De reis naar de bestemming (1)

Wanneer we ons het leven voorstellen als een reis dan zijn er duizend dingen die bewijzen dat dat zo is. Wanneer we op reis zijn zijn we met heel veel andere mensen, naar het leven kijkend en vooruitgang boekend. Degenen die bij hun halte zijn aangekomen zijn de trein uit gegaan; en de weinige vriendschap, sympathie of antipathie die er tussen ons bestond heeft slechts tot dat moment geduurd. Degenen die door zijn gegaan hebben de impressie van hen die we met ons meedragen achter zich gelaten. Die impressie maakt ons blij of niet blij; ofwel maakt die dat we hen zelfs in hun afwezigheid liefhebben ofwel maakt die dat we hen haten, hopend dat we ze nooit meer hoeven te zien. Wanneer we aan gisteren denken of aan vorige week of de laatste maanden of jaren die er voorbij zijn gegaan in ons leven dan laat dat ons alleen maar zien dat zij zijn heengegaan en dat wij door zijn gegaan. Het is als een sensatie die je in de trein hebt, net alsof de trein stil staat en de bomen aan het bewegen zijn. In het leven hebben we dezelfde sensatie, dat het leven voorbijgaat en dat wij stilstaan.

En we zien ook als we aan het reizen zijn dat sommigen voorbereid zijn, met alles wat er in deze wereld nodig is, terwijl er anderen zijn die niet voorbereid zijn. Beide groepen moeten evengoed reizen, degenen die voorbereid zijn en degenen die dat niet zijn. Het enige verschil is dat voor degenen die voorbereid zijn deze reis gemakkelijk is. Dit wordt uitgelegd door de Indische fabel over de aap en de mussen. Toen de herfst er aan zat te komen zeiden de mussen: ´Wij moeten een nest hebben; we moeten dat bouwen en het moet snel klaar zijn want de herfst komt dichterbij´. Een kleine aap hoorde dit en was zeer bevreesd omdat het de eerste keer was dat deze kleine aap de winter tegemoet diende te treden. Hij ging met grote angst naar zijn ouders en zei: ´Wij moeten een huis bouwen, we moeten een nest bouwen waar we beschermd kunnen zijn. Ik wist niet dat de herfst er aan kwam, maar iemand vertelde me dat´. Terwijl ze dit aan het bediscussiëren waren maakten de mussen hun nest klaar, maar de apen stelden dat dag na dag uit totdat de herfst zich voor hen bevond.

En zo is het ook in de wereld. We komen mensen tegen die zeggen: ´Wat geeft het? We zullen wachten en zien wat er zal komen´; maar wanneer ze worden geconfronteerd met een moeilijkheid, met een behoefte, dan beginnen ze zich te realiseren dat het beter geweest was als ze erop voorbereid waren geweest. Hetzelfde is het geval met educatie. Een jong iemand wordt altijd aangetrokken tot spel en tot plezier in het leven als hij zou moeten leren; maar wanneer die gouden tijd van de kindertijd die mogelijkheden om te leren en om kennis te verwerven voorbij is dan is het te laat.

De grootste weelde is gezondheid, energie, intelligentie en het leven zelf. Als deze gezondheid tijdens de kinderjaren niet wordt behoed en als er niet voor wordt gezorgd dan zal er, zelfs wanneer je het op dat moment niet kunt voelen, een tijd komen waarin je je realiseert dat je haar hebt verwaarloosd. Ik vroeg ooit iemand die oud was maar nog sterk en gezond: ´Wilt u mij vertellen welke zegeningen u bezit, wat het is dat u zo sterk en gezond houdt op uw leeftijd?´ Hij antwoordde: ´Het is de geconserveerde energie van de kindertijd die nu mijn leven in stand aan het houden is´.

Maar heel weinig jongeren denken hierover na. De jeugd is een bedwelming. Wanneer ze zich in die bedwelming bevinden, wanneer ze vol energie zijn denken ze hier niet over na, denken ze niet na over wat ze moeten uitgeven teneinde ver te gaan op de reis van het leven.

En dan komen we bij de kwestie van de menselijkheid. Wat we vandaag de dag leren of educatie noemen, omvat grammatice, geschiedenis, aardrijkskune en wiskunde. Maar die soort educatie die we als wisselgeld zou moeten bezitten: goede manieren, een sterke wil, een juiste houding van de mind, die soort educatie lijkt helemaal over het hoofd gezien te worden. We vinden die nergens; en als iemand echter educatie, kwalificatie, rang of positie heeft en geen manieren, dan ontbeert hij een groot deel van het leven.

