Wanneer ik onderscheid tussen deze twee concepten maak dan zeg ik dat godheid God geïdealiseerd is en dat goddelijkheid God gepersonificeerd is. Godheid is nooit op het fysieke plan manifest geweest behalve in het hart van de mens, maar goddelijkheid heeft zich in de fysieke vorm gemanifesteerd. Het geheim van godheid kan dus gezocht worden in het hart van goddelijkheid. Goddelijkheid is de gereduceerde God en de groter gemaakte mens. De enige moeilijkheid die zich in alle perioden van de geschiedenis van de wereld heeft voorgedaan is de moeilijkheid om goddelijkheid te begrijpen of om het mysterie van goddelijkheid te bevatten. De mens kan niet van de mens denken dat hij God is noch van God dat hij mens is. Daarom is de eiser van goddelijkheid soms God genoemd, maar vervolgens werd hij ver verwijderd en ver weg van de menselijke wezens gehouden. In andere perioden is de eiser van goddelijkheid naar de aarde gebracht en niet beter dan de mens genoemd.
In werkelijkheid is goddelijkheid de uitbreiding van de menselijke ziel. Goddelijkheid is de menselijke natuur in God. Dat is de reden waarom God één is, het enige Wezen. Maar er zijn net zoveel godheden als er menselijke wezens zijn, want de godheid is de in zich geborgen God die de mens heeft opgevat door zijn gedachten en ideëen. God ligt verborgen in zijn hart en op die manier raakten de ideëen over godheid verschillend van elkaar. Sommigen zeggen dat God de Rechter is en sommigen zeggen dat God de Vader is. Sommigen zeggen dat God de Schepper is terwijl anderen daarentegen zeggen dat Hij de Onderhouder is. Sommigen zeggen dat God drie aspecten heeft en dat een Drie-Eenheid God vormt. Sommigen zeggen dat er veel Goden zijn. De Hindoes hebben drie-en-dertig tientallen Devata ontworpen, wat goddelijkheden betekent. De Chinesen hebben talloze Goden ontworpen. De mensen die in een God geloven hebben hen belachelijk gemaakt, maar in feite is het een en hetzelfde concept bekeken vanuit verschillende gezichtspunten. Iemand kan door de een worden geprezen en door de ander worden gehaat en tien mensen kunnen allemaal een ander idee over dezelfde persoon hebben, omdat ieder hem volgens zijn eigen evolutiegraad begrijpt.
Iedereen ziet die persoon volgens zijn eigen gezichtspunt, iedereen kijkt door zijn eigen ogen naar hem en daarom is dezelfde persoon voor ieder wezen anders. In de mind van de een is de persoon een zondaar, in de mind van de ander is hij een heilige. Dezelfde persoon die door de ander als vriendelijk en goed wordt beschouwd wordt door de ander als het tegenovergestelde daarvan beschouwd. Als dit zo in verband met een levend wezen kan zijn dan is dat op dezelfde manier mogelijk dat verschillende ideëen over de godheid in elk hart gevormd zouden worden en dat elke ziel haar eigen godheid zou scheppen in overeenstemming met haar eigen evolutie en in overeenstemming met haar manier van idealiseren en begrijpen. Daarom is de godheid van elk hart anders en is die zoals de persoon die zich heeft voorgesteld. De God van elke ziel is echter een en dezelfde, wat de mensen zich ook maar voorstellen. Het is dezelfde God die ze zich allemaal voorstellen, maar hun verbeeldingen zijn anders en het is het gebrek aan begrip hiervan dat de verschillen in religie heeft veroorzaakt.
We lezen in de boeken van het verleden dat er altijd bloedvetes, familievetes waren omdat de ene familie in de ene God geloofde en dat de andere familie een andere God had. Zij noemden Hem een familie-God en deze families vochten altijd met elkaar vanwege hun afzonderlijke Goden en zij gaven hun leven voor hun God. Het is zelfs nu niet zo veel anders nu landen tegen landen vechten; op dat moment wordt de God van ieder anders of denken de mensen tenminste dat het vijandige land niet de wil doet van hun eigen God. De mens is al die tijd hetzelfde geweest; hij laat zijn evolutie slechts stukje bij beetje zien.
