De religie van de natuur

Hoewel het niet overdreven is te zeggen dat er talloze religies op de wereld bestaan en elke religie zo veel verschillende secten, kerken en kapellen heeft dat dit leven niet lang genoeg is om ze te bestuderen – het zou inderdaad onmogelijk zijn om ze zelfs maar in een mensenleven te tellen – blijkt datgene wat werkelijk bestudeerd zou moeten worden iets heel anders te zijn, want de denker neemt waar dat deze vele verschillende religies zijn voortgekomen uit één religie. Religie kan dan wel in het Oosten of in het Westen, in het Zuiden of in het Noorden beginnen, maar uiteindelijk zal ze altijd eindigen in veel religies. Hoe dieper we nadenken over hoe ze allemaal uit die éne voortgekomen kunnen zijn, hoe duidelijker het feit wordt dat het allemaal expressies van een religie zijn. En deze religie is de religie van de natuur.

De vraag wat deze religie nu precies is en hoe je die kunt leren kennen kan alleen beantwoord worden door degenen die zichzelf hebben uitgetild boven de beperkingen van de ceremonie en het dogma waarin ze in eerste instantie altijd geïnstrueerd worden. Het uitstijgen boven een religie wil echter niet zeggen de religie opgeven. Het betekent de religie tot haar volste recht hebben laten komen. Degenen die zeggen dat ze hun religie hebben opgegeven zijn er niet bovenuit gestegen. Alleen diegenen bevinden zich erboven die zijn aanbeland bij een vol begrip van de spirit van religie. Zodra de spirit van religie manifest is geworden worden de ogen daadwerkelijk gezegend. De verschillen en onderscheiden van kasten, geloofsovertuigingen en religies verdwijnen in een mum van tijd.

Wanneer dit eenmaal wordt waargenomen, blijft er niets over om te bekritiseren. Het is lood om oud ijzer welke aanbidding er gebruikt moet worden, welke kerk er bezocht moet worden en welk boek er gelezen moet worden. Vanaf nu wordt er ingezien dat er niet zoiets als een heiden of een ketter bestaat, dat er geen verschil bestaat tussen een afvallige en een moslim. Maar totdat deze waarheid wordt waargenomen is er altijd de gedachte: ´Wat voor religie, geloofsovertuiging of geloof ik ook aanhang of erop nahoud, wat voor geschrift ik ook lees, welke kerk ik ook bezoek, het is het enige geschrift, de enige kerk, het enige geloof. Dit wat ik mijn hele leven lang heb begrepen en als het mijne heb beschouwd is het enige pad´.

Het is net als iemand die op een vogel jaagt. Hij kijkt naar de tak van de boom die nog steeds natrilt nadat de vogel er van is weggevlogen. Hij zegt: ´Oh, hier is de vogel´, maar hij kijkt alleen maar naar de tak die op en neer trilt nadat de vogel daar zoëven even heeft gezeten. Hij noemt de tak de vogel. Iemand anders kan een tak zien bewegen, maar dit keer is de tak zo stevig dat de vogel die onmogelijk heeft kunnen bewegen. Dit niet begrijpend denkt hij dat de vogel op de tak heeft gezeten. Zo is het ook met de waarheid.

In plaats van dat mensen de spirit van de waarheid begrijpen hebben ze onderricht dat religie in de naam van de leraar ligt. Er is belang gehecht aan de naam van de leraar, aan het geschrift, aan het huis waarin aanbidding de gewoonte is, aan de priesters of de clerus die de mis opdragen. Er is belang gehecht aan het zijn van Brahmin of het zijn van Boeddhist, aan het behoren bij bepaalde gemeenschappen die zijn gevormd in naam van een specifieke religie, aan de kasten die zijn opgesteld, aan de families die zijn gevormd, aan die associaties die zijn gemaakt teneinde een specifieke geloofsovertuiging, een bepaalde ceremonie of een bepaalde wet te volgen. Uiteindelijk wordt de loyaliteit aan dat specifieke religieuze systeem het leven ervan en dit leidt tot de verwaarlozing – niet alleen verwaarlozing, maar ook daadwerkelijke haat – van de religie die door anderen wordt aangehangen. Op deze manier zijn alle oorlogen en verschillen die er in alle tijden zijn geweest, ontstaan.

Wanneer je de natuur bestudeert dan ontdek je dat de natuur zichzelf niet kan scheppen zonder haar religie uit te drukken. De oorsprong van alle religie is liefde en schoonheid. Als er geen liefde en schoonheid zouden zijn dan zou de religie nooit hebben bestaan omdat schoonheid het begin van aanbidding en gebed is. Het begin van gebed en de eerste stap van aanbidding is bewondering.

Een kind weet niets af van religie en toch wordt het vanaf het eerste begin aangetrokken tot iets wat mooi is, tot iets wat het mooi kan vinden. Als hij ouder wordt is het slechts de vorm van zijn verlangens die verandert. Hij is nog steeds op zoek om het object van schoonheid te verwerven. Als hij nog wat ouder wordt gaat hij schoonheid in intellectuele zaken erkennen. De mens buigt voor schoonheid. Wanneer iemand een ander eert, respecteert en bewondert dan is dat nog steeds vanwege de schoonheid die hij in de een of andere vorm in iemand waarneemt en hij heeft een natuurlijke neiging om te buigen voor dit prachtige levende iets. Gebed en aanbidding zijn handelingen in het buigen voor schoonheid, handelingen die nodig zijn om de neiging waarmee elke ziel wordt geboren tevreden te stellen, de neiging die liefde wordt genoemd. En het is het aangeboren verlangen van liefde om zichzelf tevreden te stellen door te aanbidden en door voor iemand te buigen, om iemand te respecteren, om diepe eerbied voor iemand te hebben, om iemand te aanbidden.

