Het klinkt simpel om te zeggen dat resultaten in overeenstemming zijn met daden, want bijna iedereen weet dat. Maar niet iedereen volgt het echter. De reden hiervoor is dat het kennen van een wet nog niet noodzakelijkerwijze een mens een staat stelt die wet in acht te nemen. Bovendien is de natuur van het leven zo bedwelmend dat je, geabsorbeerd in de activiteit van het leven, meestal deze regel vergeet. Het is echter natuurlijk dat dit zeer eenvoudige iets heel moeilijk in praktijk te brengen is omdat je over het algemeen nalaat er serieus over na te denken. Teneinde deze theorie te bewijzen, dat de resultaten van een daad gelijk zijn aan de daad, hoef je niet ver te gaan; je kunt in je eigen leven en in het leven van anderen talloze voorbeelden zien. Want het is als een echo; wat je doet heeft een echo en in die echo ligt het resultaat.
Zarathoestra zegt dat handelingen in drie soorten onderverdeeld kunnen worden: daad, spraak en gedachte. Je mag dan wel geen kwaad doen, maar wel kwaad spreken. Je mag dan wel niet kwaad spreken, maar wel kwaad denken; en het kwaad is evengoed geschied. En hoe veel mensen excuseren zichzelf niet door te zeggen: ´Ik heb het alleen maar gezegd, ik heb het niet gedaan!´ Iemand kan zichzelf zelfs excuseren door te zeggen: ´Ik heb het niet gedaan, ik heb het alleen maar gedacht´.
Volgens de ideëen van de mystici is de wereld waarin we ons een leven vormen een Akasha, en Akasha betekent vermogen. Die wordt door hen afgebeeld als een koepel; en alles wat er maar in wordt gesproken heeft zijn echo; daarom kan niemand ook maar een moment iets doen, zeggen of denken wat niet-bestaand wordt. Het wordt geregistreerd; en die registratie is creatief. Niet alleen wat je doet, zegt of denkt wordt geregistreerd in het geheugen of in de atmosfeer, maar die registratie creëert ook elk moment, zodat elke lijn en letter ervan het zaad of de kiem wordt die een gelijksoortig effect voortbrengt.
Ik hoorde eens een beeldhouwer zeggen dat iedereen de beeldhouwer van zijn eigen afbeelding is. Niet alleen dit is waar, maar het is ook waar dat iedereen de schepper van zijn eigen gunstige of ongunstige omstandigheden is. De moeilijkheid is dat de mens nooit het geduld heeft om te wachten totdat hij het resultaat ziet. Want het resultaat heeft wat tijd nodig om zich te manifesteren en voor die tijd kan hij met tegengestelde resultaten te maken hebben. Iemand bijvoorbeeld die net een ander heeft beroofd kan het geluk hebben op straat een beurs vol met gouden munten te vinden. Hij zal natuurlijk denken: ´Wat een goed resultaat na goed werk! Nu er getoond is dat ik goed werk heb verricht, moet ik ermee doorgaan! De eenvoudigen van geest zullen er dingen tegenin brengen, maar ik heb de goede resultaten in mijn eigen ervaring gezien!´ Het leven is zo bedwelmend dat het de mens geen tijd gunt te denken dat het resultaat van je daad misschien aan het wachten is; dat wat vandaag gebeurt kan het resultaat zijn van iets van langer geleden.
Wanneer we de wet van handeling in ogenschouw nemen dat zien we dat die in vijf verschillende aspecten verdeeld kan worden. Een aspect is de wet van de gemeenschap; want deze wet is gemaakt voor het gemak en comfort van de leden van die gemeenschap. Een ander aspect kan de wet van de staat genoemd worden; het is de wet waardoor verschillende klassen van mensen en verschillende gemeenschappen als een geheel worden geregeerd. Dit aspect van de wet is ongetwijfeld net zo beperkt als de mind van de mens. Derhalve worden natuurlijk veel wetten verworpen en veel nieuwe wetten in de praktijk gebracht. En met het voorbijgaan van de tijd zullen mensen zien dat de leden van de gemeenschap of de staat altijd veranderingen in de wet gemaakt willen laten worden. Dat is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven.
Het derde aspect van de wet is de wet van een kerkgenootschap. Een wet die wellicht uit de traditie voortkomt; een wet die mensen accepteren, niet alleen omdat het een wet is waardoor ze worden geregeerd, maar ook omdat het een wet is die te maken heeft met hun geloof, met hun overtuiging, die hen heilig is. Het is deze wet die een geweten opbouwt, meer dan enig ander aspect van de wet.
