Het verlangen van de naties

In het werk van een grote soefi-leraar vinden we de woorden: ´Ken uzelf teneinde God te kennen´. Daar volgt uit dat we, teneinde het verlangen van de landen of van de volkeren te kennen, eerst ons eigen verlangen dienen te kennen. Totdat we onszelf kennen, kunnen we niets over anderen weten. Zolang we de behoeften en wensen van ons eigen leven en het geheim van onze eigen natuur niet kennen, kunnen we nooit de behoeften en wensen en het geheim van de natuur van iemand anders kennen.

In werkelijkheid zijn we zelf een land binnenin onszelf. Meer dan dat, we zijn een geheel universum binnenin onszelf. Derhalve zullen we, als we het zelf bestuderen, ontdekken dat we niet alleen een land maar ook deze hele wereld en zelfs alle andere werelden kunnen bestuderen. Het bestuderen van het zelf betekent ook de studie van de primitieve conditie van de mens en dit betekent op zijn beurt de studie van het leven in al zijn vormen.

We dienen ook over de inclinatie van het leven in alle vormen te leren. Wat is deze inclinatie? Er is een dichtregel in de Bijbel die haar verklaart, ons indirect een hint naar haar geheim gevend: ´Want in Hem leven we, bewegen we en hebben we ons wezen´. Wij leven om te bewegen en we bewegen om ons wezen in God te maken. Zonder beweging leven we niet. Zonder ons wezen te maken bewegen we niet en leven we niet. Derhalve is het de voorwaarde van het leven dat als we leven we zouden moeten bewegen en vooruitgaan en die staat van zijn bereiken waarvoor we zijn voorbestemd.

We zien deze inclinatie in elk wezen. Als we de groei van een kleine plant of van een boom onderdrukken, als we er een hek omheen plaatsen of als we die bedekken met glas dan zal die niet opbloeien, zal die geen bloemen voortbrengen en zal die uiteindelijk sterven. Waarom is dit zo? Omdat het leven ervan zichzelf niet kan uitdrukken wanneer het wordt bedekt, omdat het zichzelf niet kan uitdrukken als er een hek omheen staat. Het is voor een plant of een boom niet genoeg om in leven te zijn omdat het leven niet enkel wil leven. Om zichzelf te kunnen verwerkelijken dient het leven in staat te zijn vooruitgang te boeken en vooruitgang wordt alleen geboekt wanneer er vrijheid van beweging is.

We vinden dezelfde inclinatie zelfs in wormen en insecten. Een mier heeft hetzelfde verlangen. We proberen hem aan te raken, maar hij wil niet dat wij hem aanraken. Wij doen een poging hem op een bepaalde plaats te houden, maar hij wil daar niet blijven. Hoe zeer we ook mogen zeggen dat we heel goed zorgen voor de papegaaien, de mussen en de prachtige vogels die we in kooien houden, zeggend dat we van ze houden, het doet hun geen plezier. Natuurlijk eten ze in hun gevangenschap als ze hongerig zijn. Ze zullen water drinken als ze dorstig zijn. Maar dat is geen teken dat ze zich vermaken of dat ze gelukkig zijn.

Waarom zouden ze gelukkig moeten zijn als het niet de inclinatie van hun leven is om begrensd te worden? Het leven gaf de vogel geen vleugels teneinde in een kooi te blijven. Er werden vleugels gegeven als middel om van het leven te genieten, om een nest te bouwen waarin de vogels kunnen wonen, om kennis te maken met andere vogels, om van het leven in de jungle te genieten en om water en voedsel te vinden voor het comfort en het gemak van hun gezin. Op die manier vormen zij hun wezen. Net zo is hetzelfde met vogels en dieren als dat het met planten is. Voor hen betekent leven een wezen hebben, bewegen. Dat is wat het leven eist.

