Er bestaan in de wereld twee tegengestelde meningen: de ene mening behoort bij degenen die fatalisten worden genoemd, degenen die in het noodlot geloven en de andere mening is de mening van degenen die in de vrije wil geloven. En als we vanuit deze beide gezichtspunten naar het leven kijken dan zullen we redenen vóór of tegen elk van deze twee meningen vinden. Er zijn veel voorbeelden in het leven waarin zich kwalificaties, omstandigheden, gerichtheden bevinden en waarin zich elke mogelijkheid tot vooruitgang bevindt; toch is er de een of andere onbekende hinderpaal en kun je niet ontdekken wat die is. Iemand kan jarenlang werken en werken en toch niet slagen. Er zijn ook veel mensen die hopen en geloven dat alle goede dingen vanzelf komen, maar juist door te hopen en te geloven komen die dingen niet; daar is inspanning en doorzettingsvermogen voor nodig, er is geduld nodig om dingen te volbrengen. Dit laat zien dat er in beide mogelijkheden waarheid zit, maar tegelijkertijd is de middenweg de beste, de weg van begrijpen hoe ver de vrije wil werkzaam is en ook waar de vrije wil wordt gehinderd.
Het leven kan volgens het gezichtspunt van de mysticus in twee aspecten worden verdeeld. Het ene aspect is het voorbereidende aspect en het andere is het aspect van handeling. Het voorbereidende aspect is de tijd voordat iemand wordt geboren en het andere aspect is de tijd na zijn geboorte. Iemand kan in een bepaalde omstandigheid geboren worden die het fundament wordt voor zijn levensloop; bijvoorbeeld onder mensen die verslaafd zijn aan drank of in een rijke familie. De verdienste voor wat hij doet, gezien de omstandigheid, behoort hem toe, maar die omstandigheid is iets wat hij niet heeft gemaakt; daar vandaan dient hij zich te ontwikkelen en te evolueren gedurende het leven. En de vraag is hoe deze omstandigheid teweeg wordt gebracht.
Oosterse filosofen hebben verschillende ideëen gehad over deze kwestie. De manier waarop de wijzen en de mystici ernaar kijken is dat de mens een straal van de spirit is, net als een straal die voortspringt uit de zon vandaan. De bron van alle zielen is derhalve één en dezelfde, net als de oorsprong van de verscheidene stralen in de éne zon ligt. Wanneer deze stralen echter voortspringen passeren ze drie verschillende fasen, met andere woorden: dringen ze door drie verschillende sferen heen. Wanneer de straal voortschiet is de eerste sfeer die hij passeert de engel-sfeer, de volgende is de sfeer van de genius of djin en de derde is de fysieke sfeer. Zoals ze worden erkend in de metafysica van het Oosten.
De aard van elke sfeer nu is zodanig dat de straal of de ziel zich in het gewaad van een bepaalde sfeer moet kleden wanneer ze door die sfeer heen dringt. Net zoals iemand die vanuit een tropisch land naar een koud klimaat gaat de kleren van dat klimaat aanneemt zodat de ziel, die van nature intelligentie en een straal van die Zon is die de bron en het doel van alle wezens is, een bepaald gewaad aanneemt waarmee zij in staat is binnen te treden, er te blijven en door die specifieke sfeer heen te gaan. Daarom is, volgens de metafysica van het Oosten, de mens een engel, een djin en ook een mens. De ziel is onder deze drie omstandigheden dezelfde, hoewel het gewaad dat ze heeft aangenomen haar anders schijnt te laten zijn. De engel-sfeer passerend is de ziel engel, de sfeer van het genius passerend is de ziel djin, de fysieke sfeer passerend is de ziel mens. De conditie van de ziel in de voorbereidende fasen van engel en djin maakt haar uiteindelijk tot mens.
