In de menselijke evolutie zijn er twee verschillende stadia: het lagere en het hogere stadium. In de hindoeïstische Puranische symbolenleer worden de karakters die bij deze twee stadia horen de jongere en de oudere broeder genoemd.
Net zoals er een fase in de kindertijd is waarin het kind alleen maar weet wat het wil en het alleen maar gelukkig is als het dat krijgt, ongeacht de consequenties ervan, zo is het lagere stadium van de ziel waarin de mens alleen maar verlangt wat hij kan zien, horen, waarnemen of aanraken; als iets zich daaraan voorbij bevindt dan maakt hem dat niets uit en verlangt hij niet naar iets anders. En het hogere stadium is wanneer de mens het leven tot een bepaalde hoogte heeft ervaren, plezier en pijn, enthousiasme en teleurstelling heeft gekend en de veranderlijkheid van het leven heeft beseft; alleen dan heeft hij het stadium van meerderjarigheid bereikt.
Deze lagere en hogere stadia hangen niet van een bepaalde leeftijd af, noch hangen ze af van een bepaalde educatie; zij hangen af van het innerlijke leven. Wanneer iemand zo ver als hij kan het leven is binnengedrongen en wanneer hij de grens van het lagere stadium is gepasseerd dan arriveert hij bij het hogere stadium. Er is in het oosten een gewoonte die een soort religieuze etiquette is geworden: iemand die slaapt niet te wekken. Met andere woorden: je moet de wereld behandelen in overeenstemming met de natuur en er niet tegen in gaan. Degene die zich in het lagere stadium bevindt moet niet naar het hogere stadium worden gedwongen; hij dient eerst goed te slapen voordat hij wakker kan worden.
Op het spirituele pad zegt degene die zich in het lagere stadium bevindt: ´Ja, ik zou dit pad willen gaan, maar waar kom ik uit?´ Voordat hij over dit pad reist wil hij er alles over weten. Hij wil weten of zijn vrienden met hem meegaan; en als ze dat niet doen is hij er ook niet toe bereid. Want hij is zich niet zeker van de weg; hij wil niet alleen gaan en hij wil weten wanneer en waar hij aan zal komen, of het veilig is om over dat specifieke pad te reizen. Op zijn reis kijkt hij terug en tegelijkertijd probeert hij vooruit te kijken, en vraagt: ´Zal ik de bestemming bereiken? Is het werkelijk het juiste pad?´ Duizend keer komt er twijfel of angst op; hij kijkt terug, voor zich uit en om zich heen of anderen hem maar zouden kunnen vertellen hoe ver hij heeft gereisd! Hij is rusteloos; hij wil weten hoe ver hij van de bestemming verwijderd is. Hij is in feite nog een kind, hoewel hij een verlangen heeft om verder te reizen. Voor hem zijn mystieke hints voor mentaal onderzoek speelgoed die hem bezighouden terwijl hij op de kaart van de reis kijkt om te zien waar hij naar op weg is.
Over de omstandigheden van het hogere stadium zegt de Bijbel: ´Alleen als iemand opnieuw wordt geboren kan hij het koninkrijk van God zien´. Als mij gevraagd zou worden wat de reis in feite is en wat het doel ervan is dan zou ik antwoorden dat het doel van de gehele schepping voor deze reis was en dat de schepping er helemaal niet zou zijn als deze reis er niet zou zijn. Voordat iemand op deze reis start oefent hij die in de een of andere vorm van spel, hoewel hij in werkelijkheid nog niet is gestart. Iemand wil bijvoorbeeld rijk zijn en hij wijdt al zijn tijd, energie, leven en al zijn gedachten aan dat doel en reist als het ware naar die bestemming. Als hij macht verlangt dan gaat hij daarnaar op weg en verkrijgt die; als hij een positie wenst dan gebruikt hij al zijn kracht om die bestemming te bereiken. Maar hij doet dit alles in spel; en het bewijs hiervoor is dat elke keer dat hij het doel wat hij wilde en wat hij najaagde heeft bereikt het hem slechts het verlangen naar iets anders oplevert. Als hij rijk is wil hij beroemd worden; als hij beroemd is wil hij iets anders; als hij het ene heeft streeft hij naar het andere en wordt nooit bevredigd. Het laat zien dat de mens, naar buiten toe druk in het najagen van wereldse dingen, niet bevredigd wordt maar een constante hunkering in zijn ziel heeft naar iets meer; en dit zorgt ervoor dat hij zich niet op zijn gemak voelt. Roemi geeft een goede uitleg hierover in zijn Masnawi waarin hij zegt: ´Wat in de rietfluit is het wat jouw ziel aantrekt, wat door jou heen gaat, wat het hart doorboort?´ En het antwoord is: het is het huilen van de fluit, en de reden voor zijn gehuil is dat hij ooit een plant toebehoorde waar hij van afgesneden werd. Er werden gaten gemaakt in het hart ervan. De fluit wil herenigd worden met zijn bron, met zijn oorsprong. Op een andere plaats in zijn boek zegt Roemi: ´Zo is het met iedereen die zijn land van oorsprong voor lange tijd heeft verlaten; hij kan rondzwerven en zeer vergenoegd zijn met wat hij ziet, maar er zal een moment komen waarop een sterke hunkering in zijn hart opstijgt naar de plaats waar hij werd geboren´.