Als iemand niet die kracht van de mind heeft die hij nodig heeft om hem over het gehele pad van zijn leven te voeren dan ontbeert hij een groot deel. Iemand die het aan geld ontbreekt mist weinig; maar degene die macht van de mind ontbeert mist in het leven alles. Er ontwikkelt zich zwakte en die zwakte ontwikkelt zich zonder dat hij dat weet. Wanneer je een kleine vonk van zwakte in jezelf ziet dan denk je dat dat niets voorstelt, maar je weet niet dat die vonk op een dag zal veranderen in een gloed en die gloed zal veranderen in een vlam. Voor degenen die het aan manier ontbreekt, die het aan kracht van de mind ontbreekt, die het aan een juiste houding ontbreekt, is het dan te laat; zij kunnen niet meer gecorrigeerd worden. De aard van het leven is dusdanig dat een gedachteloos leven je naar gedachteloosheid zal trekken en vervolgens zal dan gedachteloosheid zelfs een bedachtzaam iemand naar zich toe trekken; daardoor is er meer kans om te vallen in het leven dan om te stijgen. Bovendien is er onder duizenden mensen nauwelijks één die met open ogen op deze reis gaat, want bijna iedereen reist met gesloten ogen. De mens is zo zeer afhankelijk van zijn vrienden, van zijn relaties, van degenen die van hem houden, van degenen die hem aanbidden; maar hij weet niet dat degenen die van hem houden van hem zullen eisen wat er mist.

Wat er nodig is in het leven is meester van onszelf te zijn en niet te denken dat omdat we invloedrijke of rijke ouders hebben het er niet toe doet hoe we zelf zijn. Wat voor relaties we ook hebben, hoe groot en goed ze ook mogen zijn, dat heeft geen enkel nut voor ons. Wij moeten ieder onze eigen reis maken en we moeten aan de eisen van deze reis beantwoorden. Wat is het niet prachtig om de mensen te bekijken op de dagelijkse reisen die we maken! Er gaat iemand mee in een groep reizigers en brengt iedereen vreugde, hij deelt met hen, geeft iedereen een goede impressie en wint hun harten. Wanneer hij is vertrokken is het vreugde wat hij bij zijn mede-reizigers heeft achtergelaten, een prachtige impressie die zij altijd zullen bewaren. En er is iemand anders die kwetst, pijn doet of wat verwarring voortbrengt onder degenen die met hem reizen. En wanneer hij is vertrokken bidden ze dat ze hem nooit weer zullen ontmoeten.

Op een dag informeerde een dienstmeid haar meesteres erover dat er een begrafenisstoet voorbijkwam op straat. Ze was zeer onder de indruk en zei: ´Degene die is gestorven is zeker naar de hemel gegaan´. Haar meesteres lachte om deze dwingende uitspraak van de dienstmeid dat deze dode persoon naar de hemel was gegaan. Zij vroeg: ´Heb je gezien dat deze persoon naar de hemel ging?´ Ze antwoordde: ´Dat is eenvoudig, mevrouw, want iedereen die de stoet volgde was aan het huilen. Deze persoon heeft zeker een goede indruk gemaakt op degenen met wie hij heeft geleefd´. De mens verliest alles wanneer hij geabsorbeerd is in zijn dagelijkse leven, zich niet realiserend dat het leven voorbijgaat en de roep komt voordat hij er zelfs aan denkt.

De mens begaat veel grote vergissingen maar de voornaamste is dat hij door het leven heengaat en denkt dat hij hier voor altijd zal blijven. En aangezien hij zonder voorbereiding is komt de roep natuurlijk voor hem als een slag in zijn gezicht in plaats van als een uitnodiging. Wanneer we denken aan de verdere reis dan beginnen we te zien hoe veel mensen er op deze wereld zijn die zelfs niet weten dat er een hiernamaals is. En degene die in het hiernamaals gelooft heeft er zijn bevooroordeelde ideëen over; ofwel een religieuze ofwel een filosofische overtuiging. Maar zelfs dat is niet voldoende voor ons doel. Wat voldoende is voor ons doel is vertrouwd te raken met de weg waarlangs we moeten gaan en met de weg waarlangs de ziel is afgedaald naar de aarde. Deze weg is de brug die tussen het fysieke en het spirituele deel van ons eigen wezen staat en daarom is de aard van deze reis anders.

