Het bewustzijn

Of het bewustzijn zonder ogen kijkt of dat het de ogen nodig heeft om te zien is een vraag die in de mind van alle metafysici opkomt. Als het bewustzijn alleen kan kijken, zonder de hulp van de ogen, waarom werden deze ogen dan gecreëerd? Er zijn mensen die dingen kunnen zien die op een afstand van honderd mijlen aan het plaatsvinden zijn en dingen die jaren later plaats kunnen vinden. In Hyderabad was er een derwisj die de gewoonte had heel sterke hasjies te roken. Wanneer hij de rook uit zijn mond liet komen keek hij er gewoonlijk in en antwoordde elke vraag die hem werd gesteld. Als iemand hem vroeg: ´Waar is mijn oom op dit moment?´, dan antwoordde hij: ´Uw oom? In Calcutta, in de buurt van de marktplaats, het tweede huis aan de linkerkant. Uw oom zit in zijn kamer, zijn bediende zit naast hem en zijn kind staat voor hem´. Elke vraag die hem werd gesteld beantwoordde hij. Zijn bewustzijn had niet het uiterlijke zelf voor ogen en daarom was het in staat via de ogen van een ander te kijken, via de ogen van de oom of van wie dan ook. Hij zag het niet zonder ogen.

Toen ik in Rusland was was er een Afrikaan, een heel gewoon iemand, niet een geletterd iemand. ´s Nachts als hij sliep wist hij wat een ieder die naar dat huis kwam had gezegd of gedaan. Dit kwam doordat zijn ziel zich in en rondom dat huis bevond en via de ogen keek van een ieder die daar kwam.

Het vermogen om te zien bestaat vanaf het begin in het bewustzijn. Daarom bevinden zich onder de namen van God de namen Basir, de Ziener, en Sami, de Horende. Basárat, het vermogen om te zien, wordt exacter naarmate het de manifestatie nadert. Op dezelfde wijze ziet het universele bewustzijn via de ogen van elk wezen op aarde. Het kijkt op hetzelfde moment via de ogen van al de miljoenen wezens op de aarde. De dief kan iets stelen, het verbergen, het meenemen en denken dat niemand hem ziet. Maar hij kan niet ontsnappen aan dat bewustzijn dat zich binnenin hemzelf bevindt en via zijn ogen aan het kijken is. Het is niet dat God naar beneden kijkt vanaf een afstand en alle schepsels op aarde ziet. Hij kijkt juist via de ogen van de wezens zelf. Je zou je af kunnen vragen of God hierdoor niet wordt beperkt, niet hulpeloos en afhankelijk wordt gemaakt. Als dat echter voor ons zo lijkt te zijn dan komt dat omdat we God hebben gereduceerd tot een deel van Zijn wezen. We nemen een deel en noemen dat het onze, ons zelf, terwijl het is werkelijkheid allemaal God is, het ene Wezen. Een hindoestaanse dichter heeft gezegd: ´Hoe zal ik mijn zelf noemen? Alles wat ik maar zie zijt Gij; lichaam, mind, ziel, dat allemaal zijt Gij. Gij zijt, ik niet´.

De mystici zien niet alleen in hun slaap wat er zich op een afstand afspeelt, maar ze zien dat altijd. Enige tijd geleden was er in Delhi een mysticus of murshid wiens naam Shah Alám was. Op een dag liet hij zijn haar knippen. Hij was in een klein spiegel aan het kijken, zoals die in India worden gebruikt, terwijl de barbier zijn haar aan het knippen was. Plotseling gooide hij de spiegel op de grond zodat het in stukken brak. Zijn mureeds die bij hem waren waren verbaasd. De barbier was ook verbaasd, zich afvragend wat hem ertoe had gedreven om de spiegel met zoveel geweld op de grond te gooien. Achteraf vertelde hij hen wat er was gebeurd. Op dat moment was een van zijn mureeds over zee van Arabië naar India aan het reizen en had een storm het schip aangevallen waarop hij aan het zeilen was en verkeerde hij in groot gevaar. Hij riep om zijn murshid om hulp en de murshid zag het gevaar in de spiegel en redde hem.

Tot op zekere hoogte kan een verlichte ziel zich bewust zijn van alle vroegere gebeurtenissen in de evolutie van de mens. Verzamelt het oog dat plaats biedt binnenin zichzelf alles wat het ziet? En herinnert de mind, waardoor de mens zijn geheugen ontvangt, de wonderbaarlijkste bron van registratie die er is, zich altijd alles wat hij ziet en via het leven ervaart? Nee, slechts bepaalde dingen die een diepere impressie op hem hebben gemaakt. Als we ons alles zouden herinneren, alle goede en slechte woorden die mensen hebben gesproken, alle literatuur die we hebben gelezen en alle dwaze en gekke dingen die we hebben gehoord, waar zouden we dan uiteindelijk blijven? Menselijke wezens hebben een mind; zij hebben een lichaam; en hun gezondheid hangt helemaal af van datgene wat ze in zich opnemen en vervolgens naar buiten brengen. Als dat niet zo zou zijn dan zou de mens niet in staat zijn te leven, dus neemt hij de essentie en wordt de rest weggegooid. Ook datgene wat je van de wereld van de engelen en van de wereld van de djin neemt is slechts de essentie. De essentie van ervaring. Degene die zich alle goede en slechte dingen van het verleden herinnert dient niet benijd te worden, want hij moet veel ervaringen van wroeging gehad hebben en deze zouden alleen maar verbittering in hem creëren. Het is een grote opluchting om te kunnen vergeten, het is als het baden in de Ganges. Het heden heeft ons zo veel prachtige dingen te bieden, als we enkel onze ogen openen om ernaar te kijken dan hoeven we niet voor schoonheid in het verleden te zoeken. Er is hier altijd schoonheid.