Als we ons richten op het menselijke leven, zien we daar dan ook niet hetzelfde? Hoe zeer we ook van een kind houden en zeggen: ´Ga hier zitten, ik vind het zo fijn als je hier bent´, dan zal het daar slechts even blijven zitten en zal het vervolgens zeggen: ´Nee, laat me spelen´. We zeggen tegen hem: ´Je zou nier moeten zitten´, maar hij reageert met: ´Nee, ik vind het niet fijn om hier te zittten´. Vervolgens geven we het kind een mooi speeltje en zeggen opnieuw: ´Ga hier zitten´. Ja, omwille van het speeltje zal hij even gaan zitten. Maar vervolgens zal hij het speeltje pakken en weggaan. ´Gun mij mijn vrijheid´, zegt hij. Toont dit niet aan dat het doel van het leven vrijheid is? Zolang de mens onkundig van is is hij onkundig van het geheim van zijn eigen natuur en het geheim van ieder ander. Noch hij noch iemand anders kan gelukkig zijn, hoe veel weelde of bezit, grandeur of posities of paleizen hij ook bezit.

Onderlinge afhankelijkheid is een wet van de natuur. We vormen ons leven door het delen in het plezier, het genot en het leed van een ander, maar het duurt heel lang voordat we dit ene begrijpen. Onze observatie en studie van de natuur van de mens laten zien dat zijn leven vrijheid eist. En toch ontdekken we aan de andere kant dat zelfzucht zich van nature in de mens ontwikkelt, meer dan in enig ander schepsel. De eisen van zijn leven zijn zo veel groter en hij raakt zo in beslag genomen door het tegemoetkomen aan die eisen en door ze te bezitten en ervan te genieten wanneer hij ze heeft dat hij in werkelijkheid het geheim van de natuur vergeet; hij vergeet zowel het geheim van zijn eigen geluk als het geheim van het geluk van anderen.

Niet alleen de individuele mens zoekt vrijheid, maar ook de landen, rassen en volkeren over de gehele wereld zijn helemaal in beslag genomen in het najagen van vrijheid. Wanneer er ook maar oorlogen zijn voorgekomen, wanneer er ook maar bloedvergieten in de wereld is geweest, wanneer er ook maar revoluties en opstanden in het leven zijn geweest, alle verscheidene rampen die er plaats hebben gevonden zijn toe te schrijven aan deze zelfde oorzaken: aan de ene kant de zelfzucht van de mens en aan de andere kant zijn gemis aan kennis van de wet van de natuur en de wet van geluk.

Onkundig zijn van deze wet bestaat vanaf de kindertijd in de menselijke ziel. Wanneer een kind iets ziet wat attractief en mooi is, wil het dat onmiddellijk hebben er nooit aan denkend van wie het kan zijn.´Niemand zal het aanraken. Het zal mij toebehoren´, zegt hij. ´Ik zal alleen maar gelukkig zijn wanneer ik heb wat een ander kind heeft´. Zelfs als hij al een prachtig speeltje heeft wil hij toch hebben wat de ander heeft. Dit is de menselijke natuur, die voortgaat zich te ontwikkelen ondanks het geheime geluk die slechts ontsloten kan worden wanneer de sluier van onwetendheid van de ogen van de mens is gevallen.

Hij begrijpt nooit wat rechtvaardigheid is, hoewel hij erover kan praten. Werkelijke rechtvaardigheid kan niet waargenomen worden totdat de sluier van zelfzucht voor de ogen is verwijderd. Het kleinste vonkje zelfzucht zal de mens weerhouden van rechtvaardig zijn. Hij zal een gedeeltelijk belang blijven behouden omdat hij zijn eigen belangen zal behartigen. Wat ook maar zijn eigen belangen verderbrengt zal hij zijn recht en zijn rechtvaardigheid noemen.

De profeten en de heilige mensen hebben allemaal de rechtvaardigheid van God erkend als de enige ware rechtvaardigheid. Wat is de aard van de rechtvaardigheid van God? Die kan niet in de geschriften worden gelezen. Die kan niet uit een boek geleerd worden. Die kan alleen maar geleerd worden uit het zelf dat zich van binnen bevindt nadat zelfzucht is verwijderd. Ons beperkte zelf is als een muur die ons afscheidt van het Zelf van God. God is net zo ver verwijderd van ons als de muur dik is. De wijsheid en de rechtvaardigheid van God bevinden zich binnen in ons en toch zijn ze ver verwijderd onder de bedekking van de sluier van het beperkte zelf. Iedereen die die verwerkelijking heeft bereikt van de aard van de rechtvaardigheid van God is in staat alles op een andere manier dan anderen te zien. Zijn hele levensvisie wordt anders.