Hoe zit het dan met de dieren en met veel andere wezens en objecten die iets van leven in zich laten zien, zoals bomen, planten en rotsen? Dit zijn allemaal voorbereidende bedekkingen die de kleding, het gewaad voor de ziel vormen. Er is een gezegde van een grote wijze man van Perzië die vijfhonderd jaar vóór Darwin heeft geleefd en die zijn ideëen over biologie heeft gegeven: hij heeft gezegd dat God in de rotsen sliep, in de plant droomde, in het dier wakker werd en Zichzelf in de mens verwerkelijkte. Het zegt dat dit proces, van de plant tot het dier, van het dier tot de mens in werkelijkheid de vooruitgang van het gewaad is. De eerste kleren bijvoorbeeld werden gemaakt van de bast van een boom. Vervolgens toen de mensen door bleven gaan met het vervaardigen van kleren vonden ze betere materialen en kwamen uiteindelijk bij de verfijndste materialen uit. De mens is het verfijndste materiaal: zijn gewaad, niet zijn ziel. Zijn ziel is dezelfde als die van iemand van duizend jaar geleden. Het materiaal is veranderd en is vooruitgegaan met de evolutie van de ziel die zichzelf ermee heeft versierd. Op deze manier is de ijdelheid van de schepsels manifest gemaakt. En net zoals de materie van onze lichamen elke paar jaar verandert, trekken we een steeds verfijndere kwaliteit van materie aan als we op spirituele wijze groeien. Spirituele vooruitgang heeft invloed op het lichaam.
Er is ook een andere kijk op dit onderwerp: dat de aard van de ziel toch, hoewel ze als straal voorwaarts richting fysieke sfeer gaat, zodanig is dat ze achteruit gaat omdat ze de wet van de zwaartekracht volgt. Net zoals het lichaam dat van klei is gemaakt naar de aarde toe wordt getrokken, zo wordt de ziel die tot de spirit behoort aangetrokken tot de spirit. `Maar´, zou je kunnen zeggen, ´we zien dat het lichaam naar de aarde toe wordt getrokken, maar we zien niet de wet van de zwaartekracht werkzaam in de ziel´. We zien het in feite wel, maar we ontkennen het omdat we er niet op die manier naar kijken. Want in elke ziel bevindt zich een ontevredenheid, een niet-bevredigd-zijn. Een mens kan zich in een paleis of in een cottage bevinden, maar ongeacht de omstandigheid waarin hij leeft is er een aangeboren hunkering en verlangen dat hij zelf niet eens herkent. Je denkt vandaag dat je naar geld verlangt en morgen naar een positie, faam of naam; je gaat van het ene naar het andere. Het gaat maar door en wanneer je uiteindelijk je doel hebt bereikt dan wil je iets anders. De wet van de zwaartekracht, die hunkering in de richting van de Spirit, de Zon, is hetgeen erachter zit. Om die reden vereerden de mensen in de oudheid de zon-god als een symbool van de zon binnenin ons, de zon die niet door onze ogen gezien kan worden, maar die de bron en het doel van alle wezens is, waar wij vandaan zijn gekomen en waar we naar toe worden getrokken. Zoals in de Koran wordt gezegd: ´Wij komen allen van God en we moeten naar Hem terugkeren´. Dat betekent: er is een spirit, de spirit van alle dingen, de essentie van leven waar wij vandaan komen en waar we naartoe worden getrokken.
Deze drie sferen kunnen alleen op één voorwaarde worden binnengegaan en die voorwaarde is dat de ziel zichzelf moet kleden met het gewaad dat bij die specifieke sfeer hoort. Het is dat gewaad dat een entiteit van de ziel maakt die tot dan toe zonder enig onderscheid of eigenschap was; zodra ze dit gewaad heeft aangenomen wordt ze een entiteit. Daarvoor was ze slechts een goddelijke straal. Het eerste gewaad maakt van de ziel een entiteit die wordt gekend als een engel. Het volgende gewaad maakt van haar een mind; en het derde gewaad maakt van haar een lichaam.
Bevindt de mind zich in het lichaam en bevindt de ziel zich binnenin de mind? Daar volgens de wetenschap het brein zich binnenin het lichaam bevindt zou je kunnen denken dat de mind zich ook binnenin het lichaam bevindt, maar dat is niet zo. Die bevindt zich net zoveel buiten als binnen het lichaam. Hij is stukken groter en ruimer dan het fysieke lichaam. Een kruik kan niet het water van een meer bevatten en net zo kan een lichaam niet de mind in zichzelf bevatten; toch kan de kruik wat water van het meer bevatten en het lichaam kan wat van de mind binnenin zichzelf bevatten.