Maar vervolgens is er een ander aspect en dat is de wet die van tijd tot tijd door profeten is gebracht. En wat is deze wet? Die komt als een interpretatie van de verborgen wet die een profeet heeft kunnen zien; maar een wet gegeven door een profeet is ook gerelateerd aan de periode waarin hij heeft geleefd, aan de mensen van die periode en hun specifieke evolutie. Dus wordt deze wet voortgebracht door twee handelingen. De ene handeling is de conditie van de mensheid in die specifieke tijd, gereflecteerd in het hart van de profeet, en de andere handeling is het licht van God, van boven schijnend om die conditie zo helder te maken dat er een oplossing voor gevonden kan worden; het is deze oplossing die de goddelijke wet genoemd kan worden, gegeven door de profeet.
Wanneer we de religies bestuderen gegeven door verscheidene profeten aan verschillende volkeren op deze wereld, in verschillende perioden van de wereldgeschiedenis, dan zullen we ontdekken dat de waarheid die zich achter alle religies bevindt dezelfde is; als de lering verschilt dan verschilt die alleen in de wet die ze hebben gegeven. Mensen hebben altijd tevergeefs geredetwist over dit verschil in de wetten die de verschillende leraren aan hun volk hebben gegeven, zich niet realiserend hoe veel die wet af heeft gehangen van het volk dat die wet ontving en van de tijd waarin die werd gegeven.
Deze vier hiervoorgenoemde wetten echter: de wet van de gemeenschap, de wet van de staat, de wet van de Kerk en de wet van de profeet hebben allemaal hun beperkingen. Er is echter een wet die de mens naar het onbeperkte leidt; en deze wet kan nooit onderricht worden en nooit uitgelegd worden. Tegelijkertijd is deze wet geworteld in de natuur van de mens, en er is niemand, hoe onrechtvaardig of verknipt hij dan ook mag lijken, die niet dit vermogen in zijn meest innerlijke wezen heeft. Het kan een vermogen genoemd worden, want het is het vermogen om te onderscheiden tussen goed en kwaad.
Maar wat bepaalt of iets goed of kwaad genoemd moet worden? Vier dingen: het motief achter de handeling, het resultaat van de handeling, de tijd en de plaats. Verkeerde handeling met het juiste motief kan juist zijn; en een juiste handeling met het verkeerde motief kan verkeerd zijn. We zijn altijd bereid om een handeling te veroordelen en we denken nauwelijks aan het motief. Daarom beschuldigen we iemand vrij gemakkelijk voor zijn verkeerde handeling en excuseren we onszelf voor onze verkeerde handeling, omdat we ons motief het beste kennen. We zouden misschien een ander moeten excuseren net zoals we onszelf excuseren als we zouden proberen ook het motief achter zijn handeling te kennen. Een gedachte, een woord of een handeling op de verkeerde plaats verandert in een verkeerde handeling zelfs als het op zich een goede handeling was. Een gedachte, woord of handeling op het verkeerde moment kan verkeerd zijn hoewel het juist mag lijken. En wanneer we dit nog meer analyseren zullen we zeggen zoals een hindoe-dichter heeft gezegd: ´Het heeft geen zin je rot te voelen over de verkeerde daad van een ander. We zouden ons tevreden moeten stellen met de gedachte dat hij niet beter kon´. Achter alles te kijken, te proberen wat er zich achter bevindt, het in het juiste licht te zien, vereist goddelijke verlichting, een spirituele kijk op het leven. En deze kijk op het leven wordt verworven door de toename van compassie. Hoe meer compassie je in je hart hebt, hoe meer de wereld zal beginnen er anders uit te zien.
Er is een andere kant aan deze kwestie. Dingen schijnen ons zo toe zoals we er naar kijken. Voor een verkeerd iemand lijkt alles verkeerd, voor een juist iemand lijkt alles juist; want een juist iemand verandert het verkeerde in het goede en een verkeerd iemand verandert het goede in het verkeerde. De zonde van de deugdzame is een deugd en de deugd van een zondaar is een zonde. Dingen hangen heel erg af van onze interpretatie omdat er geen zegel is op elke handeling, elk woord of elke gedachte die bepaalt of het goed of verkeerd is.
