Het verschil tussen wil, wens en verlangen

De wil is de ontwikkeling van de wens. Wanneer we zeggen dat iets volgens de goddelijke wil is gebeurd dan betekent dat dat het een bevel was; een wens die zich heeft ontwikkeld tot een handeling. Wanneer de wens zich ontwikkelt tot een handeling dan wordt die de wil, dan wordt die een bevel. Je zou kunnen denken dat het slechts je wens is en het is inderdaad ook een wens zolang als die stil is; hoewel die er is is die niet verschenen, is die inactief net zoals het zaadje in de aarde. Maar op het moment dat het zaadje als een zaailing uit de aarde komt en zich in het proces bevindt een plant te worden, dan is het een wil. Daarom zijn wens en wil twee verschillende namen voor hetzelfde, in de onontwikkelde toestand ervan en in het proces van de ontwikkeling ervan.

Het verlangen is een zwakkere of een primitievere fase van de wens. Wanneer een idee of een gedachte dat je een bepaald iets zou willen maar nog niet helder in je mind hebt gevormd, wanneer je eigen mind nog geen beslissing heeft genomen, dan is het een verlangen, een impuls. Wanneer is zich iets meer heeft ontwikkeld dan is het een wens. Dan blijft het daar en wordt het niet zoals de wolken uit elkaar gedreven. Het is tastbaar, het is er en toch wordt het niet vervuld, omdat het zich dient te ontwikkelen om in vervulling te gaan.

Sommigen mensen in deze wereld zeggen dat zij hun hele leven lang pech hebben gehad; hun wensen zijn nooit in vervulling gegaan. Zij stellen zich ook heel gemakkelijk voor dat er een antagonistische spirit is die hen dwarsboomt of dat God tegen hen is, of de sterren, of iets anders wat hun wens heeft gehinderd om in vervulling te gaan. Dat is echter over het algemeen niet zo. Op de eerste plaats wenst God hetzelfde als wat wij wensen; als God iets anders wenst dan wij dan zouden we die God die altijd tegen ons is, niet aanbidden. Bovendien is er geen voordeel in het bestrijden van de wens van de mens en er is geen voordeel in het bestrijden van de wens van God. Het is waar dat er planetaire of kosmische omstandigheden zijn die de wens bestrijden. Zoals men zegt: de mens wikt en God beschikt. God wordt dan in de plaats gezet van de kosmische krachten, maar in werkelijkheid verlangt God, met Zijn genade en compassie, er nooit naar de wens van iemand te bestrijden. En los van God zou zelfs een vriendelijk-geaard iemand nooit de wens van een ander bestrijden; hij zou al het mogelijke doen om te helpen bij het in vervulling laten gaan van iemands wens.

Wat er gewoonlijk gebeurt is dat de mens de ergste vijand voor zijn eigen verlangen blijkt te zijn. Om veel redenen. En een reden is dat hij er nooit zeker van is wat hij verlangt. Onder honderd mensen zullen we er misschien een vinden die werkelijk weet wat hij verlangt, terwijl negenennegentig mensen niet zeker zijn. De ene dag denken ze dat ze iets verlangen en de volgende dag verlangen ze dat niet en zo desintegreert het verlangen in de verwarring van de mind.

Er is een ander soort mens: degenen die een passieve houding hebben aangenomen. Zulke mensen zeggen dat het een zonde is om te verlangen. En toch kunnen ze niet zonder verlangen zijn. In hun passieve houding besluiten ze niet te verlangen. Zij dwarsbomen elk verlangen dat er was. En er is een vierde soort: degenen die iets verlangen maar door gebrek aan concentratie hun verlangen niet kunnen omzetten in een wens en daardoor blijven hun verlangens altijd in hun primitieve fase. Ten slotte is er een vijfde soort mens die verlangen ontwikkelt tot een wens. Hij gaat tot zo ver en niet verder. Dus wordt het verlangen niet uitgevoerd, als het ware, en komt het nooit tot zijn culminatie, wat alleen gebeurt als de wens wordt ontwikkeld tot een wil.

Deze kwestie is van het grootste belang in het leven van iedereen. Niemand kan op de wereld bestaan zonder iets te wensen. En als er iemand is die geen wens heeft, dan zou hij niet op deze wereld moeten blijven, dan zou hij de menigte moeten vermijden daar hij daar niet kan bestaan. Hij zou naar de bergen moeten gaan, hij zou ergens naartoe moeten gaan weg van de wereld. En zelfs daar zou hij in een boom of in een rots veranderen teneinde te bestaan, omdat het niet mogelijk is om zonder een wens een levend wezen te zijn.

