Het ideaal

Als iemand me zou vragen wat het leven van het leven is en wat het licht van leven is, wat je interesse in het leven schenkt, dan zou ik hem met één woord antwoorden en dat is: het ideaal. Een mens met weelde, met kwalificaties, met opleiding, met comfort, maar zonder ideaal is voor mij als een lijk; maar iemand zonder opleiding, zonder kwalificaties, zonder weelde of rang, maar met een ideaal is een levend mens. Als de mens niet voor een ideaal leeft waar leeft hij dan anders voor? Hij leeft voor zichzelf, wat niets is. Degene die leeft en geen ideaal kent is machteloos en zonder licht. Hoe grootser het ideaal, hoe grootser de persoon. Hoe ruimer het ideaal hoe vrijzinniger de persoon. Hoe dieper het ideaal hoe dieper de persoon, hoe hoger het ideaal hoe hoger de persoon. Zonder een ideaal is het leven voor iemand waardeloos, wat hij in het leven ook moge zijn.

Wat bedoel ik met een ideaal? Hoe onbeduidend het doel ook is waar je van houdt, welk doel je ook maar bewondert, voor welk doel je ook maar bereid bent jezelf en alles wat je bezit op te offeren, het is en blijft een ideaal. Ik heb liever een fanatiekeling die zegt: ´Voor dit idool van steen zal ik mijn leven geven, ik aanbid die als een god´, dan iemand die zegt: ´Ik weet het niet, ik leef slechts van dag tot dag´. Een oprecht ideaal, hoe broos ook, is een ideaal. Zelfs het hebben van een broos ideaal en het te begrijpen en er oprecht over te zijn, is iets wat de moeite waard is. We bereiken het ideaal niet als we van het ene naar het andere ideaal gaan.

Er is een oud verhaal over Haris Chandra, een koning, wiens principe het was om betrouwbaar, waarheidslievend te zijn en zijn woord gestand te doen. Op een dag toen hij gevangen was genomen werd hij verkocht aan het huishouden van iemand die hem de bewaker van de begraafplaats maakte. En op een dag zag hij zijn vrouw daar komen van wie hij jarenlang was gescheiden. Zijn vrouw bracht hem zijn zoon die gestorven was en daar begraven moest worden. Er ging een grote strijd in zijn mind aan de gang toen hij zag dat het zijn eigen kind en vrouw waren, die hij zo veel jaar niet meer had gezien. Zij was zo arm dat zij het geld niet kon betalen dat voor een begrafenis nodig was en hier stond hij nu en moest hij geld vragen voor het werk dat hij moest verrichten omdat zijn meester hem daar had aangesteld. Hoewel hij zijn vrouw herkende, zei hij niet: ´Ik ben je echtgenoot´. Hij herkende zijn kind, maar stond zijn hart niet toe om zijn diepe verdriet te laten zien. Hij stond haar niet toe zonder te betalen binnen te komen, want hij was voor dat doel aangesteld. Hij ging door een leed heen dat erger was dan de dood; toch hield hij zich aan zijn principe. Het ideaal zal altijd aantrekkingskracht voor iemand hebben; hoe fanatiek het ook mag lijken, hoe onredelijk het ook mag lijken, hoe het er ook op mag lijken dat alle logica ontbreekt, een ideaal is toch een ideaal. Het heeft een eigen leven. Een ideaal is levend en het maakt degene die een idealist is levend.

Er kan iemand zijn die door elke opoffering heen gaat om zijn land te dienen; hij heeft zijn ideaal. Een ander zal teneinde de waardigheid van zijn gezin of van zijn voorouders hoog te houden problemen en moeilijkheden verdragen en toch zijn eer behouden; hij heeft het een of ander ideaal. Hoe kleinburgerlijk hij ook mag lijken te zijn, hoe conservatief hij ook mag lijken, hij heeft toch een deugd die erkend zou moeten worden. De registraties van de geschiedenis van de wereld laten zien dat degenen die in staat zijn geweest hun deugd te handhaven, heel vaak in staat zijn geweest dat te doen omdat hun ouders of hun voorouders hun waardigheid hadden behouden; derhalve konden ze het niet op een andere wijze doen. Iemand die deze dingen niet in acht neemt zal doorgaan met leven en kan zelfs een heel winstgevend leven leiden, maar het zal een doorsnee-leven zijn, een leven zonder diepte, zonder waarde. Er is niets in het leven wat het de moeite waard kan maken, behalve een ideaal.