Er is nog een andere kant aan: hoe zeer onze goed- of afkeuring een rol spelen bij het onderscheiden van goed en kwaad. In iemand die we liefhebben, die we aardig vinden en die we aanbidden willen we al het verkeerde in een juist licht zien. Onze rede komt de geliefde heel bereidwillig te hulp. Die rede brengt altijd een argument aan over wat juist is en wat zijn verkeerd doen excuseert. En hoe bereidwillig zien we niet de fouten en vergissingen van degene die we afkeuren; en hoe moeilijk is het niet voor ons, zelfs al zouden we het willen, om een fout te vinden in iemand van wie we houden! Daarom kunnen we nu zien, als we in het leven van Christus lezen hoe hij degenen heeft vergeven die beschuldigd waren van grote fouten of grote zonden, dat het natuurlijk was dat degene die de liefhebber van de mensheid is geweest geen fouten kon zien; het enige wat hij kon zien was vergiffenis. Een dwaas of eenvoudig iemand is altijd bereid het verkeerde in een ander te zien en bereid om zich een mening daarover te vormen en om te oordelen. Je zult echter een wijs iemand vinden die zijn mening over anderen op een heel andere manier uitdrukt, en altijd probeert te tolereren en altijd probeert nog meer te vergeven. Het heden is de reflectie van het verleden en de toekomst zal de echo van het heden zijn; dit gezegde zal altijd waar blijken te zijn.
De soefis uit Perzië hebben de evolutie van de persoonlijkheid in vijf verschillende graden verdeeld. De eerste is de persoon die bij elke stap in zijn leven dwaalt en die op elk moment van zijn leven iets op te merken heeft over anderen. Je kunt je deze persoon voorstellen als iemand die altijd geneigd is te vallen, die op het punt staat omvergegooid te worden; en wanneer hij valt grijpt hij iemand anders vast en trekt die met zich naar beneden. Als we de psychologie van de mens bestuderen dan komt dit niet zelden voor. Degene die iets op een ander heeft aan te merken is heel vaak degene die zelf de meeste fouten heeft. De juiste persoon heeft eerst iets op zichzelf aan te merken; de verkeerde persoon heeft op de laatste plaats iets op zichzelf aan te merken; pas nadat hij op de hele wereld iets aan te merken heeft gehad heeft hij iets op zichzelf aan te merken. En dan is alles verkeerd, dan is de hele wereld verkeerd.
De volgende graad van de persoonlijkheid is die van degene die het verkeerde in zichzelf en het juiste in de ander begint te zien. Hij heeft natuurlijk de gelegenheid in zijn leven om zich te corrigeren omdat hij tijd vindt om al zijn eigen fouten te ontdekken. Degene die wat op anderen heeft aan te merken heeft geen tijd om iets op zichzelf aan te merken. Bovendien kan hij niet rechtvaardig zijn; het vermogen van rechtvaardigheid kan niet gewekt worden tenzij je die rechtvaardigheid begint te praktiseren door de fouten in jezelf te vinden.
De derde persoon is degene die vraagt: ´Wat maakt het uit of je verkeerd hebt gedaan of dat ik verkeerd heb gedaan? Wat er nodig is is het verkeerde juist te maken´. Hij ontwikkelt zichzelf van nature en helpt ook zijn naasten zich te ontwikkelen.
Vervolgens is er de vierde persoon, die nooit het goede kan zien zonder de mogelijkheid dat dat goede slecht wordt en die nooit wat het slechte genoemd wordt kan zien zonder de mogelijkheid dat dat slechte in het goede verandert. De beste persoon in de wereld kan zijn fouten voor hem niet verbergen en de slechtste persoon in de wereld zal zijn verdienste voor zijn ogen laten zien.
Wanneer echter iemand tot de vijfde graad van de persoonlijkheid is gestegen dan lijken deze tegengestelde ideëen van goed en verkeerd en van goed en kwaad als twee uiteinden van een lijn. Wanneer die tijd is aangebroken dan kan hij daar weinig over zeggen, want de mensen zullen hem niet geloven, terwijl hij degene is die op de juiste wijze kan oordelen zal hij toch de laatste zijn om te oordelen.
Er zijn drie verschillende manieren die de mens kan volgen teneinde in de richting van menselijke volmaaktheid vooruit te gaan. Echter iemand die niet voldoende is geëvolueerd om de derde of de tweede manier aan te nemen, zou niet gedwongen moeten worden die te proberen. Als hij in deze fase zou worden gedwongen dan zou dat betekenen dat hij alleen maar een manier onderricht zou krijgen. Want deze drie manieren zijn als drie stappen in de richting van menselijke volmaaktheid.
