Het ego

De soefi-term Nafsaniat drukt de blindheid van het persoonlijke ego uit, dat voor het eerst de ziel begon te omringen toen de mens van de verboden vrucht proefde, zoals dat wordt beschreven in het verhaal over Adam en Eva. In het begin begon de mens zijn leven op aarde door zijn onderhoud te vergaren ten koste van het koninkrijk van de planten. Hij stond er nooit bij stil om te overwegen of de planten, bloemen en vruchten leven in zich hadden en van hem de liefde vroegen die hij zelf van elk wezen om zich heen vroeg.

Zijn blindheid vergrootte zich toen hij het kalf beroofde van het voedsel waarin de natuur voor het kalf had voorzien, zelf van de melk genietend. Toen zijn blindheid zich nog meer verdichtte werd het ego nog tirannieker en begon hij het leven van de vogels en de dieren op te offeren om zijn gril en honger te stillen. Op deze manier onderhield hij zijn fysieke zelf dat zo werd opgebouwd met op die manier onjuist vergaarde eigendommen en dit was er de oorzaak van dat een dichte sluier van duisternis zijn ogen bedekte, hem zelfzuchtig en sensueel makend, zodat hij de bevrediging van zijn passies en begeerten, de verwerving van comfort en grandeur, beschouwde als het enige doel van het leven. Zo daalde hij af van mens naar dier en van het niveau van het dier naar dat van een duivel. Toen hij deze fase bereikte restte er voor hem God noch deugd. Het bevel van Christus om je vijand lief te hebben kon niet beantwoord worden, want hij was zelfs niet in staat zijn buurman lief, zijn naaste, lief te hebben toen de kwestie van zelfbelang opkwam.

Dit aspect van involutie heeft overstromingen, vulkanische uitbarstingen en zulke rampen als het verlies van de Titanic en de recente onrust van de maatschappij voortgebracht.

De mens heeft beschaving beschouwd als zijnde datgene wat de hindoes in de oudheid Kali Yug noemden of het IJzeren Tijdperk. Wat zij Krita Yug noemden, het Gouden Tijdperk, noemt men tegenwoordig barbarisme, wat aantoont hoe het hart van de mens zich heeft verhard. Tegenwoordig is de wereld van iemand niet meer zijn bondgenoot; er is een ondertekend contract nodig. Een kunstmatige beleefdheid heeft plaats gemaakt voor liefde en kunstmatigheid heeft de plaats ingenomen van waarheid. Machinerie heeft met geweld de plaats veroverd van persoonlijke dapperheid. Religie en moraliteit zijn omvergeworpen door vakbonden en materialistisch onderzoek heeft de plaats ingenomen van de verwerkelijking van het leven.

De mens kan niet langer onderscheiden tussen een voorbijgaand pleziertje en een eeuwigdurende vrede. De objectieve wereld is voor zijn ogen zo concreet dat hij er niet aan voorbij kan kijken. Hij wil de materiële resultaten van zijn inspanningen verwerkelijken zelfs ten koste van zijn leven en de roep van de hemel zelf faalt erin hem naar het Oneindige te trekken. Er is een gezegde: ´De last van de vergaarde zonde zal vroeg of laat de drager vermorzelen´. Elke crimineel wordt nagezeten door het afschuwelijke spectrum van zijn misdaad. We hoeven ons er niet over te verbazen dat er geen enkele natie of ras is dat niet direct of indirect min of meer betrokken werd in de recente wereldwijde onrust. Geen hoek van de aardbol is geheel ontsnapt aan deze vreselijke bezoeking; het heeft zijn tol geëist van elk ras en van elke religie. Zo weten we dat de catastrofe van de moderne geschiedenis voor de mensheid in haar algemeenheid was bedoeld; het was een schoonwassen met de bedoeling om een ideale vredesperiode in te stellen die alleen mogelijk is wanneer er in plaats van de wil van de mens de wil van God in vervulling wordt gebracht.