Er zijn anderen die een ideaal met betrekking tot het ras hebben; zij waarderen bepaalde kwaliteiten van hun ras en handhaven die en teneinde die te handhaven zijn ze bereid op door elke opoffering heen te gaan. Er zijn anderen die de eer van hun woord hebben; als zij eenmaal hun woord gegeven hebben is dat voor altijd. Er zijn andere idealisten die de eer van hun affectie, de eer van hun liefde, de eer van hun vriendschap hebben. Als zij die eenmaal hebben gegeven dan is die gegeven; er op terugkomen is de grootste schande voor hen. Zowel in het geven van hun hart als in het accepteren van een hart ligt karakter, ligt eer. Het verlies van die stabiliteit is voor hen erger dan de dood. Al deze dingen, hoe klein en kinderlijk ze ook mogen schijnen, hebben grote waarde; het zijn werkelijk de enige dingen die in het leven de moeite waard zijn. Het volgende verhaal is een voorbeeld van een extreem ideaal.

Een paar kleine meisjes waren ooit met elkaar in de Panjab aan het spelen toen de Maharaja Ranjit Singh voorbijkwam. Hij was, vermomd als een gewoon man, aan het wandelen. Een klein meisje zei: ´Ik ga met een miljardair trouwen`; een ander meisje zei: ´Ik ga met een generaal trouwen´. Vervolgens zei het derde kleine meisje dat een Rajput was, een kaste die bekend staat om zijn trots en ridderlijkheid: ´Ik ga met de koning van dit paleis, de Maharaja, trouwen´. Ranjit Singh, die qua leeftijd haar opa zou kunnen zijn, hoorde dit en was zeer geamuseerd. Hij vertelde de ouders van dat meisje dat wanneer de tijd van haar huwelijk kwam zij zich tot hem moesten richten en dan zou er een bruidschat aan haar worden gegeven door de staat zodat zij haar hele leven gelukkig zou kunnen zijn.

Jaren gingen er voorbij en de koning stierf. De tijd brak aan voor de ouders om over het arrangeren van het huwelijk van hun dochter na te denken. Toen het meisje de kwestie werd voorgelegd, vroeg ze: ´Hoe kan dat? Ik ben al getrouwd. Heb ik mijn woord niet gegeven? Is dat niet genoeg?´ Zij antwoordden: ´Het was een woord dat tijdens je jeugd is gegeven, dat stelde niets voor. Het was spel en de Maharaja is nu dood´. Zij zei: ´Nee, ik wil er niets meer over horen. Ik ben de dochter van een Rajput, ik heb mijn woord gegeven en ik zal daar niet op terug komen´. Dit is een extreem ideaal; het heeft een fanatiek aspect, maar desalniettemin is het een ideaal.

Er is een ander verhaal over een Rajput Raja, een man met een verfijnde aard en een hoog ideaal, die zeer gesteld was op poëzie. Hij voerde oorlog met de Moghul Keizer van Delhi en de strijd was al lange tijd aan de gang. Terwijl de oorlog aan de gang was, gaven andere prinsen zich gewonnen en kwamen naar het hof van de keizer en bewezen hem hulde, maar deze ene Raja zei dat zo lang als hij leefde hij nooit voor de keizer zou buigen. En toen uiteindelijk de keizer ontmoedigd raakte na een lange strijd, vertelde hij de strijders van zijn hof dat er een zeer grote prijs zou zijn voor degene die hem het hoofd van deze Raja zou brengen die zo veel problemen en onkosten had veroorzaakt.

Niemand scheen deze taak te willen ondernemen behalve een man, een grote dichter aan het hof van de keizer. Alle moedige strijders lachten hem uit, maar de dichter ging naar het kamp van de Raja en zijn grote talent maakte zo veel indruk op de Raja dat hij zei: ´Dichter, vraag alles wat je wilt want ik weet niet wat ik je moet geven; er lijkt zich voor jou niets van waarde in de schat te bevinden´. ´Nee´, zei hij, ´beloof me niet iets wat voor jou moeilijk na te komen is´. Hij gaf als reactie: ´Mijn belofte is een belofte´. Toen zei de dichter: ´Ik voel me zeer beschaamd het u te vragen, maar ik wil uw hoofd. Zult u zich aan uw belofte houden?´ De Raja haalde meteen zijn zwaard uit de schacht en legde het in de handen van de dichter en zei: ´Het is iets kleins wat u heeft gevraagd, het is niet groter dan mijn woord´. De mensen, zijn kinderen en de bedienden waren allemaal zeer verslagen; hij was het echter totaal niet.