Er is een gezegde in de Gayan die niet iedereen kan begrijpen. ´Verlangen onderdrukken is een goddelijke impuls onderdrukken´. Degenen die onderscheid maken tussen goddelijk en niet goddelijk begaan zeker de grootste vergissing daar ofwel alles ofwel niets goddelijk is. Het enige verschil is hetzelfde als het verschil tussen de machine en de machinist. De mind van God is werkzaam en tegelijkertijd het instrument, de machine van God is werkzaam; daarom heeft datgene wat als een verlangen opkomt God als zijn bron en is het dus een goddelijke impuls. De vrome mens heeft in zijn onwetendheid een valse conceptie van dit idee en maakt God tot een gevangene in de hemel.

Een ander gezegde in de Gayan is: ´Alles wat hunkering in het hart voortbrengt berooft het van zijn vrijheid´. De waarheid is dat wanneer er een hunkering is je door een keten wordt vastgebonden, een keten die sterker dan ijzer is. Verlangen is gebonden zijn. Dit is geen moraal maar een filosofische bewering. Aan de andere kant kun je niet zonder verlangen leven. Je zou dan net zo goed een rots kunnen zijn. Als je vrij van verlangen zou zijn dan zou je ongetwijfeld dezelfde vrijheid als de rots hebben. Maar zelfs de rots is aan het wachten op de dag waarop hij verlangen zal voelen. Het verlangen van vervulling zal met de ontwikkeling van de menselijke vorm komen.

Het verschil tussen mensen is in overeenstemming met de wensen die ze hebben. De een wenst de aarde, de ander wenst de hemel. Het verlangen van de een neemt hem mee naar de hoogte van spirituele vooruitgang en het verlangen van de ander neemt hem mee naar de diepten van de aarde. De mens is groot of klein, wijs of dwaas, op het juiste pad of op het verkeerde pad, in overeenstemming met het verlangen dat hij heeft.

Volgens de soefi´s is er Kazá, de universele wil, de universele macht en is er Kadr, de individuele macht. Natuurlijk is de individuele macht vergeleken met de universele macht als een druppel vergeleken met de zee. Die kan geen standhouden tegen de zwiepende golven van de zee die hem komen vernietigen. Desalniettemin heeft de druppel, die uit dezelfde bron komt als de zee, ook een bepaalde hoeveelheid kracht en heeft die de individuele wil om stand te houden tegen tegenwerkende krachten.

Als we deze kwestie van de individuele wil en de universele wil helderder willen maken dan kunnen we dat in kleine dingen doen. Iemand die over straat loopt en zegt: ´Ik heb honger, ik zou graag naar een restaurant willen gaan en een maaltijd nuttigen´, laat individuele wil zien. Een andere persoon die de straat opgaat en een arme man ziet, zegt: ´Deze man lijkt arm, kan ik niet iets voor hem doen? Ik wil hem gelukkiger zien´, en zodra hij aan het goede van iemand anders denkt dan wordt zijn wil onmiddellijk de universerele wil. De reden is dat de grens die de wil van een individu beperkt de gedachte van het zelf is. Zodra je de gedachte aan het zelf bent vergeten, zodra je aan een ander denkt, zal die grens instorten en zal de wil sterker worden. Waar hebben de meesters van de mensheid, degenen die in staat zijn geweest grootse dingen te verrichten in de wereld, hun wil vandaan gekregen? Het was hun eigen wil die werd uitgebreid door het instorten van de grenzen van het denken aan het zelf. Dit betekent niet dat je helemaal het denken aan het zelf zou moeten opgeven, dat je nooit aan jezelf zou moeten denken, dat je nooit aan je lunch of diner zou moeten denken. Het zelf is er, je moet eraan denken. Maar tegelijkertijd word je teneinde je te verruimen, teneinde de wil te laten groeien, meer geholpen naarmate je jezelf vergeet.

Er zijn sommige mensen die het pad van berusting nemen en doen daarmee noch zichzelf noch anderen goed. Zij nemen de houding aan dat het wel ergens vandaan zal komen of dat iemand het wel zal doen, dat als zij hongerig zijn of in nood er wel iemand zal komen en hen zal voeden of helpen. Hun wens is inactief, zij laten hun wens niet tot een wil worden, zij blijven waar ze zijn, zij zijn passief. Er bestaat geen twijfel over dat een intelligente passiviteit en berusting ook een geweldig mooi resultaat voort kunnen brengen. Maar veel van deze mensen beoefenen het op intellectuele wijze. De kwaliteit van de heiligen is om zich te schikken naar alles wat er komt en zelfs dan vormen ze geen wens. Zij nemen alles wat er komt, bloemen of doornen; alles wat komt accepteren ze. Zij zien doornen en kijken ernaar als waren het bloemen. Zij zijn tevreden met zowel lof als blaam, zowel met stijging als met een val; zij nemen het leven zoals het is. Dat is de intelligente wijze om het te doen. De onintelligente wijze is te zeggen dat alles moeilijk is en dat er iemand anders zal komen en het zal doen. Dit is niets anders dan een soort luiheid en geen passiviteit.