De reis in de wereld maken we buiten onszelf; en door vertrouwd te raken met deze weg worden we geleid naar die bestemming waarvan het de bedoeling is dat wij die bereiken; en met behulp van meditatie is het dit dat als goddelijke kennis wordt verworven. Er zijn in deze wereld veel mensen die uit nieuwsgierigheid heel graag willen weten wat we voorbij dit leven zullen vinden en deze nieuwsgierigheid biedt ruimte aan degenen die de mensheid door valsheid willen aantrekken; zij geeft hen de kans om verhalen te verzinnen om de nieuwsgierigheid van de mens te bevredigen. Want wie anders dan de mens zelf kan iets over deze weg weten? Hij is de reiziger en zijn eigen spirit is de weg. De mens moet zelf zijn weg vinden en hij moet met zijn eigen ogen zien wat hij op deze weg zal vinden.

Daarom vertellen de ware leraren van het geheim van het leven hem niet dat hij dit of dat onderweg zal zien. Zij zeggen dat hij zal vinden wat hij vindt en dat het zijn plicht is zijn ogen te openen zodat hij op de weg kan reizen en zelf kan zien. Een mureed zei eens tegen zijn murshid: ´Wat zou ik graag willen zien hoe het in de hemel is en hoe de hel er uit ziet!´ ´Sluit je ogen´, zei de leraar, ´dan zul je het zien´. ´Zal ik eerst de hemel zien?´ De leraar antwoordde: ´Ja´. Hij deed zijn ogen dicht en ging in meditatie. ´En nu´, zei de leraar, ´zie in meditatie ook de hel´. En toen de leerling zijn ogen opende vroeg de leraar: ´Wat heb je gezien?´ Hij antwoordde: ´Ik zag in de hemel niets van dat paradijs waarover mensen spreken noch waren er die prachtige planten, bloemen of al die prachtige voorwerpen van comfort en luxe. Er was niets´. ´En wat heb je in de hel gezien?´, vroeg de leraar. ´Ik zag niets. Ik had verwacht vuur, zwavel en mensen die werden gemarteld te zien, maar de hel was leeg. Wat is daar de reden voor? Heb ik het gezien of niet?´ En de leraar antwoordde: ´Je hebt zeker de hemel en de hel gezien; maar de zwavel en het vuur of de prachtige sieraden en juwelen van het paradijs dien je daar zelf mee naar toe te nemen. Die krijg je daar niet´.

Dit geeft ons het geheim van het gezegde van Omar Khayyám: ´De hemel is de visie van het vervulde verlangen; de hel is de schaduw van de ziel op het vuur´. Wat voor ons uiterst noodzakelijk is om te leren en te begrijpen is dat we uit een volmaakte bron komen en dat we naar een volmaakte bestemming gaan. Slechts weinigen echter zoeken die bron bewust en nog minder mensen zoeken die bron op de juiste wijze.

Wat is de juiste wijze om die bron te zoeken? De manier om die te zoeken is om eerst de psychologie van je eigen leven te leren: wat maakt dat jij valt, wat maakt dat je opstijgt, wat maakt dat je faalt, wat maakt dat je slaagt, wat geeft je geluk, wat brengt je verdriet. Vervolgens moet de de aard van plezier en pijn bestuderen, of het een blijvende pijn of een blijvend plezier is, een tijdelijk plezier of een tijdelijke pijn. En er vervolgens achter komen wat de bedrieglijke en valse aard van je eigen impressies is, hoe er onder de bedekking van pijn plezier was en hoe er onder de bedekking van plezier pijn was; hoe er in de ergste persoon iets goeds te vinden is en hoe er in de beste persoon iets slechts te bespeuren is. Dit verruimt het gezichtspunt van iemand en bereidt de humus van zijn hart voor op het verwerkelijken van het geheim van genot.

En het volgende wat iemand moet doen is zijn fysieke en mentale activiteiten onder controle brengen. Hij moet weten dat het de aard van het leven is om door te gaan en dat derhalve de onderbrekening van leven ruimte biedt aan die aanleg om naar binnen toe voorwaarts te gaan in plaats van het leven alleen maar ruimte te bieden om naar buiten toe voorwaarts te gaan. Hoe veel iemand ook over deze zaken leest en ze bestudeert, dat brengt hem geen bevrediging; bevrediging komt alleen via ervaring en ervaring wordt verworven uit meditatie.