De vrijheid van de ziel (1)

Vrijheid is zodanig dat ze door elk schepsel wordt verlangd. Van hieruit zien we dat het de neiging van de ziel en de hunkering van de spirit is om vrij te worden. Dieren en vogels, hoe zorgvuldig ook door ons opgeleid en verzorgd, hebben nog altijd het instinct om te vermijden om opgesloten te worden.

Waar begint dit verlangen naar vrijheid? Het begin ervan wordt op heel mooie wijze uitgelegd in sommige van de klassieke verhalen. De verhalen uit de Hebreeuwse en Arabische geschriften vertellen ons dat toen God Adem schiep Hij de spirit opdroeg het lichaam van Adam binnen te gaan, het lichaam dat hij uit klei en water had gemaakt. Toen de spirit werd bevolen om daarin binnen te gaan, weigerde zij en zei: ´Nee, ik zal nooit een gevangene in deze donkere gevangenis worden, ik die altijd vrij is geweest, overal verblijvend zonder me te binden, zonder barrière. Ik zal nooit in deze plaats gevangen raken´. Toen zei God tegen de engelen: ´Zing´. En toen zij zongen, raakte de spirit in extase, raakte ze bedwelmd door de schoonheid van het zingen. Terwijl ze zich in deze staat van bedwelming bevond wist ze niet waar ze naar toe ging en zo gebeurde het dat ze de opgedragen plaats binnenging. Toen Adam dus zijn ogen opende, was de spirit er. Adam was in leven.

Roemi heeft gezegd: ´De bamboefluit, die zo´n grote aantrekkingskracht op je heeft rouwt om zijn scheiding van zijn thuis, de originele bamboestruik´. In Perzië en in India wordt de fluit uit een boom genomen. Dus zegt de fluit: ´Ik ben van mijn bron af genomen, mijn thuis. In een deel ervan gemaakt in plaats van het geheel wat ik eerst was´. En deze pijn in het hart ervan is het enige wat aantrekkingskracht uitoefent op het hart van degenen die luisteren. Het raakt hen en beweegt hen te luisteren naar zijn hunkering. Er bevindt zich hierin een heel mooie waarheid.

Wanneer we het drama van het leven onderzoeken dan is de eerste van alle oorzaken deze scheiding van vrijheid. Dit drama kan in allerlei soorten mensen gezien worden. Van rijk tot arm, van de meest ongeletterde tot de meest belezene, een ieder heeft deze grief. Misschien geeft de een het toe en de ander niet, maar de grief bevindt zich evengoed in ieders´mind: dat hij deze objectieve wereld in is gegaan. Want dit binnengaan lijkt de oorzaak van de hele tragedie van het leven te zijn, de tragedie dat de spirit van de mens niet in het leven bevredigd kan worden, geen duurzaam geluk kan hebben zolang zij zich erin verblijft.

Als je echter iemand die je tegenkomt vraagt wat de oorzaak van de tragedie van zijn leven is, kan hij zeggen: ´O, dat ik ernaar hunker meer geld te hebben. Ik ben erg arm en zonder middelen ben ik zo ongelukkig´. Een ander kan zeggen: ´O, ik heb alles wat ik wil, maar mijn verwanten zoeken ruzie en zijn erg onvriendelijk tegen me´. Weer een ander zegt: ´Ik heb alles wat ik wil maar geen goede gezondheid´. Een vierde zegt: ´Ik heb alles, maar ik hunker ernaar een bepaalde vrede te bezitten´. Een ander: ´Ik hunker ernaar dit kunstwerk te voltooien, dat grote doel in het leven, en als ik dat niet heb verricht maakt me dat ongelukkig´.