De godheid wordt soms afgebeeld als een spirit, soms als een persoon, soms als een koning, soms als een meester. De Hindoes schilderen hun godheid af als Schepper, als Onderhouder en als Vernietiger. Het woord ´divine´ komt van Deva, God (de vrouwelijke vorm is Devi) en het woord Deva is afgeleid van Div, wat ´licht´ betekent. Elke ziel is zelf een licht, maar een licht dat door wolken wordt omgeven. Wolken die zijn opgestegen uit de aardse impressies en het menselijke hart omgaven. Deze wolken houden de ziel bedekt; maar de Deva of Div is er altijd.
Je leest in de Bijbel dat niemand zijn licht onder de korenmaat zou moeten zetten en de hint om het licht te doen vermeerderen laat ons zien dat Deva of de goddelijke vonk zich binnenin de mens bevindt. Die goddelijkheid is oneindig zelfs als ze menselijk is. Alleen zijn wel de uitbreiding en ontsluiting van dit licht nodig. De profeten en de grote Avatars, de boodschappers die van tijd tot tijd naar de aarde zijn gekomen, zijn voorbeelden geweest van de uitbreiding van deze goddelijke vonk en wat ze de wereld hebben gegeven is het resultaat geweest van de goddelijkheid.
Goddelijkheid is als het zaadje dat in het hart van de bloem groeit: het is hetzelfde zaadje dat de oorsprong van de plant was en het komt weer in het hart van de bloem. Op een soortgelijke wijze stijgt dezelfde God die als het zaadje van de plant van deze schepping ongemanifesteerd was, weer op in de richting van vervulling. En in die vervulling produceert Hij het zaadje in het hart van die bloem die goddelijkheid is. Sommige religieuze autoriteiten hebben geprobeerd de goddelijkheid van Christus te erkennen terwijl ze de goddelijkheid van de mens-wording ontkenden. Zij hebben geprobeerd Christus verschillend te maken van wat menselijk genoemd zou kunnen worden. Door dit zo te doen zijn ze echter niet in staat gebleken om de vlam brandende te houden want zij hebben de belangrijkste waarheid bedekt die de religie de wereld te geven had, die was dat er goddelijkheid in de mens-wording verblijft, dat goddelijkheid het resultaat van mens-wording is en dat mens-wording de bloem in het hart is waaruit goddelijkheid als een zaadje werd geboren. En hierdoor hebben ze de religie geen goed gedaan; integendeel, zij hebben de religie geschaad door te proberen de mens iets anders te maken, niet wetend dat zich alles in de mens bevindt – engel, djin en dier.
Er is niets wat zich niet in de mens bevindt, bijvoorbeeld dingen die tot de aarde behoren zoals metalen, goud en zilver, ijzer en staal blijken allemaal te vinden in het lichaam en de mind van de mens. Degene die alchemie kent kan er gebruik van maken. Hij kan uit de mens een mens van vlees maken en hij kan uit de mens een mens van goud maken. Dat is wat Christus wilde doen toen hij tegen de vissers zei: ´Volg mij en ik zal u tot vissers van mensen maken´. Hij wilde die alchemie uitvoeren. En wat is het voor steen die de filosofensteen wordt genoemd? Dat is het hart van de goddelijke mens: alles wat het ook maar aanraakt verandert in goud. Alle levende wezens, hoge en lage schepsels, schepsels van het water, schepsels van het woud, schepsels die in de lucht vliegen, insecten en wormen, hun natuur, hun karakter, hun vorm kunnen allemaal in de mens gevonden worden. Het karakter van de stier, het karakter van de vis, het karakter van het insect, het karakter van alle dieren kan in de mens gezien worden. Alles wat we kunnen ontdekken door duizend mijlen door het woud heen te gaan kunnen we in een menselijke persoonlijkheid vinden. Alles is er, het hoeft alleen maar gezien te worden en diegene kan zien wiens ogen van het hart open zijn. Veel mensen in deze wereld hebben hun uiterlijke ogen open maar slapen toch nog. Zij bewegen rond en denken dat ze levend zijn, maar er is iets wat niet ontwaakt is en daarom kunnen ze niet de grote schat zien die verborgen is.