Toen vroeg de dichter: ´Daar u mij uw hoofd heeft beloofd, waarom geeft u mij dan ook niet uw lichaam? Waarom zou dit lichaam ook niet met me mee komen?´ De Raja stemde in en vertrok met de dichter, de dichter eerst en achter hem de Raja; en zo werd hij levend naar het kamp van de keizer gebracht. En er was grote opschudding en teneinde zijn ijdelheid te bevredigen vroeg de keizer de Raja het hof binnen te komen waar alle edelen waren verzameld. Nadat de dichter de Raja het hof had binnengevoerd, keek de keizer naar hem, naar die vijand met wie hij zo vele jaren in oorlog was geweest en hij zei: ´U bent uiteindelijk toch gekomen, na zo veel jaren, maar het lijkt er niet op dat uw trost is verdwenen, want u denkt er zelfs nu niet aan om voor me te buigen!´ De Raja antwoordde: ´Wie zou er moeten buigen, een dood iemand?´ Ongetwijfeld zag die keizer die een hart van ijzer had niet de schoonheid van die ziel want hij gaf bevel hem te onthoofden. De dichter echter riep uit: ´Nee, als hij gedood moet worden dan moet ik eerst gedood worden. Dan moet ik eerst onthoofd worden, want ik zal nooit iemand vinden die mijn muziek zo zal waarderen als hij dat doet´. Dus stierf de dichter samen met de Raja; en de zonen van de dichter, zijn hele gezin, kwamen allemaal en reciteerden de prachtigste en meest inspirerende gedichten die als het zout van de aarde waren. Iedereen zei een gedicht en stierf omwille van eer van die Raja en de grote wijsheid die hij had laten zien.

Iedereen moet vroeg of laat sterven; de Raja stierf omdat hij zijn belofte niet wilde verbreken. Ook al zou de aarde zich boven bevinden en de lucht zich beneden bevinden dan nog zou hij zich aan zijn belofte houden.

In de geschiedenis van landen vind je heel veel van dit voorbeelden van idealisme. Je zou kunnen zeggen dat deze mensen wijsheid ontberen, dat ze evenwicht, rede, logica ontberen; en toch staan ze boven logica en rede, staan ze boven wat je de praktische kant van iets en gezond verstand noemt. Er zijn veel praktische mensen met gezond verstand gekomen en gegaan; maar als we ons de namen herinneren van degenen die een blijvende indruk op de wereld hebben gemaakt dan zijn het de idealisten.

Het is heel moeilijk om tussen een vals en een waar ideaal te onderscheiden. Het is niet alleen moeilijk, maar ook onmogelijk; want als iets vals is, dan is het net zo vals als waar; en als het waar is, is het net zo waar als vals. Het is de beste manier om iets voor waar aan te nemen wat ons op dat moment waar toeschijnt. We zouden het echter niet altijd met anderen dienen te bediscussiëren of het proberen te verdedigen. We weten het niet. We weten niet of wat we vandaag waar vinden ons morgen niet vals toeschijnt; want al deze termen, goed of slecht, juist of verkeerd, deugd of zonde, vals of waar, zijn relatief; en ze veranderen in overeenstemming met tijd en ruimte, wat betekent dat het afhangt van de hoogte van waaruit we ernaar kijken, van de positie van waaruit we het zien. Met andere woorden: wat ´s morgens juist lijkt, kan ´s avonds verkeerd lijken, en wat overdag verkeerd lijkt, kan ´s nachts juist lijken. Een ander voorbeeld is dat wanneer we op een bepaalde trede van de trap staan terwijl we naar dingen kijken, de juiste dingen verkeerd lijken door er vanaf een andere trede naar te kijken; en de verkeerde dingen zullen juist lijken door er vanaf een hogere of lagere trede naar te kijken. Daarom moeten we datgene wat we op dat moment als goed, juist of deugdzaam beschouwen, doen; maar we moeten datgene wat wij als juist, goed of waar beschouwen niet opdringen aan anderen of hen ervan trachten te overtuigen als zij er op een andere manier als wij naar kijken.

Het ideaal is zodanig dat je tot uitersten kunt gaan, maar zoals men in het Sanskriet zegt, zijn uitersten in alle zaken ongewenst. Toch is dat over het algemeen niet zo; meestal neem je het ideaal niet voldoende in acht. Je kunt bijvoorbeeld nooit te goed of te waar zijn. De manier om dit te beoefenen bevindt zich in je dagelijkse leven; als je maar in je mind houdt dat je wat je hebt gezegd ook dient te doen, ook al is het iets heel kleins.

Deze hele kwestie is zeer delicaat omdat er gezegd wordt dat er in het begin het Woord was; je woord verbreken is dus God verbreken. Als de mens zich begint te realiseren: ´God bevindt zich in mijn woord´, dan zal hij zich aan zijn woord houden.