En als je kon voorzien in de behoefte van ieders´ leven door bijvoorbeeld geld te geven aan de arme, harmonie aan degene zonder harmonie, positie aan degene die die niet heeft, een mooi paleis aan degene die daarnaar verlangt, gezondheid aan degene die die niet heeft, kijk dan eens voor hoelang hij dan gelukkig zou blijven! Het zou slechts voor dat moment zijn waarop zijn verlangen werd ingewilligd en vervolgens zou hij weer de honger naar iets wat hij niet kent voelen. Hij vraagt zijn mind: ´Wat wil je nog meer?´ en zijn mind antwoordt: ´Je voelt je zo ongelukkig´. En zodra hij vraagt: ´Waardoor?, dan antwoordt zijn mind dat hij niet kan hebben waarnaar hij op zoek is.

Op deze manier rent een mens zijn gehele leven dingen achterna die niet het werkelijke verlangen van zijn ziel zijn. Soms denkt hij dat het zijn fysieke honger en passies zijn die bevrediging vragen, soms zijn het zijn intellectuele machten. Maar zelfs als ze werden bevredigd dan zou hij zich nog steeds ongelukkig voelen. ´Misschien´, denkt hij, ´is het het gemis aan weelde, positie of eerbetoon´. Of hij denkt: ´Het is niet dat ik niet de dingen heb die ik nodig heb, maar ik heb er niet genoeg van´. Als hij een auto heeft, is hij ongelukkig omdat hij geen chauffeur heeft.

Zijn mind, zijn reden, laat juist altijd de een of andere oorzaak zien voor zijn verdriet in plaats van de werkelijke oorzaak, opdat hij zijn gehele leven vastgehouden wordt in een illusie. Opdat hij zijn gehele leven achter dingen aan blijft rennen die niet het werkelijke doel van zijn ziel zijn. Gedurende zijn gehele leven zoekt hij naar dingen, eerst dit proberend, dan dat. De ene dag koopt hij dit, de andere dag dat en nadat hij deze dingen heeft verkregen denkt hij nog steeds: ´O, er is nog steeds iets anders, daarom ben ik ongelukkig´. Zolang hij het niet heeft verkregen, heeft hij het idee dat dat de oorzaak is. Als hij tien dingen heeft wil hij er twintig. Als hij er twintig verwerft dan wil hij er dertig. Als hij er dertig heeft, verlangt hij naar vijftig. En zo verder. Waarlijk, als hij er duizenden of miljarden had dan zou hij een koninkrijk willen. En daarna een heel universum. En als hem het gehele universum werd gegeven dan zou zijn hart niet tevreden zijn omdat de eis van zijn ziel nog steeds niet wordt begrepen. Hij gaat rouwend en zich zorgen makend door het leven over dingen die hij niet kan verkrijgen, niet begrijpend waarin waar gewin en waar verlies zich bevindt.

Daarom ziet een ziener of iemand die het leven heeft verwerkelijkt wanneer hij naar deze wereld kijkt, dat hoe oud iemand ook mag zijn – bejaard, jong of van middelbare leeftijd -, hij nog steeds een kind is. Kinderen worden erg ongelukkig omdat ze niet hebben gekregen wat ze willen of niet een speeltje, waaraan een volwassene geen enkele waarde zou hechten, heeft verkregen. Voor de ziener zijn de verlangens van gewone volwassen mensen als speeltjes. Hetgeen er daadwerkelijk toe doet voor de wereld doet er voor hem niet toe. Dit is het teken dat hij het doel van zijn ziel heeft verwerkelijkt.

Want het doel van zijn ziel is vrijheid. Vrijheid is de ware aard van de ziel. Ze is een gevangene in de mind en in het lichaam. De hele tragedie van de ziel is haar gevangenschap. Woorden zoals Nirvana of Mukti, verlossing of bevrijding – al deze namen zijn de namen van één doel of ideaal van de ziel gedurende ons gehele leven. Toch weet maar heel zelden iemand wat het doel is waarop hij zich richt. Alles wat hij weet is dat er een zodanige hunkering is dat deze hoop er constant is.