In India is er een verhaal over een man die onder een kersenboom lag en dat er wat kersen in zijn buurt vielen. Hij bewoog echter niet. Toen hij iemand vanuit de verte aan zag komen, riep hij: ´Zoudt u alstublieft hier willen komen en deze kersen in mijn mond willen stoppen?´ Je kunt veel van dit soort mensen vinden, die toegeven aan, die geen enthousiasme, geen moed hebben. Op deze manier wordt hun wilskracht afgebroken en uiteindelijk zijn ze hulpeloos. Je kunt een heilige spirit niet vergelijken met de spirit van de hulpeloze mensen, hoewel beide groepen berust raken. De laatste echter is niet berust: hij zou graag de kers in zijn mond willen hebben, maar alleen als iemand anders hem die geeft. De heilige maakt het niet uit of hij wel of niet eet. Voor hem is dat hetzelfde.

Dan zijn er anderen die heel graag hun wens in vervulling zien gaan. Dit vernielt hun wens omdat ze een veel te grote druk op hun wens leggen. Het is net als het beschermen van een plant tegen de zon en de regen. Als je de plant beschermt tegen juist datgene wat hem zou helpen bij het groeien, dan kan hij niet opbloeien en dat is hetzelfde met de wens. Als je te gretig bent met betrekking tot je wens en tegelijkertijd altijd bang bent dat die nooit uit zal komen, dan denk je eraan met twijfel, angst en achterdocht en op die manier zul je je eigen wens vernietigen.

En dan is er iemand die bereid is alles op te offeren of zoveel mogelijk te doorstaan voor zelfs de kleinste wens, die hij in werkelijkheid niet van echt veel waarde schat. Toch schenkt hij er elke gedachte aan en doet hij alles wat in mijn vermogen ligt om die wens uit te laten komen. Die persoon neemt hetzelfde pad als het pad van de Meester. Hij zal succes tegenkomen en succes zal verder succes brengen. Als iemand eenmaal succesvol is, dan trekt dit succes meer succes aan. Maar als iemand eenmaal faalt dan trekt dit falen meer falen aan. Het is hetzelfde wanneer iemand zich op het pad van voltooiing bevindt: elke voltooiing schenkt je een groter vermogen om voorwaarts te gaan, en wanneer je je op het pad naar beneden bevindt dan leidt elke stap naar beneden.

De vraag komt op welk verlangen of welke wens je op zou moeten geven en welke je zou moeten voeden. Je dient onderscheidingsvermogen te hebben; als er geen onderscheidingsvermogen is dan zul je een verkeerd pad opgaan. Dat kan naar succes leiden maar het zal de verkeerde soort succes zijn. Als je elk verlangen en elke wens onder je hoede zou nemen en zou geloven dat ze allemaal vervuld moesten worden dan soms dat soms juist en soms niet juist kunnen zijn. Het gevoel voor onderscheid zou eerst ontwikkeld moeten worden teneinde te begrijpen wat je naar een blijvend geluk, een groter geluk, een hogere verwerving, voert. Maar wanneer iemand eenmaal onderscheidingsvermogen heeft en een wens heeft gekozen dan zou hij die niet te veel moeten analyseren. Veel mensen hebben er een gewoonte van gemaakt om alles de hele dag door te analyseren. Als iemand tien jaar lang een wens heeft gekoesterd en die elke dag in zijn mind analyseert, dan werkt hij er tegen in; hij kijkt er elke keer vanuit een ander gezichtspunt naar en probeert te vinden wat er verkeerd is aan zijn eigen wens en dus vermorzelt hij het op elke mogelijke wijze. In tien jaar tijd zal zijn wens, die uit had moeten komen, in stukken zijn gebroken. Er zijn veel intellectuele mensen, mensen die twijfelen, mensen met analytische minds, die de grootste vijanden van hun eigen wensen zijn.

Sommigen denken dat het voor iemand verkeerd is om zijn wens in gebed tot expressie te brengen daar God alles weet. Waarom zou je God vertellen dat er iets zou moeten gebeuren? God kent het geheim van elk hart. Is het bovendien niet zelfzuchtig om onze wens onder de aandacht van God te brengen? Als het een goede wens is dan komt die toch wel vanzelf uit! Het antwoord is dat gebed een herinnering aan God is, dat gebed een lied voor God is, die zich daarin verheugt, die het hoort, die aan iets wordt herinnerd. Maar hoe kan ons gebed, onze insignificante stem, God bereiken? Die bereikt God via onze oren. God bevindt zich binnenin ons. Als onze ziel onze stem kan horen dan kan God die ook horen. Gebed is de beste manier, omdat de wens dan in een prachtige vorm wordt gezet die harmoniseert met God en die een hechtere relatie tussen God en de mens tot stand brengt.