De eerste graad is de wet van wederkerigheid. In deze graad leer je de betekenis van rechtvaardigheid. De wet van wederkerigheid is geven en nemen van sympathie en alles wat sympathie kan geven en nemen. Volgens deze wet worden de religie en de wetten van de staat en van de gemeenschap gemaakt. Het idee van deze wet is dat je niet meer van me neemt dan dat je me kunt geven: ik zal jou niet meer geven dan ik van jou zou kunnen nemen. Het is eerlijk zakendoen: jij houdt van mij, ik kan van jou houden; jij haat me, ik kan jou haten. En volgens deze wet heeft iemand, als hij niet de juiste maat van geven en nemen heeft geleerd, de rechtvaardigheid niet in de praktijk gebracht. Hij kan onschuldig zijn, hij kan liefhebbend zijn, maar hij bezit geen gezond verstand, hij is niet praktisch.
Het gevaar in deze wet is dat iemand het meest waardeert wat hij zelf doet en de waarde van wat door een ander wordt gedaan vermindert. Degene echter die meer geeft dan hij neemt is aan het vorderen in de richting van de volgende graad.
Het is voor ons gemakkelijk om te zeggen dat dit een heel moeilijke en duurzame wet is. Tegelijkertijd is het echter het moeilijkst om in deze wereld te leven en om die te vermijden. Je dient een praktisch iemand te vragen, iemand met gezond verstand, als het mogelijk is in de wereld te leven en niet deze wet van geven en nemen in acht te nemen. Als de mensen van de wereld niet anders zouden doen dan deze wet op de juiste wijze te handhaven dan zouden er heel wat minder problemen in deze wereld zijn. Het heeft geen zin te denken dat mensen heiligen, wijze mannen of grote wezens worden; als ze rechtvaardig zouden worden dan zou dat al heel wat zijn.
En nu komen we bij de volgende stap. Dit is de wet van goed-doen. En deze wet betekent je geen zorgen maken over hoe een ander op je reageert als reactie op wat we in liefde en sympathie voor hem doen. Wat ons bezig houdt is wat we voor de ander kunnen doen. Het maakt niet uit of een gunst niet wordt gewaardeerd. Zelfs als de gunst totaal wordt genegeerd, komt de tevredenheid van degene die goed-doet voort uit wat hij doet, niet uit wat degene die die heeft ontvangen heeft uitgedrukt. Wanneer deze gevoeligheid in de mens wordt geboren, begint hij vanaf die dag in de wereld te leven. Want zijn plezier hangt niet af van wat hij van anderen ontvangt maar van wat hij voor anderen doet. Zijn geluk is niet ergens van afhankelijk; zijn geluk is onafhankelijk; hij wordt de schepper van zijn geluk; zijn geluk ligt in het geven, niet in het nemen.
Maar wat bedoel ik met geven? Wij geven en nemen elk moment van de dag. Elk woord dat we spreken, elke handeling die we verrichten, elke gedachte en elk gevoel die we voor een ander hebben en allemaal geven en nemen. Maar degene die geeft zal zijn zorgen vergeten, zal zijn ellende vergeten, zal boven de pijn en ellende van deze wereld uit stijgen.
Dan komt de derde wet en dat is de wet van verzaking. Voor degene die deze wet in acht neemt betekent geven niets. Want hij is zich zelfs niet bewust van het feit dat hij geeft; hij geeft automatisch. Hij denkt nooit: ´Ik geef´; hij denkt dat het gegeven wordt. Deze persoon kan voorgesteld worden als iemand die op het water loopt. Want hij is degene die absoluut zal uitstijgen boven de teleurstellingen, het leed en de pijn van het leven die zo talloos zijn. Bovendien betekent verzaking onafhankelijkheid en onverschilligheid; onverschilligheid voor alles en toch niet door afwezigheid van sympathie. En onafhankelijkheid met betrekking tot alles en toch niet onafhankelijkheid in de ruwe betekenis van het woord.
Verzaking kan derhalve de slotoverwinning genoemd worden. Slechts één op de miljoen kan dit ideaal bereiken. En degene die dit ideaal heeft bereikt is degene die verheven, bevrijd genoemd kan worden.