Iedereen wordt ´s morgens wakker alsof hij iets verwacht. Iedereen gaat naar bed met de gedachte: ´Misschien morgen of overmorgen zal ik het verlangen van mijn hart verwerven´. Bij sommigen is dat verlangen een verlangen naar positie, of naar een vriend. Bij anderen is dat verlangen een hoop. Iedereen kijkt om zich heen alsof hij wacht dat dat iets zal komen.

Er bestaat een vertrouwd gezegde: ´Wacht tot mijn schip binnenvaart´. Elke ziel wacht erop dat haar schip binnenvaart, niet wetend wat dat schip zal brengen of wat voor soort schip het is. En toch zoekt iedere ziel ´mijn schip´. Elke ziel is onbewust aan het wachten op de komst van ´mijn schip´. De een denkt dat het de bloei van een handel is, een ander denkt dat het de bloei van een zaak is, weer een ander denkt dat hij de komst van macht of van een positie is, maar iedereen gelooft dat het schip zal komen!

Het schip is anders als het wordt afgebeeld door de mind als dat het wordt afgebeeld door de ziel. Het schip van de ziel is haar vrijheid. Vrijheid is inderdaad het werkelijke doel in alle aspecten van het leven. Als het verlangen naar weelde uitgaat dan is dat niets anders dan een verlangen naar vrijheid vanuit de armoede. Als het verlangen naar macht uitgaat, dan is dat niets anders dan een verlangen naar vrijheid om te handelen zoals je wil handelen. Het ideaal van elke ziel is vrijheid, vrijheid om te werken, vrijheid om te handelen, vrijheid om te denken, vrijheid in elke richting.

Doordat de mens niet weet dat dit het werkelijke verlangen van het hart is, vanaf de eerste dag van zijn schepping tot aan de dag van vandaag, heeft hij altijd de ware vrijheid verwaarloosd vanwege zijn najagen van de vrijheid in het uiterlijke leven. Dat is zijn vergissing geweest. Ondanks de kleine vrijheid die hij zo heeft verworven voelt hij dat hij nog steeds een gevangene is. Hij heeft nog steeds gefaald in het verwerven van dat compleet genot en die complete vrede waarnaar zijn ziel verlangt.

Vrijheid voor het lichaam zou zijn vrijheid om in tuinen te wandelen, om overal te bewegen waar het dat maar wil. Maar dat zou niet de vrijheid voor de mind zijn. De mind zou nog steeds een gevangene zijn. Stel dat de mind vrijheid heeft, vrijheid van denken, van begrijpen, van verbeelden en van handelingen dan zou de ziel nog steeds een gevangene zijn. Maar als de ziel vrij is is de mind vrij en is het lichaam ook vrij.

Hoe verwerven we deze vrijheid? In het Sanskriet bestaat er een heel expressief woord voor vrijheid: Taran, wat ´bevrijding´, ´zwemmen´ of ´drijven´ betekent. En het is zo´n mooi idee dat deze twee dingen, zwemmen en bevrijding, in hun aard gelijk zijn.

Hoe waar is het niet, zoals oosterse dichters hebben gezegd: ´Het leven is een Bhavasagara, een oceaan waarin alles wordt getrokken, waarin alles valt en wordt geabsorbeerd´. Het veegt alle planten, bomen, dieren en vogels weg en alles wat op het pad van de stroom ligt. Alles wordt weggedragen naar de oceaan. De kracht en macht van de oceaan is zodanig. Op gelijke wijze veegt dit leven alle bomen, planten, dieren en mensen weg. Alles wat we zien is er slechts op dat moment en wordt vervolgens weggeveegd. Er is altijd een bepaalde periode waarna de dingen die zo duurzaam leken zijn verdwenen. Als onze voorouders terug zouden komen dan zouden ze het land, de huizen, de bomen en omgangsvormen niet herkennen. Alles zou anders zijn. Alles wat hen vertrouwd was is weggeveegd. Dat is het verhaal van dit leven. Dat is de reden waarom het Maya wordt genoemd, de illusie die voor onze ogen als een droom ´s nachts wordt geschapen. ´s Morgens is die helemaal verdwenen. Alle geluk, verdriet, pleziertjes en angsten, alles wat we ´s nachts maar ervaren, nemen we ´s morgens waar als zijnde een droom.

