aan het wachten waren. Hij was zeer verbaasd, want hij herinnerde zich dat hij aan dat alles had gedacht voordat hij was gaan slapen. Toen hij echter verder ging op zijn reis en diep over zijn ervaringen nadacht besefte hij dat hij daadwerkelijk onder de boom had geslapen waarnaar hij op zoek was en dat het mirakel van die boom volbracht was.
De interpretatie van deze legende is een filosofie op zich. Het is de mens zelf die zijn wensboom is en de wortel van deze boom bevindt zich in het hart van de mens. De bomen en de planten met hun vruchten en bloemen, de dieren met hun kracht en hun macht en de vogels met hun vleugels zijn niet in staat dit stadium te bereiken dat de mens kan bereiken. En dit is de reden waarom hij ´mens´ wordt genoemd, wat in het Sanskriet dezelfde wortel heeft als het woord ´mind´.
De bomen in het woud wachten in verstilling en kalmte op die zegening, die vrijheid, die bevrijding. En de bergen en de hele natuur lijkt te wachten op de ont-plooiing, het voorrecht dat de mens is gegeven. Dat is de reden waarom de overleveringen ons vertellen dat de mens naar het beeltenis van God wordt gemaakt. Je zou dus kunnen zeggen dat het geschikste instrument voor God om mee te werken het menselijke wezen is. Vanuit het mystieke gezichtspunt echter zou je ook kunnen zeggen dat de Schepper het hart van de mens neemt om daardoor de gehele schepping te ervaren. Dit laat zien dat er geen wezen op aarde beter in staat is tot geluk, tot tevredenheid, tot vreugde of tot vrede, dan de mens. Het is jammer als de mens zich niet bewust is van dit voorrecht om mens te zijn, want elk moment in het leven dat hij in deze vergissing van onbewust-zijn verbrengt wordt verkwist en is zijn grote verlies.
Het is het grootste voorrecht voor de mens om een geschikt instrument van God te worden en totdat hij dit weet heeft hij niet zijn ware doel beseft. De hele tragedie in het leven van de mens is zijn onwetendheid van dit feit. Vanaf het moment dat iemand dit beseft leidt hij het ware leven, het leven van harmonie tussen God en de mens. Toen Jezus Christus zei: ´Zoekt eerst het koninkrijk van God en alles zal u worden toegevoegd´, was deze lering een antwoord op de roep van de mensheid. Sommigen waren aan het roepen: ´Ik heb geen weelde´, anderen: ´Ik heb geen rust´, of: ´Mijn situatie in het leven is moeilijk´, of: ´Mijn vrienden bezorgen me problemen´, of: ´Ik wil een hogere positie´. En het antwoord voor hen allen was wat Christus zei.
Je kunt je afvragen hoe we dit vanuit een praktisch, een wetenschappelijk gezichtspunt kunnen begrijpen. Het antwoord is dat uiterlijke dingen niet direct met ons in verbinding staan en dat ze vaak voor ons onbereikbaar zijn. We kunnen soms onze wens inwilligen hoewel we vaak falen. In het zoeken van het koninkrijk echter zoeken we het centrum van alles, zowel van binnen als van buiten, want alles wat er zich in de hemel of op aarde bevindt wordt direct verbonden met het centrum. Op deze manier zijn we in staat om vanuit het centrum alles te bereiken wat er zich op aarde bevindt en alles wat er zich in de hemel bevindt. Maar alles wat we zoeken en dat zich niet in het centrum bevindt kan van ons weggegraaid worden.
In de Koran staat geschreven dat God het licht van de hemelen en van de aarde is. Naast de wens om dingen van de aarde te verwerven is er dat allerdiepste verlangen, elk moment van het leven onbewust werkzaam, om in contact te komen met het oneindige. Wanneer een schilder aan het schilderen is of wanneer een musicus aan het zingen of aan het spelen is, als hij denkt: ´Het is mijn schilderen, mijn spelen, mijn muziek´, dan kan hij een bepaalde bevrediging hebben, maar dat is als een druppel in een oceaan. Als hij echter zijn schilderen of zijn muziek verbindt met het bewustzijn van God, als hij denkt: ´Het is Uw schilderen, Uw muziek, niet de mijne´, dan verbindt hij zich met het centrum en wordt zijn leven het leven van God.
Er is veel in het leven wat je goed kunt noemen, er is veel waarmee je tevreden kunt zijn en er is veel dat je kunt aanbidden, mits je deze houding aan kunt nemen. Dit is wat een mens tevreden maakt en hem een gelukkig leven schenkt. God is de schilder van deze gehele mooie schepping en als we onszelf niet verbinden met de schilder dan kunnen we zijn schilderij niet aanbidden. Wanneer je naar het huis van een vriend gaat van wie je houdt en die je aanbidt dan is elk klein iets heel aangenaam. Maar wanneer je naar het huis van een vijand gaat is alles onaangenaam. Onze devotie, onze liefde, onze vriendschap voor God kan de gehele schepping tot een bron van geluk maken. In het huis van een geliefde vriend is een snee brood, een glas melk, zeer smakelijk. In het huis van iemand aan wie we een hekel hebben echter zijn zelfs de beste maaltijden smakeloos. En zodra je begint te beseffen dat er zich op deze wereld met zijn vele religies, rassen en landen, in het huis van de Vader vele kamers bevinden die zich allemaal toch ook in het huis van God bevinden dan moet de situatie in het leven hoe nederig en moeilijk, vroeg of laat gelukkiger en beter worden. Want we voelen dat we in het huis zijn van degene die we liefhebben en aanbidden en alles wat we tegenkomen accepteren we met liefde en dankbaarheid omdat het van de ene komt die we beminnen.
Ondanks al zijn beweringen van beschaving en vooruitgang lijkt de mens de grootste vergissing te hebben begaan. Eeuwenlang heeft de wereld zich niet in een zodanige toestand bevonden waarin hij zich nu bevindt, landen die elkaar haten en elkaar met minachting bekijken. Hoe noemen we dat? Is dat vooruitgang of is het een stilstand? Of is het erger dan dat? Is dit niet het moment waarop bedachtzame zielen uit de slaap zouden moeten ontwaken en zich zouden moeten wijden aan het verrichten van al het goede wat ze maar kunnen voor de mensheid teneinde de omstandigheden van de wereld te verbeteren in plaats van ieder voor zich alleen maar aan zijn eigen belangen te denken?