Je ziet dat degenen in de wereld die echt hebben geleden, die zijn teleurgesteld, die een gebroken hart hebben, niemand over hun ervaringen willen vertellen, geen enkel gezelschap wensen maar alleen willen zijn. En dan is het alsof er iemand met open armen aan het wachten is, aan het wachten is dat zo´n ziel naar hem komt zoals een kind naar zijn moeder komt. Dit laat zien dat er ergens een trooster is die groter is dan wie dan ook in de wereld, een vriend die dierbaarder is dan wie dan ook, een beschermer die sterker is dan welke aardse beschermer dan ook. Wetend dat je niet afhankelijk kunt zijn van de wereld, gaat degene die hier allemaal doorheen is gegaan op zoek naar die ene grote in zichzelf.
De vriend die in het leven en na de dood een vriend is, een vriend die in plezier en in pijn een vriend is, in rijkdom en in armoede, een vriend op wie je altijd kunt vertrouwen, die altijd op de juiste wijze gidst, die het beste advies geeft, die vriend is verborgen is je eigen hart. Je kunt geen betere vriend vinden. Wie is deze vriend? Het eigen wezen van de mens, zijn ware innerlijke wezen. Die vriend is de oorsprong, de bron en de bestemming van alles.
Maar de vraag rijst: als die vriend je eigen wezen is, waarom noem je hem dan een vriend, waarom noem je hem dan niet je zelf? Het antwoord is dat deze vriend ongetwijfeld in feite je eigen wezen is, maar wanneer het grotere Zelf wordt vergeleken met de huidige verwerkelijking dan ervaar je jezelf als kleiner dan een druppel in een oceaan. Het is niet helemaal juist als een mens die vriend zichzelf noemt totdat hij zichzelf heeft vergeten, totdat hij niet meer zichzelf is. Totdat en tenzij je bent aangekomen in die staat van volmaaktheid kun je beter zwijgen en niet brutaal zijn door te spreken over iets wat je nog niet bent geworden.
Alle occulte scholen schrijven als eerste les kalmte, geen discussie, geen dispuut, geen gedachtenwisseling voor. De voorwaarden voor degenen op het pad zijn totaal anders dan de voorwaarden voor de uiterlijke wereld. De ware kenners van het leven hebben hun lippen over dit onderwerp gesloten gehouden. Geen andere methode is succesvol geweest en is te verkiezen boven de methode van de profeten van alle landen, die de mens de eerste les van liefde voor God hebben gegeven.
Religieuze autoriteiten uit verschillende tijden hebben de mensheid onwetend gehouden over de kennis van God en hebben slechts een geloof in God gegeven. Het gebrek aan deze kennis heeft ervoor gezorgd dat de mens van rede op opstand komt tegen datgene wat hij niet begrijpt. Er bleef geen link over tussen kennis en geloof en daardoor is de heerschappij van het materialisme de wereld in gekomen, een heerschappij die zich nog steeds aan het verspreiden is. In zulke tijden van materialisme komt er chaos de wereld in; alles is verwarring en onrust. Velen willen goed doen, maar weten niet hoe. Zulke tijden heeft Krishna ´het verval van Dharma´ genoemd, waarin de spirit is verdwenen en slechts de vorm overblijft. Met tijden komt er ongetwijfeld in de vorm van intuïtie een waarschuwing tot de ziel, maar de bedwelming van het leven, de mist, is zo groot dat de boodschap niet wordt gehoord, niet wordt begrepen, niet wordt ontvangen totdat de boodschapper is verdwenen.