Vanaf de zeer vroege tijden zijn leraren de een na de ander als boodschapper gekomen teneinde de mens te instrueren over deze wet van de rechtvaardigheid van God, de wet van samenwerking, de wet van liefde onder de mensen. Datgene wat Christus heeft onderricht, hebben zij ook onderricht. Want dat is altijd hun taak geweest. Echter de manier waarop educatie en nieuwe hervormingen uitgewerkt hebben in de moderne beschaving heeft de ware spirit van religie bedekt. De landen hebben geleidelijk aan ont-leerd wat ware religie was en raakten steeds meer verloederd. Christus is gekomen om de klassieke waarheid opnieuw te wakker te maken. En vervolgens stichtte Mohammed niet alleen een natie met zijn spirituele boodschap, maar ook een school waarin liefde, samenwerking, gelijkheid en democratie geleerd kon worden: de waarheid dat het geluk van de mensheid afhangt van de onderlinge afhankelijkheid. Vandaar dat er is geschreven: ´Elke moslim is een broeder van een andere moslim´. Als een koning en een minister-president gebeden zeggen dan kan er een arme man tussen hen in staan en samen met hen de gebeden zeggen.

Hoe werd de originele spirit veranderd? Want in eerste instantie onderrichtte de islam direct of indirect de wereld. Direct aan de volgelingen van de islam, indirect aan de mensheid op grote schaal. Voordat de spirit veranderde werd de religie door de Profeet gegeven, maar vervolgens werd de religie gebruikt als het instrument om een natie te stichten. In plaats dat een natie de beschermer van religie was, werd de religie de beschermer van een land. Het verlangen een Gods-ideaal te verwerven werd gedegradeerd tot een verlangen om een nationaal ideaal te verwerven, teneinde een zelfzuchtig motief te bevredigen. Die spirit was de islam nog niet binnengegaan of het gehele gebouw stortte in elkaar.

In de geschiedenis van de wereld is deze les niet één keer, maar duizend keer onderricht. Zolang een land werkzaam is voor het belang van God en de menselijkheid zal het altijd voortvarend zijn, maar zodra het religie gebruikt om het nationale ideaal te verheerlijken stort het als een kaartenhuis in elkaar. We kunnen dit zien in de geschiedenis van het hindoeïsme, in de geschiedenis van de islam en in de geschiedenis van de europese religieuze sekten. Als er de wens om op te stijgen is dan dient het ideaal hoog te zijn. Als er een wens om te vallen is laat dan het ideaal laag zijn. De liefde voor de aarde zal de mens naar de aarde toe trekken. Maar de liefde voor de hemel zal hem naar de hemel trekken. Het is zoals de Bijbel zegt: ´Waar uw schat zich bevindt, daar bevindt zich ook uw hart´. Wanneer zijn opleidingsgraad, zijn succes in de handel zijn hele ideaal in het leven uitmaken, allemaal erop gericht op het zelf te verheerlijken, om de individualiteit te verheerlijken, dan is hij naar beneden aan het gaan en niet naar boven. Hij is als individu zelfzuchtig, hij wordt als een land zelfzuchtig, vervolgens als ras en tenslotte is er oorlogvoering. Het raciale ideaal drukt zijn zelfzucht uit in grote oorlogen. Zelfs mensen van hetzelfde land zullen met elkaar vechten.

Hetzelfde ontwikkelt zich verder wanneer het tussen klassen en partijen verschijnt, tussen arbeid en kapitaal, het hogere tegen het lagere. Zij hebben allemaal het verkeerde ideaal; in plaats van het hogere ideaal wordt het zelfzucht toegestaan te regeren.

En zelfs dat is niet het einde. Het volgende wat zich ontwikkelt is de disharmonie tussen de geslachten. Gezinnen worden inharmonieus vanwege het zelfzuchtige ideaal. De echtgenoot wil het op zijn eigen manier doen. De echtgenote wil het op haar eigen manier doen. De echtgenoot denkt: ´Zolang ik maar gelukkig ben, dat is alles wat er nodig is´. Je zult in elke richting waarin je in het leven reist altijd deze neiging tegenkomen. Zelfzucht kan beginnen met de gedachte: ´Zolang mijn land er voordeel bij heeft, heb ik er voordeel bij´, en vervolgens zal dat zich verengen tot: ´Als mijn gezin er voordeel bij heeft, als wij rijk worden en wenselijke dingen hebben dan is dat voldoende voor nu!´ En vervolgens verengt het zich tot: ´Voor mijn vader of voor mijn moeder, echtgenote of kinderen´, totdat het eindigt bij: ´Het enige wat van belang is is dat ikzelf gelukkig ben´. De mens is nu kil geworden, onwetend en blind voor de wet dat het leven afhangt van het geluk van degenen met wie we samenleven. Het gehele leven is één. In al deze verschillende namen en manifestaties is het leven één. De ware gedachte is: ´Als mijn echtgenote niet gelukkig is, als mijn kinderen, mijn buren, mijn bedienden niet gelukkig zijn, hoe kan ik dan ooit gelukkig zijn?´ Een belediging die aan iemand wordt gegeven zal op een dag terugkeren.