En ook juwelen, waardevolle mineralen en parels kunnen allemaal gevonden worden in de mens, in zijn karakter, in zijn uiterelijke en innerlijke wezen. Dit alles is verborgen. Maar we kunnen een parel in iemand ontdekken, we kunnen in het hart van de mens een diamant of een smaragd zien, alle juwelen van deze wereld zijn er als we het maar kunnen zien. En niet alleen dat, niet alleen wereldse schatten, maar ook alle hemelse dingen zijn er. De mens representeert de planeten, hij representeert de zon en de maan en hij representeert de hemel en de engelen ervan. Wat representeert de mens niet? Hij representeert God. In die zin kun je de mens een miniatuur-God noemen en het is de ontwikkeling van de mens-wording die culmineert in goddelijkheid. Dus is Christus het voorbeeld van de culminatie van mens-wording. Het zou als het verbergen van de grootste menselijke deugd zijn om dit geheim te verstoppen, dit geheim dat de sleutel is tot het mysterie van het gehele universum.
Vergeleken met God is goddelijkheid ongetwijfeld de imperfectie van God, maar het is toch de perfectie van de mens. Het is als een waterdruppel die helemaal en totaal water is en toch een druppel is in vergelijking met de oceaan. De oceaan is God, maar de druppel is goddelijk. Als de mens dit geheim van het leven had begrepen dan zouden er geen oorlogen, geen verschillen zijn opgekomen onder de volgelingen van de verscheidene religies, die altijd oorlogen tegen elkaars´ religieuze ideëen voerden. Er zou nooit enige profeet of meester zijn verworpen, gemarteld of geweigerd als de wereld dit toch maar had geweten: dat God altijd komt, dat Hij zich altijd via het hart van de god-achtige laat zien. De vergelijking van het goddelijke met God is net als een brandglas dat voor de zon wordt gezet. Het brandglas neemt deel aan de hitte van de zon en brengt de hitte over naar de aarde en op dezelfde manier komt de goddelijke mens, de boodschapper in alle tijden, en neemt hij deel aan de stralen van God en overhandigt die aan de aarde in de vorm van de goddelijke boodschap.
Ofschoon een brandglas niet de zon is, neemt het als het wordt blootgesteld aan de zon toch deel aan de zon en begint het de kwaliteit van de zon te laten zien. En zo is het ook met de zielen die hun hart op God focussen want dan raakt God in hun hart gereflecteerd. En de schoonheid en macht die in God in hun perfectie te vinden zijn beginnen zichzelf in die zielen te laten zien, net zoals het brandglas dat met de zon doet. Zij brengen het in hun levens tot expressie. De soefi´s noemen dit Akhlak-e Allah: de goddelijke manier van doen. Je kunt deze manier van doen niet onderrichten; die komt wanneer het hart op God wordt gefocust en vervolgens wordt alles wat er in God is manifest in de mens. Wanneer deze verwerkelijking komt spreek je niet meer over de God van binnen; dan is God binnenin en tegelijkertijd buiten. Zodra God wordt gerealiseerd blijft God niet binnenin; het is vóór de verwerkelijking dat God zich van binnen bevindt en dit zal helpen om de perfectie van God te vinden, maar als God eenmaal is verwerkelijkt dan is Hij in alles.
Er zijn perioden van aristocratie en er zijn perioden van allerlei soorten democratie, niet alleen met betrekking tot regeringen, maar ook met betrekking tot religie. En net zoals het natuurlijk is dat aristocratie verkeerd wordt begrepen, zo is het natuurlijk dat democratie gedemoraliseerd wordt door de onwetende die alleen de uiterlijke betekenis van democratie kan begrijpen. Aristocratie van religie is geloof in God, het in een bepaalde vorm vereren van God, in de vorm van gebed of dienstverlening, van ceremonie of ritueel, wat de vorm ook moge zijn en ook de erkenning en acceptatie ervan wanneer het door een mens van vlees en bloed wordt gegeven. Niet alleen dat, maar ook de erkenning van de verlichting die zijn ontwikkeling voltooit in de ziel van de mens. De aanhangers van Zarathoetra leerden door hun zonne-verering dat de zon het licht van de spirit vertegenwoordigt en dat de zon van God op die manier het licht van God vertegenwoordigt. Anderen begrepen het echter verkeerd en vatten het anders op. De zoon van God is degene die uitvindt en die zich bewust is an zijn erfenis van God en niet van die van de mens. Degene die zich bewust is van zijn aardse oorsprong is een aards mens. Degene die zich bewust is van zijn hemelse oorsprong is de zoon van God.
