Het geweten is een product van de mind en het beste wat een mind produceert. Het is de room van de mind. Het geweten van iemand die in het ene land woont kan totaal anders zijn dan het geweten van iemand die ergens anders woont, want het wordt uit een ander element opgebouwd. In de klassieke tijd bijvoorbeeld bestonden er gewoonlijk roverbendes, die van zichzelf vonden dat zij de karavanen die door hun territorium heen kwamen mochten beroven. Hun waarden en normen waren zodanig dat als er een van hun slachtoffers zei: ´Alles wat ik bezit zal ik je geven, als je me maar laat gaan´, zij zouden zeggen: ´Nee, ik wil bloed van je hand zien´. Zij lieten hem niet gaan zonder hem pijn te doen. Het idee was, zoals zij zeiden: ´Wij nemen niets van je aan, wij zijn geen bedelaars, wij zijn rovers. Wij riskeren in ons beroep ons leven; wij zijn dapper en daarom vinden wij onszelf dat we mogen doen wat we doen´. Dit was ook zo met enkele zee-piraten. Zij waren ervan overtuigd dat hun beroep een deugdzaam beroep was. En op grond van die gedachte werden zij koningen. Dezelfde mensen waren rovers als ze klein waren, maar wanneer zij groot werden, waren ze koningen.
Het geweten is derhalve datgene wat we ervan hebben gemaakt. Tegelijkertijd is het het verfijndste wat we kunnen maken; het is als honing gemaakt door de bijen. Prachtige ervaringen in het leven, tedere gedachten en gevoelens stapelen zich in onszelf op en creëren een conceptie van goed en fout. Als we ertegenin gaan dan brengt het ongemak. Geluk, comfort in het leven en vrede hangen allemaal af van de de conditie van ons geweten.
Het leven in deze wereld wordt in zijn geheel opgebouwd op basis van conventies en geaccepteerde ideëen en het geweten wordt opgetrokken op dit gebouw. Conventies hebben de exclusiviteit van de omgeving nodig om zich te ontwikkelen. Zij zijn de oorzaak van de diversiteit van de mensheid en geen enkele beschaving, hoe gevorderd ook, kan hen vermijden. De vooruitgang van de beschaving creëert dit soort noodzakelijkheden. Mensen geven dit niet graag toe, maar ze leven evengoed volgens de conventies. De schilder is niet conventioneel omdat hij in zijn eigen wereld leeft en hoe groter hij als schilder is hoe meer hij dat zal doen. De gewone mens echter kan niet temidden van de wereld leven en de conventionaliteit ontkennen.
De beste manier om beschaving te begrijpen is de spirituele manier. Wanneer iemand eenmaal spirituele moraliteit begrijpt, hoeft hij de moraliteit die door mensen wordt gemaakt niet te leren; die zal dan vanzelf komen. Zodra iemand het genoegen of het ongenoegen van God in het gevoel van een ieder die hij ontmoet begint te respecteren dan moet hij wel uiterst verfijnd raken, wat zijn situatie in het leven ook is. Hij kan in een cottage wonen, maar zijn omgangsvormen zullen de omgangsvormen van paleizen voorbijstreven. Bovendien zal er zich eerlijkheid in zijn aard gaan ontwikkelen wanneer hij eenmaal is begonnen om zijn eigen handelingen te beoordelen en zal alles wat hij doet juist en eerlijk zijn. Hij hoeft niet veel studie te maken van de uiterlijke conventionaliteiten. En dan is er de soefi-conceptie van God als de Geliefde. Wanneer deze conceptie – dat, in hogere of lagere mate, de goddelijke spirit zich in een ieder bevindt – in het dagelijkse leven wordt beoefend en in acht wordt genomen in de omgang met iedereen dan zul je hen allen met dezelfde devotie en met hetzelfde respect, met dezelfde gedachte en omzichtigheid bejegenen, die je aan de Geliefde, aan God, zou geven.
Op deze wijzen onderricht het spirituele leven de mens wat het beste is in conventionaliteit. En wanneer een beschaving op een spirituele basis wordt opgebouwd, wat op een dag zal gebeuren, dan zal de conventionaliteit van de wereld oprecht worden en de moeite waard om te hebben.
Het geweten wordt uit de room van de feiten gemaakt, maar niet uit de waarheid. Want de waarheid staat boven alles. Die heeft niets te maken met het geweten. Het begrijpen van de waarheid is echter net als een bron die opstijgt en zich uitbreidt in de oceaan en vervolgens bereik je zo´n mate van begrip dan je beseft dat alles waar is en dat alles de waarheid is. Er valt niets meer te zeggen over de absolute waarheid en al het andere is Maya; wanneer je er vanuit dat gezichtspunt naar kijkt dan is niets verkeerd en dan is niets goed. Als we het juiste accepteren dienen we ook het verkeerde te accepteren. Einstein´s theorie van de relativiteit is datgene wat de hindoe´s Maya hebben genoemd, illusie; illusie veroorzaakt door relativiteit. Alles bestaat alleen maar omdat wij het accepteren; wij accepteren dat een bepaald iets juist, goed en mooi is en als we dat eenmaal geaccepteerd hebben dan wordt dat een deel van onze natuur, van ons individuele zelf; als we het niet als zodanig accepteren dan wordt het dat niet. Een vergissing is geen vergissing, tenzij we het als zodanig accepteren. Is die echter geaccepteerd dan is het een vergissing. Je zou kunnen zeggen dat we niet altijd weten wat een vergissing is; maar weten we dat niet uit de pijnlijke gevolgen? Dat is ook acceptatie.