Het woord ´binnenin´ echter heeft een totaal andere betekenis dan die we er in het dagelijkse taalgebruik aan geven. Wanneer we spreken over de mind die zich van binnen bevindt dan betekent dat een andere dimensie; het betekent niet in het hoofd of in de borst. Het betekent binnenin elk atoom van het lichaam, en binnenin elke zenuw en elke bloedcel. En tegelijkertijd betekent het binnenin, het betekent achter, onder of het dichtste bij de ziel, het dichtste bij ons wezen. Dat is de betekenis van binnenin. De mind bevindt zich zowel binnenin als buiten het lichaam; en op dezelfde manier bevindt de ziel zich zowel binnenin de mind als buiten de mind.
Je zou je af kunnen vragen in welke mate de djin-wereld en de engel-wereld ruimte in onze wereld innemen en erin aanwezig zijn. Wat is echter ruimte? Ruimte is datgene wat een verblijfplaats aanbiedt. De mind is ook een ruimte, een ruimte die ruimer is dan de wereld. Ons oog is ook een ruimte; en net zoals de mind niet het brein betekent zo is de ruimte in de ogen van ons lichaam niet de enige ruimte; erachter bevindt zich een andere ruimte die ermee verbonden wordt. En wanneer dit idee de mens helder wordt, dat er een andere ruimte is, verschillend van deze uiterlijke ruimte die al zo veel herbergt, dan wordt de visie van de hemelen voor hem geopend. Toen een Chinees filosoof werd gevraagd waar de ziel op lijkt, antwoordde hij dat zij op de pupil van het oog lijkt. Hij wilde zeggen dat de ziel een verblijfplaats aanbiedt net als de pupil van het oog, die zo klein is en toch zo veel een verblijfplaats aanbiedt.
En denk eens aan het hart. Als er duizend universa zouden zijn dan zou die hen een verblijfplaats aanbieden, zo groot is het. Zoals de voormalige Nizam van Hyderabad, die een mysticus was, zei: ´Wat is het universum en de gehele kosmos? Als de deuren van het hart open zijn dan blijkt het hart groter te zijn dan de gehele kosmos´. Het weinige wat je daarvan kunt begrijpen wordt getoond door het teken van het kruis: er is een horizontale ruimte en er is een andere ruimte die afgebeeld kan worden als een verticale lijn. Om die laatstgenoemde ruimte uit te leggen hebben de mystici en zieners het woord ´binnenin´ gebruikt en om de ruimte van de wereld uit te leggen, hebben ze het woord ´van buiten´ gebruikt.
De entiteiten of zielen die vanuit de Spirit voortschieten naar deze drie sferen hebben in elk van hen de ervaring van het ontmoeten van de zielen die terugkeren vanuit de manifestatie. Het is net als iemand die vanuit de Verenigde Staten naar het Verre Oosten gaat en iemand anders die vanuit het Verre Oosten naar de Verenigde Staten gaat die elkaar in Europa ontmoeten. Ze geven elkaar wat ze maar hebben. Degene die vanuit de Spirit komt geeft magnetisme, electriciteit, intelligentie, vrijheid en opgewektheid, liefde en leven; en degene die terugkeert geeft ervaring, kennis, impressie, expressie, verlangens, wensen, gedachten over het verknipte en het goede van de aarde, alles wat hij heeft geleerd, verdiend, verricht en wil volbrengen. Al deze dingen worden uitgewisseld. Het lijkt op de manier waarop iemand vanuit Europa naar de Verenigde Staten komt met een introductie die hem naar de beste gemeenschap zal voeren en iemand anders die geen enkele introductie heeft ontvangen wellicht naar de totaal verkeerde mensen gaat.