De mens is datgene waarvan hij zich bewust is. De evolutiegraad van iemand hangt af van de toonhoogte die hij heeft bereikt. Het is een bepaalde toonhoogte die hem bewust laat zijn van een bepaalde fase van het leven. Iemand die op de aarde staat kan niet genieten van de zuiverheid van de lucht die er op de top van de berg bestaat. Teneinde daarvan te genieten dient hij daar te zijn. Dat is de reden waarom een onoprechte claim geen effect heeft. Iemand die op de aarde staat en over de lucht aan het praten is kraamt onzin uit. Het zal geen effect hebben, omdat hij niet weet wat er zich in de lucht bevindt. Hij dient te stijgen naar waar de lucht is en dan dient hij de ervaring te verkrijgen en van daaruit te praten over wat hij aan het ervaren is. Dan zal het een effect hebben, omdat dan zijn woord oprecht is. Iemand kan niet via theorie zijn oorsprong traceren, hij kan dat alleen maar door de praktijk doen. Het is niet alleen iets weten maar er ook naar leven en het te zijn en dit is niet gemakkelijk. Maar er bestaat geen noodzaak om Christus van andere mensen te scheiden alleen maar omdat de ene mens zich zo ver boven de ander bevindt. Er bevindt zich zo´n grote kloof tussen de evolutie van de ene ziel en die van iemand anders dat als je zou zeggen dat de een zich op de aarde bevindt en de ander in de lucht dat je dan helemaal gelijk zou hebben.
Er is bestaat echter geen twijfel over dat de aristocratische vorm van religie ook misbruikt is. Dit gebeurt wanneer de religieuze autoriteit religie verandert in een middel, een instrument, om de mensen voor wereldse doelen onder een bepaalde wet te houden. Dan stort die aristocratie in en komt er in tijd van democratie. En het is nodig dat er een religieuze democratie komt want in religieuze democratie ligt de voltooiing van het religieuze ideaal.
Religieuze democratie betekent dat niemand ooit zou moeten denken dat hij menselijk is terwijl iemand anders goddelijk is en dat God zich in de hemel bevindt, onbereikbaar, onwaarneembaart en ver weg van zijn ziel. Hij dient zich te realiseren dat goddelijkheid zich in zijn ziel bevindt, dat God zich binnenin hem bevindt, dat hij met God verbonden is en dat God met hem verbonden is, dat zijn ziel zich kan verruimen omdat hij niet anders dan God is of dat God anders dan hij is. Alleen, het gevaar van democratie is dat wanneer die te snel komt, voordat iemand er rijp voor is, dat ze dan rampspoed brengt. Want het is de natuurlijke vooruitgang van de mens om zijn hoogste ideaal te volgen, maar wanneer hij wordt verblind door de spirit van democratie dan raakt hij zo geagiteerd dat hij dat ideel wil verbreken. Op deze manier werkt hij zichzelf tegen. Hij gaat naar beneden in plaats van omhoog te gaan en zo is het in alle tijden en met alle landen en rassen geweest.
We dienen het ideaal in ogenschouw te nemen dat het het belangrijkste doel van het leven is om onze ziel te veredelen en dat religie betekent de veredelde ziel te observeren, te waarderen, te erkennen, te respecteren en er acht op te slaan; niet met het idee om te volgen, maar met het ideaal om dat te worden wat onze ziel erkent als verheven en mooi. De mogelijkheid beseffend om dat punt aan te raken dat onze ziel aantrekt als het licht van de haven die diegenen aantrekt die over de zee reizen, ons hoop gevend, ons uitnodigend en ons vertellend dat de haven er is.