Hoe eenvoudig is het niet! En hoe moeilijk is het voor de mens toch niet om het te begrijpen! Het is eenvoudig voor degene die het leven scherpzinnig observeert. Het is moeilijk voor degene die helemaal in beslag is genomen door zichzelf. Dit is het hele leven. Het leven is niet een specifieke filosofie, niet een specifiek geloof, niet een specifieke religie, niet een specifieke zedenstandaard. Het leven is die afhankelijkheid van onze omgeving, van het leven van onze buren, van het leven van het land, van het leven van de gehele wereld. Dat is wat scherpzinnige observatie en een ruime kijk op het leven de mens onderricht.

Wat heeft de vrede van de wereld niet geleden tijdens de laatste paar jaar! (WO-I, vert.) Denk niet dat het effect van dit lijden niet gevoeld is door alle andere landen, hoewel zij niet daadwerkelijk betrokken waren in de oorlog. Het effect heeft zich zowel direct als indirect door de hele wereld heen verspreid. De hele mensheid is door deze pijn heen gegaan. Zelfs de vissen van de zee hebben samen met de mens geleden in de catastrofe. De onzichtbare dingen hebben ook geleden. Het is allemaal één leven. Hoe zou het anders kunnen zijn? Als een wond in de voet effect op de arm heeft, hoewel de arm niet gewond is, als de pijn zijn effect op het gehele lichaam heeft, hoe kan dat dan anders zijn tussen het ene land en het andere?

We kunnen de werkzaamheid van deze wet zelfs in onze eigen kring zien. Wanneer er iemand onder onze kennissen is die arm is, wanneer er iemand onder de bedienden of verwanten is die van ons afhankelijk is, die hulpeloos is of wanhopig is, veronderstel dan eens dat wij hem problemen verschaffen of hem kwetsen, hoewel we dat op dat moment niet weten, dan zullen we dat op een later tijdstip ontdekken. Het zal naar ons terugkomen. Het kan dan via een ander kanaal naar ons terugkomen. We kunnen te blind zijn om te zien dat het van origine uit die bron vandaan is gekomen. Als we in Afrika zijn kunnen we niet zien dat het uit China komt. Maar toch is het leven desalniettemin één.

Op gelijke wijze als iets van kwetsende, pijnlijke of problematische aard gaat het wanneer we vreugde, plezier en geluk brengen nooit meer verloren. Goede daden, vriendelijkheid, vergevingsgezindheid, tolerantie, handelingen van liefde, geen van dit alles gaat ooit verloren en op een dag zal dat naar ons terugkomen. Zelfs als de ontvanger ondankbaar of achteloos lijkt te zijn, dan gebeurt het evengoed. Je hoeft niet teleurgesteld te zijn zelfs wanneer hij je vriendelijkheid of je liefde niet waard blijkt te zijn. Wanneer we beseffen dat al het leven één leven is, dan ontdekken we dat we aan dat leven onze liefde, vriendelijkheid en genade geven. Dan moet het wel terugkomen, niet vandaag dan misschien volgende week. Niet volgende week dan misschien volgend jaar; niet hier dan ergens anders waar we nooit hadden gedacht dat het zou komen. ´Ge zult het na vele dagen vinden´.