Dus komt de ziel reeds voorbereid tijdens de reis door deze twee sferen heen op aarde. Stel je nu bijvoorbeeld de terugkerende ziel van Shakespeare voor die in de wereld van de djin een andere ziel tegenkomt die van de innerlijke Spirit af komt en die al haar ervaring, kwaliteiten en verwervingen aan deze ziel die naar de aarde komt zou geven, dan zou deze ziel met dezelfde kwaliteiten als Shakespeare geboren worden; met de gerichtheid tot het schrijven van poëzie en met veel van de kennis die Shakespeare in zijn werk heeft uitgedrukt. Volgens de hindoes kan deze persoon de reïncarnatie van Shakespeare genoemd worden. Je zou echter kunnen denken: ´Wat is er met Shakespeare zelf gebeurd; het is niet Shakespeare die in deze persoon weer is gekomen?´ Ja, maar wat we over Shakespeare weten is over zijn mind en zijn lichaa. De ziel van Shakespeare was een goddelijke straal; die had geen bijzondere kenmerken die zou hebben kunnen dienen als bewijs voor het zijn van Shakespeare. De Shakespeare in hem was naar buiten toe zijn fysieke lichaam en naar binnen toe zijn mind. Die mind werd beïndrukt op een ziel die op weg was naar de aarde met de reeds ontvangen erfenis van Shakespeare. En om verder in de richting van de innerlijke Spirit te gaan was het voor Shakespeare nodig om dat gewaad van zich af te gooien. De mind van Shakespeare was derhalve een gewaad dat was geleend vanuit het djin-niveau. Dat gewaad kan hij aan iemand anders hebben gegeven. Dus als je zegt: ´Hoe staat het met Shakespeare?´, dan is in feite de eerste vraag: wie was Shakespeare? Omdat het niet de ziel is die opnieuw is gekomen, opnieuw is begonnen, maar het gewaad. Het verschil zit hem slechts in woorden; in de diepere betekenis ervan is er geen verschil.
Tussen de ideëen van het Boeddhisme en van het Christendom omtrent reïncarnatie schijnt er een groot verschilpunt te zijn. De reden daarvoor is dat de boodschap van Jezus Christus aan de kinderen van Beni Israël werd gegeven, aan degenen die bereid waren God als de Koning te begrijpen, als de Meester van de Dag des Oordeels, als de Ene die een en al rechtvaardigheid en macht is; terwijl de boodschap die Boeddha heeft gegeven aan de mensen van India was gericht, die meer metafysisch en wetenschappelijk waren. De eenvoudige mensen van India hadden hun goden en godinnen en waren tevreden met hun religie; maar de intellectuele klasse was niet tevreden met alleen de goden en godinnen en met een religie van devotie. Zij waren wetenschappelijk en logisch; zij hadden hun eigen filosofieën. Het was derhalve de taak van Boeddha om de mensen van India een begrip te geven voorbij aan wat religieuse devotie kan onderrichten. Daarom gaf hij de essentiële wijsheid niet in de vorm van religie, maar in de vorm van filosofie. Men geloofde over het algemeen in reïncarnatie; en het was voor de Meester veel gemakkelijker om dat specifieke geloof niet aan te vallen, maar om op dat geloof een prachtige structuur te bouwen.
Sommige hedendaagse Boeddhisten van wie het inzicht groot is vragen zich af waarom Boeddha deze theorie gaf en waarom hij geen reden ervoor gaf. Toen ik ooit in San Francisco was was ik zeer geïnteresseerd en kwam er een Boeddhist naar me toe. Hij was een zeer bekende prediker van het Boeddhisme in Japan. Er was iemand anders aanwezig die veel Boeddhistische boeken had gelezen. Ik zat gespannen te wachten wat deze Boeddhistische priester te zeggen had, maar hij vond het niet nodig om ook maar iets te vertellen. Om hem aan het praten te krijgen zei ik tegen hem dat ik heel graag de Boeddhistische lering omtrent reïncarnatie zou willen kennen. De andere man echter, de man die veel boeken had gelezen, zei: ´Reïncarnatie is het hoofdprincipe in de Boeddhistische religie; dat je steeds weer opnieuw wordt geboren; en dat is wat Karma inhoudt´. Ik was echter benieuwd om iets van de priester te horen! Nadat de ander zijn uitleg had beëindigd, vroeg ik de Boeddhistische priester of het juist was. En in zijn eenvoudige manier van spreken zei hij: ´Wat deze meneer heeft gezegd is zijn overtuiging´. Hij zei niets meer.