Wat is de manier en methode van de reis? We zien dat als iemand uitstijgt boven alle dingen van de wereld zoals macht, weelde, bezittingen, alles wat trots en ijdelheid teweegbrengt dan er dan een verlangen in zijn hart komt, een herinnering aan zijn oorsprong, aan de volmaaktheid van liefde en vrede, hoewel niemand in de wereld kan pretenderen in deze fase te zijn aanbeland. Elk moment van iemands´ leven spreekt luider over hetgeen hij zegt dan over wat hij in werkelijkheid is.
De eerste gerichtheid van de mens in de richting van mens-wording is een liefhebbende, menslievende houding, in die mate dat vergiffenis elke handeling van zijn leven dicteert. Hij laat in zijn handelingen geduld zien, tolerantie jegens zijn naasten en houdt er rekening mee dat iedereen zijn eigen evolutietrap heeft. Hij verwacht niet van iemand dat die op een betere manier handelt dan zijn evolutietrap toestaat. Hij maakt niet zijn eigen wet die anderen dan moeten volgen; hij volgt de wet voor allen.
Wanneer de houding van iemand een liefdevolle houding is geworden, een gerichtheid om te dienen, te vergeven, te tolereren, eerbied voor iedereen te hebben, goed en slecht, jong en oud, dan begint hij aan zijn reis. Er is geen beter symbool om het pad uit te leggen dan het kruis. Niemand zonder moed, wilskracht of geduld kan dit pad volgen. Wanneer iemand tussen allerlei soorten mensen moet leven dan dient hij zijn eigen karakter zo zacht als een roos te maken, het zelfs nog verfijnder te maken zodat niemand door de doornen ervan gekwetst kan worden. Twee doornene doen elkaar geen pijn. De doornen kunnen de roos pijn doen, maar de roos kan de doornen geen pijn doen. Bedenk eens hoe het leven van de roos tussen twee doornen moet zijn!
De reis begint met een pad van doornen en de reiziger dient blootvoets te reizen. Het is niet gemakkelijk om altijd tolerant en geduldig te zijn, om af te zien van het beoordelen van anderen en om van je vijand te houden. Het is een dood iemand die over dit pad wandelt, iemand die de beker van vergif heeft gedronken. Het begin van elk pad is altijd moeilijk en oninteressant, moeilijk voor iedereen. Vraag de violist eens naar de eerste dagen waarop hij toonladders repeteert en zelfs de noten nog niet kan vormen! Vaak heeft hij niet genoeg geduld om door te gaan totdat hij goed genoeg speelt om zelf tevreden te zijn. Het eerste deel van het pad is constant geharrewar, constante strijd met het leven, maar als je de bestemming nadert dan wordt het pad gemakkelijker; de afstand lijkt groter maar het pad is soepeler en er zijn minder moeilijkheden. De reis wordt bereikt door in jezelf het antwoord te verwezenlijken op de vragen: wat ben ik? ben ik lichaam, mind of wat anders? kom ik uit de aarde vandaan of als dat niet zo is, waar kom ik dan vandaan?
Zodra je op de reis bent gestart komt je lagere natuur naar boven, al je gekten en zwakheden willen je omlaag naar de aarde trekken; en de worsteling om deze kettingen te verbreken vereist de kracht van een Samson. Dan komt de worsteling tussen de schoonheid van materie en spirituele schoonheid. Schoonheid in vorm en kleur is realistischer; spirituele schoonheid is verborgen in de mist totdat je in een fase komt waarin spirituele schoonheid de schoonheid wordt, wat een schijnend licht is.
Wanneer de mens kennis, macht en magnetisme heeft verworven dan wordt hij er zich van bewust dat hij een grotere macht dan anderen heeft, dat hij meer weet dan anderen, dat hij in staat is meer te bereiken dan anderen. Deze vermogens op juiste wijze te gebruiken is een andere worsteling. Hij moet niet trots zijn op zichzelf vanwege deze vaardigheden. Er is een vijand die samen met hem de reis begint en hem nooit verlaat: zijn trots en spirituele zelfzucht. En deze vijand blijft bij hem zo lang als hij zich op het pad bevindt.
De verleiding is groot om te denken, bij het ontvangen van inspiratie en macht: ´ik kan meer doen, weten of begrijpen dan jij´. Het is tot aan het einde een constante worsteling en je kunt op elk moment struikelen en vallen. Alleen de standvastige reiziger zal elke keer doorzetten in het stijgen, want zonder geduld kan hij verdwalen. Maar degenen op dit pad zullen hulp krijgen; zoals Christus heeft gezegd: ´Zoek eerst het koninkrijk van God en alles zal u worden toegevoegd´. De bestemming is belangrijk, net als de juiste houding van de ziel om die bestemming te bereiken; niet de dingen die je op het pad tegenkomt.