Sommige mensen vragen zich af of het beter is je aan je woord te houden zelfs als je later ontdekt dat het een vergissing was je woord te geven. Dit hangt af van je onderscheidingsvermogen. Je woord houden is als een belofte; bovendien kan iemand zonder erbij na te denken spreken en dient hij later te veranderen; maar als hij altijd zal proberen zonder vergissingen te spreken dan zal hij in de loop van de tijd in staat zijn fouten te vermijden.

Zeggen dat ´een belofte een belofte is´ kan wat rigide lijken, maar is dat niet; want een belofte is je woord, je eer, je ideaal. Je belofte is net zo belangrijk als je ideaal hoog is. Als je woord rondgeschopt kan worden als een voetbal stelt dat niets voor. Je woord is als een parel gevat in de kroon van een koning. Er zijn mensen met zulke hoge idealen dat ze wanneer eenmaal hun woord is verbroken niet willen leven. Hierin bevindt zich iets heel hoogs, iets heel prachtigs, want het is de goddelijke vonk van binnen die je de betekenis van het woord schenkt. Als er iets is waardoor je iemand kunt testen, waardoor je kunt testen wat hij is, wat zijn persoonlijkheid is, wat zijn grootsheid is of zijn goedheid dan is dat door zijn woord.

Ongetwijfeld is het ideaal waardoor we allemaal voelen dat we uit dezelfde bron komen en dat we naar dezelfde bron terugkeren, het grootste ideaal; want in dat ideaal verenigen we ons met een ander, dienen we een ander en voelen we ons verantwoordelijk om oprecht en waarachtig voor een ander te zijn. Zelfs als iemand een paar deugden heeft geleerd, kan hij deze niet goed beoefenen als hij geen ideaal heeft. Een ideaal onderricht deugden vanzelf; zij stijgen op vanuit het hart van de mens.

Er is een verhaal over een koning die vier mensen voor hetzelfde vergrijp had veroordeeld. De wijze koning zei tegen de ene dat hij verbannen moest worden, tegen de ander dat hij voor enige tijd in de gevangenis gestopt moest worden, tegen de derde dat hij levenslang zou krijgen en tegen de vierde zei hij: ´Ik ben verrast; ik had nooit verwacht dat een zodanig vergrijp door jou zou worden verricht´. En wat was het resultaat? Degene die naar de gevangenis was gestuurd was daar zeer gelukkig met zijn kameraden. Degene die werd verbannen bouwde zijn zaakjes in het buitenland op. Degene die levenslang had gekregen, zat levenslang en dat was dat. Maar de vierde ging naar huis en pleegde zelfmoord.

Het ideaal zet de mens aan tot opoffering en het belangrijkste wat hij kan opofferen is zijn eigen leven. Iemand zonder ideaal heeft geen diepte, hij is oppervlakkig. Hoe vergenoegd hij ook is met zijn dagelijkse leven, hij kan nooit dat geluk proeven dat onafhankelijk is van uiterlijke omstandigheden. Het genoegen dat door pijn wordt ervaren is het genoegen dat door de idealist wordt ervaren. Maar hoe zit het met het genoegen dat niet uit pijn is voortgekomen? Dat is smakeloos. Wat is ten slotte het gewin van het leven waar mensen zo veel van verwachten? Een verlies veroorzaakt door een ideaal is een groter gewin dan welk gewin op deze wereld dan ook.

Het ware ideaal wordt altijd verstopt achter een ideaal dat door de mens is gemaakt, een ideaal dat het bedekt. Bijvoorbeeld de geur ligt verborgen in de bloemblaadjes van de roos en wanneer je de spirit uit die bloemblaadjes wilt halen moet je ze vermorzelen. Dezelfde roos die maar een paar dagen houdbaar zou zijn, is daardoor echter veranderd in spirit, in essentie, die een leven lang houdbaar kan zijn. Dat wordt er bedoeld met het gezegde uit de Gayan: ´Het ideaal is een middel, maar het openbarsten ervan is het doel´. Het ideaal kan ook afgebeeld worden als een ei: het openbarsten ervan is zijn voltooiing, net als dat met het ei gebeurt wanneer het kuiken tevoorschijn komt. Het is voor het ideaal noodzakelijk open te barsten; als het niet openbarst dan wordt het ideaal niet gebruikt.

Het ideaal trekt zich terug wanneer je het benadert, maar hoe scherper je zicht wordt hoe groter de schoonheid van het ideaal wordt. Op deze manier word je niet verder van het ideaal verwijderd; je wordt er dichter bij gebracht.