Als je zou vragen of er zoiets bestaat als reïncarnatie dan is het antwoord ja en nee. Waarom? Omdat er in beide antwoorden betekenis zit en omdat beide antwoorden juist zijn. Wanneer je naar het leven kijkt als één leven dan kijk je niet naar mensen als aparte entiteiten. Dan kun je niet zeggen dat deze persoon als een ander is gereïncarneerd. Het is de Ene die allen is en elk een is niets. Ofwel kijk je op deze manier naar het leven ofwel kijk je naar het leven en ziet elk persoon als een aparte entiteit. Van nature dient alles te blijven bestaan nadat het is vernietigd, dient het in de een of andere vorm een bestaan te hebben, omdat alles voort moet gaan in het zijn van iets. De destructie of de dood echter is slechts een verandering. Iets kan niet niets zijn. Als het voor onze ogen niets is komt dat omdat we het niet zien. Alles dient in de een of andere vorm te bestaan. De theorie van reïncarnatie leert ons dus dat er niets is wat niets zal zijn, dat alles iets zal zijn, iets dient te zijn.
De andere conceptie is deze: als de bron één is, het doel één is, dan is alles wat we zien fenomenen zolang we niet op diepe wijze kijken. Wanneer we eenmaal op diepe wijze kijken dan zullen we niet langer aparte entiteiten onderscheiden; dan zullen we één leven zien, één Wezen; en dan is er geen reden om over reïncarnatie te denken. De gedachte van Boeddha ws dezelfde als de lering van Jezus Christus, alleen in een andere vorm aan de hindoes gegeven. De religie van de Meester was dezelfde of hij nu Boeddha of Jezus werd genoemd. Hoe meer we over dit onderwerp nadenken hoe meer we zullen ontdekken dat er voor de mens een voorbereiding plaatsvindt voordat hij op aarde wordt geboren; en die voorbereiding zorgt ervoor dat hij in staat is om het leven op aarde te leven.
Wat is dit leven op aarde? Is het een leven dat vaststaat en ontworpen is of is er een vrije wil? Mensen begrijpen heel vaak de betekenis van de term vrije wil niet en met name degenen die claimen dat ze een vrije wil hebben hebben die het allerminst. Ze zijn zich zo bewust van hun vrije wil en toch weten ze niet waar die vandaan komt. Wanneer ze een gerichtheid hebben om te lachen of om te huilen, te zitten of te bewegen, geloven ze dat dat komt omdat ze dat willen doen; maar zij weten niet waar de gedachte vandaan is gekomen. Voelen we niet elke dag op een bepaald moment een beklemming, schijnbaar zonder reden, of een gevoel van hilariteit of van wanhoop, of een verlangen naar handeling en op andere momenten een gevoel van lethargie? We denken dat wat er ook maar in je mind komt, vrije wil is. Maar vrije wil is totaal anders dan dat. We hebben ieder onze vrije wil; en die vrije wil zal ons de macht geven om tot een bepaalde hoogte binnenin de activiteit van het geheel werkzaam te zijn. Maar zowel datgene wat we beslissen als datgene wat de omstandigheden creëren kan allemaal worden opgeteld in de Wil van God. Wij hebben onze individuele rol te spelen; en we dienen te doen wat wij juist achten.
Hoe kan er vrije wil bestaan, zou je je af kunnen vragen, als alles God is? De macht van water is anders dan de macht van vuur; de macht van vuur is anders dan de macht van aarde. Dus is de handeling van ieder individu anders, hoewel in de ziel van iedereen zich God bevindt. In overeenstemming met omstandigheid en opleiding verschillen de temperamenten; toch bevindt God zich in allen.
Er zijn veel dingen die je moet overwinnen voordat je de reis naar hogere verwerkelijking voortzet; maar bij elke stap die je richting de verwerkelijking van de waarheid zet zul je meer zelfvertrouwen voelen. En hoe meer je je twijfels overwint en hoe meer je zelfvertrouwen groeit, hoe groter je wil zal zijn; en hoe dichter bij de waarheid je komt, hoe meer licht je zult zien. En wat is dat licht? Dat is het licht van zelf-verwerkelijking.