De hele schepping is als we erover nadenken, uiteindelijk niet wat we ervan gedacht hebben: omgangsvormen, gewoonten, gezichten, alles is veranderd. Dat is de conditie van het leven. Het is net als de zee. De vloed komt en veegt alles wat zich voor hem bevindt weg, bloemen, fruit en alles. Derhalve wordt het leven door de denkers van het Oosten afgebeeld als een oceaan waarin alles wordt geveegd.

Het wonder van Christus die over water loopt wordt door mystici opgevat als het onderrichten van een mysterie. Het lopen over water drukt hetzelfde idee uit dat in het Sanskriet Taran wordt genoemd – drijven of zwemmen. Om te drijven of om te zwemmen dien je je hoofd boven water te houden. Het water dat ons wegzwiept vermijden we om het bestaan te beschermen dat onze ziel wenst te redden. Ons lichaam is levend als onze mind en als onze ziel levend is. Het wil niet niet-bestaand zijn, maar het wenst door te gaan met te bestaan. Hoe ongelukkig en fragiel iemand ook moge zijn, zijn leven is hem te dierbaar om op te offeren. Zelfmoord is altijd mogelijk onder grote druk van emotie. Al het werk en alle worstelingen zijn er teneinde te leven. Alle gevechten, alle onenigheden, alle geldbejag, alle comfortbejag zijn er teneinde te leven. Het hele leven door bestaat er een worsteling om te leven en toch wordt het werkelijke leven niet verwerkelijkt.

Christus onderricht van begin tot eind de werkelijkheid van het eeuwige leven. Zijn enige les was ´het leven´. Het is het verlangen van de ziel om te leven. En dat leven is het werkelijke leven. De mens blijft zich voorstellen dat zijn leven er is om heerlijke maaltijden te eten, om plezier te maken of om zich voorlopig comfortabel te voelen. Maar hoe zal hij leven als het lichaam verdwenen is? Wat zal er dan van zijn comfort worden? Hoe zal hij de mind tevredenstellen als die er niet is? In het lichaam of de mind leven is in voertuigen leven waarvan je afhankelijk wordt maar die voorbij dienen te gaan en er dan niet meer zijn.

Derhalve is de les die we dienen te leren hoe we moeten zwemmen, hoe we moeten drijven, hoe we moeten voorkomen dat we zinken in de stroom van dood en sterfelijkheid. Hoe zullen we dat vermijden? Het antwoord wordt gevonden wanneer we begrijpen dat de mens aan het reizen is op een boot. En die boot is zwaar geladen. Er komt een storm op en degene die aan het roeien is zegt tegen de mens: ´De storm is hevig, uw bagage is erg zwaar. Het beste om je leven te redden zou zijn om een van uw bundels in het water te gooien´. De mens antwoordt: ´O, die bundel bevat zaken die ik heel mijn leven heb verzameld en die kan ik niet overboord gooien´. ´Nu dan´, zegt de bootjesverhuurder, ´als u die niet overboord kunt gooien dan zult u verdrinken´. En wanneer hij een bundel overboord heeft gegooid wordt de storm misschien heviger en moet wellicht ook de laatste bundel overboord gegooid worden. En hij zegt: ´O, van deze kan ik niet scheiden. Die bevat zaken die ik gedurende mijn gehele leven heb verzameld. Het zijn souvenirs en u wilt dat ik die overboord gooi. Zaken van mijn opa en mijn overgrootvader, wilt u werkelijk dat ik die overboord gooi?´ De ander zegt: ´Als u dat niet doet dan zult u ook gaan. Als u uw leven wilt redden, gooi dan die laatste bundel ook overboord!´