Hoewel er nog wat tijd kan zijn om te ontwaken tot een waar begrip van deze zaken, is het vaak te laat tegen de tijd dat pijnen, problemen en ellende naar het individu zijn gekomen of naar de menigte zijn gekomen. Als iemand ze tot nu toe voordat ze daadwerkelijk zijn gekomen niet heeft begrepen zal hij het wellicht nooit begrijpen. Wanneer er wat pijn is of wanneer hij zich slecht binnenin zichzelf voelt dan kan hij denken dat hij de een of andere ziekte heeft. Maar als hij er niet over nadenkt, als hij het niet opmerkt, dan kan er iets ergers komen. En zo is het de wereld ook vergaan. Het ergste kwaad wat er ooit geweest is zou de mens moeten laten zien dat het nu de tijd is om wakker te worden en te begrijpen dat het niet een studie van nationale of sociale problemen is, niet een studie van religieuze kwesties is die een eeuwigdurende vrede zal brengen. Maar dat de ware religie het inzicht in het leven is en dat dat alleen de mens kan helpen het leven te begrijpen.

Wat is die religie? Het is de vrijheidsreligie van de natuur, de religie die de mens zal bevrijden. Wanneer de mens ziet dat het ideaal van elke ziel vrijheid is en dat hij niet van zijn eigen vrijheid kan genieten tenzij hij zijn vrijheid met anderen heeft gedeeld dan en alleen dan kunnen problemen en verdriet tot een eind komen.

Een hindoestaanse dichter zegt: ´We hebben de mens geschapen voor sympathie en niet opdat hij God zou aanbidden´. Er zijn zo veel engelen in de hemel die constant God aanbidden. Daarom wordt de mens, daar hij de uiteindelijke manifestatie is, verondersteld iets anders dan de engel-wereld te doen. God zegt: ´Wij hebben de mens gemaakt om te sympathiseren met zijn naaste, om dienstbaar te zijn voor anderen, om vreugde en plezier aan anderen te geven´. Totdat hij dat doet is hij niet echt mens.

De dieren zijn allemaal zelfzuchtig. Zij zijn allemaal op zoek naar de eisen van hun eigen leven en de bevrediging van hun passies is hun leven. Hun begrip van geluk is dat het juist deze voldoening is. Vogels bouwen hun nest. Dieren hebben hun hol. Derhalve, als het het enige ideaal voor de mens zou zijn om comfort, weelde en positie te verwerven dan zou hij niet anders zijn dan de lagere schepping. Het grote verschil is dat de mens de macht heeft om te sympathiseren. Hij is het die kan zeggen: ´Mijn moeder heeft voor mij gezorgd. Nu is ze oud. Ik dien naar haar te luisteren. Ik dien haar harde woorden te tolereren. Misschien heeft ze het alleen maar verkeerd begrepen. Ik was ooit zeer onaangenaam en toch was mijn moeder toen altijd geduldig, vriendelijk en aandachtig ondanks alles´. Als je vader oud is geworden, als onze vrienden zich in de problemen bevinden, dienen we in ieder geval sympathie te hebben. Niet net zoals de dieren die hun oude soortgenoten bijten en hun vader en moeder vergeten wanneer hun eigen behoeften zijn bevredigd, maar net zoals degene die op dankbare wijze denkt aan zijn moeder en aan de echtgenote met wie hij wordt verbonden om te delen in lief en leed en om te ontdekken op welke wijze ze in staat zijn elkaar te dienen.

Diegene is een mens die denkt: ´Hoewel we in de handel geld moeten verdienen en winst moeten maken zal door te bewijzen dat wijzelf oprecht en waar zijn in ons hart, door te bewijzen dat we eerlijk en serieus zijn, de handel nog meer toenemen en verzekerd blijven´. Diegene is een mens die in nationale, sociale en raciale idealen en in de idealen van de gehele mensheid met open ogen naar de natuur kijkt en kan waarnemen dat het gehele leven één is, dat alle individuen één belichaming van het leven zijn.

Degene die dit waarneemt beseft: ´Wat ik van een ander heb gepakt, heb ik verloren. Wat ik aan een ander heb gegeven, heb ik gewonnen. Wat voor goeds ik ook voor een ander heb gedaan is mijn winst, en wat voor goeds een ander ook voor mij heeft gedaan is mijn verlies´. De vriendelijkheid, de dienstbaarheid, de liefde en de sympathie die een ander heeft gegeven raken allemaal verloren wanneer de gever verdwenen is. Het zou er alleen maar zijn indien hij er was. Maar daden van goedheid, van vriendelijkheid, van voorkomendheid verricht voor een ander zullen bij degene blijven die ze verricht zowel hier als in het hiernamaals.