Er zijn derwisjen die tegen algemeen aanvaarde feiten in gaan, bijvoorbeeld dat vuur branden veroorzaakt. Zij springen in het vuur en komen er ongedeerd uit. Zij zeggen dat het hellevuur niet voor hen bestemd is. Wanneer ze kunnen bewijzen dat vuur hen niet kan deren zal er zeker geen vuur voor hen in het hiernamaals bestaan.
De beste manier om het leven te testen is om je geweten bij alles als een als een test-instrument te gebruiken, om te zien of er harmonie of disharmonie is. In jezelf echter is er ook een constante actie en reactie van het geweten. De reden is dat een menselijk wezen verschillende bestaansfasen kent. In de ene fase is hij minder wijs en als hij dieper in zichzelf duikt zal hij wijzer worden. Wat hij in de ene sfeer doet zou hij in de andere sfeer verwerpen. De mens heeft in zichzelf zo veel te verwerpen en te bevechten, dat hij zelfs zonder contact met anderen die actie en reactie heeft.
Soms is iemand in een bepaalde bui een duivel en in een andere bui een heilige. Er zijn stemmingen waarin en momenten waarop iemand totaal onredelijk is; er zijn aanvallen van goedheid en aanvallen van slechtheid – dat is de menselijke natuur. Daarom kun je niet zeggen dat een slecht iemand niet iets goeds in zich heeft, noch dat een goed iemand niet iets slechts in zich heeft. Wat iemands´ geweten echter het meest beïnvloed is je eigen conceptie van wat goed of fout is. En de een na grootste invloed is de conceptie van anderen. Dat is de reden waarom iemand niet vrij is.
Het is met het geweten net als met al het andere. Als het gewend is geraakt om je denken, spreken en handelen te beheersen dan wordt het sterker. Als het er niet aan gewend is dit te doen, dan wordt het zwakker en blijft het slechts een marteling, niet iets dat de controle heeft.
Het geweten is een vermogen van het hart als geheel en het hart bestaat uit de rede, het denken, het geheugen en het hart zelf. Het hart wordt in zijn diepte verbonden met de goddelijke Mind, dus is er in de diepte van het hart een grotere rechtvaardigheid dan aan de oppervlakte. En daarom komt er een soort intuïtie, inspiratie of kennis als het innerlijke licht op onze individuele conceptie van dingen valt. Dan komen die twee samen. In het geweten zit God Zelf op de troon van gerechtigheid.
Iemand die wordt veroordeeld door zijn geweten is er ellendiger aan toe dan degene die door het hof wordt veroordeeld. Degene wiens geweten zuiver is, blijft een leeuw, zelfs als hij uit zijn land wordt verbannen of naar de gevangenis wordt gestuurd, al is het een leeuw in een kooi. Want zelfs in de kooi kan er innerlijk geluk zijn. Wanneer echter je geweten je veracht dan is dat op zich een bittere straf, bitterder dan enig hof kan uitdelen. Sa´di zegt het zo mooi, hij ziet de troon van God in het geweten en zegt: ´Laat me mijn fouten alleen aan U toegeven, opdat ik me niet in het bijzijn van iemand anders verneder´.
Zodra we vernedering accepteren, worden we vernederd of we dat nu wel of niet willen. Dat hangt niet af van degene die ons vernedert; dat hangt van onszelf af. Ook al accepteert de gehele wereld het niet, het is nutteloos als onze mind wordt vernederd; en als onze mind het niet accepteert dan zou het niet uitmaken of de gehele wereld het wel accepteerde. Wanneer duizend mensen zeggen dat we verknipt zijn, zullen we dat niet geloven zolang ons hart ons vertelt dat we dat niet zijn. Wanneer echter ons eigen hart zegt: ´Ik ben verknipt´, dan kunnen duizend mensen zeggen: ´Jij bent goed´, maar zal ons hart ons blijven vertellen dat we verknipt zijn. Als we onszelf opgeven dan kan niemand ons steunen.
Het is zeker het beste om vernedering te vermijden, maar als iemand het niet kan vermijden dan is hij als een patient die behandeld dient te worden door een arts. Dan heeft hij iemand nodig die machtig genoeg is om hem te helpen, een meester-mind, zodat hij verzorgd kan worden en over die gesteldheid heen komt. Wanneer iemand een patient is kan hij zichzelf niet zo goed helpen; hij kan veel doen, maar er zal altijd de behoefte aan een dokter zijn. Echter, wanneer het gevoel van vernedering de mind is binnengedrongen dan zou je dat als een les, als een noodzakelijk vergif, dienen te accepteren. Maar vergif is vergif. Wat in de mind wordt geplaatst zal daar groeien. Het zou verwijderd moeten worden. Als het achterblijft dan zal het groeien. Alle impressies zoals vernedering, angst en twijfel zullen in de onbewuste mind groeien vrucht dragend en er zal een moment komen waarop je je daarvan bewust bent.