Dat is wat de dood met de mensheid doet. Hij zegt: ´Je bent zo geïnteresseerd in je voertuig dat jij je lichaam noemt´, en daarom stuurt hij eerst ziekte. De persoon die zo veel aan zijn lichaam denkt is altijd ziek. Dat is de eerste stap. Hij is zich zeer bewust van zijn lichaam, zeggend: ´Dit is het enige wat ik goed-beschermd moet houden´. Hij gaat door met er veel te veel aan te denken. En dus voelt hij zich ziek en uiteindelijk dient hij beide bundels, het lichaam en de mind, overboord te gooien.

Anderen zullen zeggen dat ze niet om hun lichaam geven, maar alleen om hun mind. Zij passen op hun eigen verbeeldingen, hun eigen maatstaf van denken: ´Wat jij zegt is verkeerd, wat ik zeg is juist´. Zij houden zich bezig met gedachten, met strevingen, met argumenten, zeggend: ´Heb ik gelijk? Heb jij gelijk? Heeft zij gelijk?´ En ze twijfelen altijd en maken zich in hun mind altijd zorgen. De hele tijd bezig met een strijd over iets wat in feite niets is. Voor de ziener maakt het niet uit. En vervolgens komt de vloed of de dood en worden ze weggevaagd. De mind gaat, het lichaam gaat en de ziel keert terug naar haar eigen bron. Dit is een afbeelding van sterfelijkheid wanneer de mind zich afscheidt van het lichaam met de impressie van de dood.

Er bestaat een verhaal dat dit onderwerp heel goed uitlegt. Het gaat over een koning die een papegaai bezat waarvan hij zoveel hield dat hij die in een gouden kooi hield en hem altijd zelf verzorgde. De koning en de koningin gaven zoveel aandacht aan de papegaai dat iedereen in het paleis daar jaloers op was.

Op een dag stond de koning op het punt om naar het woud te gaan waar de papegaai vandaan kwam en hij zei tegen de papegaai: ´Mijn liefje, ik heb van je gehouden en je met alle mogelijke zorg, aandacht en genegenheid die ik maar in me had gehouden. Ik zou heel graag de een of andere boodschap die je maar wenst naar je broeders in het woud willen overbrengen´. De papegaai zei: ´Wat aardig van je dat je hebt aangeboden dit voor me te doen. Breng aan mijn broeders in de jungle over dat de koning en de koningin er alles aan hebben gedaan om mij gelukkig te maken, een gouden kooi, allerlei soorten fruit en allerlei aardige zaken. En dat ze zo veel van me houden. Maar ondanks alle aandacht die ze me geven verlang ik naar het woud en het verlangen om tussen jullie te verwijlen, vrij als ik vroeger was, houdt altijd mijn mind in bezit. Ik zie echter geen manier om eruit te komen, dus stuur me alsjeblieft je goede wil en je liefde. Je leeft slechts in hoop. Misschien dat op een dag mijn wens ingewilligd wordt´. De koning ging naar het woud en naderde de boom waaruit de vogel was weggenomen en zei tegen de broeders van de papegaai: ´O papegaaien, er is er een die ik uit jullie midden heb meegenomen naar mijn paleis. Ik ben zeer op hem gesteld en hij ontvangt alle aandacht die ik maar kan geven. Dit is de boodschap van jullie broeder´. Zij luisterden zeer aandachtig naar de boodschap en de een na de ander viel op de grond en leek dood.