Bovendien kun je nooit te veel of te vaak aan de wens denken die je hebt. Je zou erover moeten dromen, je die moeten verbeelden, erover moeten denken, die constant in je mind moeten houden en al het mogelijke moeten doen om die in vervulling te laten gaan. Maar je zou dit met waardigheid, met kalmte, met geduld, met vertrouwen en met gemak dienen te doen en niet door er te veel over na te denken. Degene die veel over zijn wens nadenkt, vernielt die; het is net als iets over te verhitten en een plant te veel water te geven. Het wordt vernield door juist hetgene dat het zou helpen. Als iemand zich zorgen maakt over zijn wens dan heeft hij bepaald geen geduld of heeft hij enige angst of enige twijfel; al deze dingen vernielen de wens. Een wens dient op een ontspannen wijze, met comfort, met hoop, met vertrouwen en met geduld gekoesterd te worden. Twijfel is als roest voor de wens: het vreet de wens aan. En angst is nog erger: die vernielt de wens. En wanneer iemand geen onderscheidingsvermogen heeft en niet zeker is of het een goede of een verkeerde wens is, of die uit zou moeten komen of niet, dan zal hij op de ene dag zeggen: ´Ik zou zo graag willen dat die uitkomt´, op de dag erna: ´Ik geef er niet om of die wel of niet uitkomt´, en na een week: ´Ik wil dat het nu zou gebeuren´, na een maand: ´Ik geef er niets meer om´. Het is net als het aansteken van een vuur en het dan weer doven; elke keer wanneer je het vuur dooft verdwijnt het en zul je het opnieuw moeten aansteken.

De vraag of een wens wenselijk is of niet hangt af van onze evolutietrap. Iemand van wie de evolutie zodanig is dat hij geen andere wens heeft dan de behoeften van zijn dagelijkse leven, dient niet te denken dat hij iets hogers zou kunnen wensen. Als zijn hart gericht is op die soort wens dan zou hij zich er geen zorgen over moeten maken. Maar als hij in zijn hart voelt: ´Nee, dit kan ik niet werkelijk wensen, ik kan aan iets hogers denken´, dan dient hij de gevolgen daarvan te accepteren. En de gevolgen zullen zijn dat hij door testen en beproevingen heen zal moeten gaan. En als hem dat niet uitmaakt, dan is dat des te beter.

Er zijn op deze wereld veel dingen die we willen en die we nodig hebben en toch denken we er niet noodzakelijkerwijs aan. Als ze komen is het goed en als ze niet komen kunnen we ons een tijdje ongemakkelijk voelen, maar dat gevoel gaat voorbij. We kunnen er niet onze mind en ons denken aan schenken als we geëvolueerd zijn en aan hogere en grootsere dingen denken dan datgene wat we in het dagelijkse leven nodig hebben en dat uit onze handen wegglipt. Dit is de reden waarom dichters, denkers en heiligen heel vaak de dingen van het dagelijkse leven ontbeerden. Met de macht die zij bezaten konden ze alles bevelen, konden ze zelfs goud bevelen naar hun huis te komen, of konden ze het leger bevelen te komen of te gaan – zij hoefden maar te bevelen. Toch konden ze er hun mind niet aan schenken, zij konden alleen iets wensen wat in overeenstemming was met hun specifieke evolutie.

Dus kan iedereen alleen iets wensen wat gelijk is aan zijn evolutie. Hij zou niet op een gepaste wijze iets kunnen wensen wat zich onder zijn niveau bevindt, zelfs als hem dat zou worden gezegd. Heel vaak heb ik tegen iemand gezegd om hem in een bepaalde situatie te helpen: ´Concentreer je nu op dit bepaalde doel´. Doordat hij meer geëvolueerd was dacht hij met zijn brein. Zijn hart was ergens anders en dus kwam het doel nooit uit. Je kunt je hart en mind en je hele wezen schenken aan iets wat op één lijn staat met je evolutie, maar als het niet op één lijn staat dan kun je er niet je gehele wezen aan schenken, misschien alleen maar je gedachte. Wat is gedachte? Een gedachte zonder gevoel heeft geen macht; als de ziel en de spirit zich er niet achter bevinden dan is er geen macht.

Het dient begrepen te worden dat onze hogere wens apart zou moeten staan van hetgeen we in ons dagelijkse leven nodig hebben. We zouden het nooit moeten vermengen, maar altijd aan hetgeen we in het dagelijkse leven nodig hebben te denken als iets praktisch, hoewel als het werkelijk onze wens is, het dan okay is. Maar we zouden onze hogere wens moeten koesteren en handhaven als iets heiligs, iets wat ons door God is geschonken om te koesteren, om voltooiing voort te brengen. Want in de voltooiing van je hoogste, beste en diepste wens ligt het doel van het leven.