De koning raakte bovenmate gedeprimeerd. Gefascineerd kon hij niet begrijpen wat het was dat hij had gezegd dat de gevoelens van die papegaaien zo had beïnvloed. De liefhebbende papegaaien konden zijn boodschap niet verdragen. En hij dacht: ´Wat een zonde heb ik verricht door zo veel levens te vernietigen´. Hij keerde terug naar zijn paleis, ging naar zijn papegaai en vertelde: ´Wat dwaas, papegaai, om mij een zodanige boodschap mee te geven dat zodra jouw broeders die boodschap hoorden zij achter elkaar neervielen en alle dood voor me lagen´.

De papegaai luisterde hiernaar en keek vriendelijk op naar de lucht en viel toen ook neer. De koning was nog droeviger. ´Wat ben ik dwaas geweest! Eerst gaf ik zijn boodschap aan hen en doodde hen en nu geef ik hun boodschap aan hem en dood ik hem ook´. Het was allemaal zeer verwarrend voor de koning. Wat was de betekenis van dit alles?

Hij gaf zijn bedienden de opdracht zijn dode papegaai op een gouden dienblad te leggen en hem met alle eerbetoon te begraven. De bedienden pakten hem met grote eerbied uit de kooi en maakten de kettingen los van zijn poten. En toen ze hem neerlegden vloog de papegaai plotseling weg en ging hij op het dak zitten.

De koning zei: ´Papegaai, je hebt me verraden´. De papegaai zei: ´Koning, dit was het doel van mijn ziel en het is het doel van alle zielen. Mijn broeders in de jungle waren niet dood. Ik had hen gevraagd om me de weg naar de vrijheid te laten zien en die lieten ze me zien. Ik heb gedaan wat ze me vertelden en nu ben ik vrij´.

Er is een soera in de Koran die zegt: Mutu kubla anta mutu, wat betekent: ´Sterf alvorens te sterven´. Een dichter zegt: ´Alleen degene die zichzelf verliest verwerft de vrede van de Heer´. God zei tegen Mozes: ´Er zal niemand zijn die Mij ziet en zal leven´. Om God te zien dienen we niet-bestaand te zijn.

Wat betekent dit allemaal? Het betekent dat wanneer we ons wezen met open ogen zien we zien dat er twee aspecten aan ons wezen zijn: het valse en het ware. Het valse leven is het leven van dit lichaam en deze mind, die alleen bestaan zolang als het leven zich er binnenin bevindt. In de afwezigheid van dat leven kan het lichaam niet doorgaan. Wij verwarren het ware leven met het valse leven en het valse leven met het ware.

Sterven is als volgt: wanneer er een vrucht of iets zoets en goeds te proeven valt, komt het kind naar zijn moeder en vraagt: ´Wil je me dat geven?´ Hoewel het de moeder plezier had gedaan het te eten, geeft ze het aan het kind. Het eten ervan door kind pleziert de moeder. Dat is de dood. Zij geniet van haar leven in de vreugde van een ander. Degenen die genieten van de vreugde van een ander, hoewel dat ten kosten van hen gaat, hebben de eerste stap in de richting van het ware leven gezet. Als we er plezier in hebben een ander een goede jas te geven die we zelf hadden willen dragen, als we daarvan genieten, bevinden we ons op de eerste stap. Als we zo zeer van iets moois genieten dat we het zouden willen hebben en vervolgens die vreugde aan een ander geven, er door zijn ervaring van genietend, dan zijn we dood. Dat is onze dood. Toch leven we meer dan hij. Ons leven is veel ruimer, dieper en grootser.

Het is schijnbaar een verzaking, een vernietiging, maar in werkelijkheid is het een meesterschap. De ware betekenis van de kruisiging is het kruisigen van dit valse zelf en om het ware zelf weder op te laten staan. Zolang als het valse zelf niet wordt gekruisigd wordt het ware zelf nog steeds niet verwerkelijkt. Door soefis wordt het Fanà, vernietiging, genoemd. Alle pogingen die door ware wijze mannen en zoekers naar werkelijke waarheid zijn gedaan zijn voor het ene doel om het eeuwigdurende leven te bereiken.