Terwijl hij een steeds hoger ideaal verwezenlijkt, gaat de mens gaat stap voor stap vanuit eenvoudige aanbidding naar de aanbidding van de Allerhoogste. We kunnen die zien wanneer we de geschiedenis van religies bestuderen. Door het verlangen om eerbied te betonen en om te idealiseren is de mens idolen of bomen gaan aanbidden. Sommige mensen beschouwen een bepaalde boom als heilig. En zelfs in het buigen voor bomen wordt het verlangen van liefde tevreden gesteld, het verlangen ervan om zichzelf nederig te maken, het velangen ervan om eerbied en ontzag te betonen. De liefde van het hart heeft door dit middel haar uitingsmogelijkheid. Zulke mensen zijn niet ontwikkeld genoeg om te weten waar God is; Hij bevindt zich niet voor hun ogen zoals dit idool wel doet. Hoe kan Hij die niet gezien wordt, ook gekend worden? Daarom buigen mensen voor mooie bloemen, mooie kruiden en mooie bomen in het woud. Anderen buigen voor rotsen die een bepaalde vorm hebben die hen aantrekt en in hen het verlangen voortbrengt om deze specifieke rots eer te bewijzen, zo bevrediging schenkend aan het verlangen van de ziel om te buigen en om respect te betonen.

Vervolgens zouden mensen, als de intelligentie zich nog wat meer zou ontwikkelen, waarnemen dat zij soms hoger zijn dan de rots waarvoor zij zich eerder hebben gebogen. Zij zouden denken: ´Die rots is laag. We kunnen die aanraken. We kunnen de top ervan bereiken. Er zijn duizenden andere rotsen die erop lijken´. Daarom gaan ze denken: ´Het is het beste om de zon te aanbidden omdat er niets hoger dan de zon kan zijn. We kunnen er niet bij in de buurt komen. Er is niets zo helder als de zon. Neemt de zon niet al onze mistroostigheid, zorgen en ook alle angsten van de nacht weg, wanneer hij verschijnt? Hij neemt alle omstandigheden van dood en destructie zoals dieven, rovers, tijgers en leeuwen op het platteland en in de dorpen weg. Ze maken zich allemaal uit de voeten wanneer de zon opkomt en er een nieuw leven begint. En met de zon komt de kracht, de moed, de energie en het enthousiasme om de wereld in te gaan. Dit is het enige wat angst wegneemt en wanneer hij weggaat zijn we weer bang en verstoppen we ons in onze dorpen´.

Deze aanbidding van de zon heeft lang standgehouden. In landen als Perzië en in landen als Rusland waar niet veel zon is maar waar altijd een behoefte aan vuur is, hebben de mensen vanuit de kou hun toevlucht gezocht dicht bij het vuur. Het licht van het vuur wordt een metgezel in de eenzaamheid, de hitte van het vuur brengt comfort, het licht neemt de angst weg, de hitte loutert alles waar erin komt. Dat is de reden waarom men in die landen die koud zijn vuur heilig noemen en er voor buigen gehoorzamend aan dezelfde aangeboren hunkering om te buigen en respect te betonen.

De mens klom echter nog hoger totdat hij begon te denken: ´Nee, nee. De zon die weggaat en weer terugkomt, die verschijnt en verdwijnt, is niet constant bij ons. Dus zal ik op zoek gaan naar iets dat constant bij ons is´. En wat is dat? Dat is waarlijk het voorstellingsvermogen. Dat is waarlijk een spirit die God is. In Mongolië, in China en in al die oosterse landen waarin talloze goden worden aanbeden, zegt men: ´Het enige wat dag en nacht, in kommer en kwel, in vreugde en verdriet bij ons verblijft is die spirit die God is´.

Dan komt er de periode waarin de heersende macht in elk object, in elk wezen, in elke plant en in elke ster een controlerende macht wordt gezien die over zo veel diverse objecten heerst. Dus gebeurde het dat de helden werden gerespecteerd, dat koningen werden aanbeden en dat er zelfs van elke planeet of ster werd gedacht dat die een aparte God vertegenwoordigde. Dit ideaal van aanbidding werd onder de Grieken en Hindoes ontwikkeld.

Vervolgens komen we bij het Semitische ras, het ras waaruit het begin van de Bijbel gezocht moet worden, de kinderen van Israël. Abraham merkte op dat mensen om hem heen idolen aan het aanbidden waren, dat mensen symbolen aan het aanbidden waren en dat mensen heilige koeien, dieren of vogels aan het aanbidden waren. Hij dacht diep over God na, denkend: ´Nee, als Ge ergens zijt dan dient Ge ergens binnen in mij te zijn en ik wil U vinden´. Toen hij ooit wakker lag herhaalde hij Zijn naam en terwijl hij op zodanige wijze aan Hem dacht zocht hij naar enig teken van die Ene die werkelijk de aanbidding waard is. Toen hij nog eens wakker lag zag hij in zijn visioenen de ster. Hij stond op om te vragen: ´Zijt Gij de God?´ En het antwoord kwam van binnen uit: ´Hij is het niet. Het komt en gaat, want het is niet stabiel of standvastig. Een object dat het waard is om aanbeden te worden dient zich constant voor je te bevinden´. Toen zag hij de volgende dag de maan en vroeg: ´Zijt Gij de God?´ En het antwoord kwam: ´Nee, want de maan neemt haar licht van de zon´. Toen zag hij de zon en stelde dezelfde vraag. Het antwoord kwam: ´Nee, dat wat verschijnt of verdwijnt, hoe volmaakt het licht en de vorm ervan ook zijn, kan niet de eeuwige God zijn´. En op deze wijze nam hij waar dat God een hoger ideaal is dan de zon, de maan of iets wat woorden ooit uit kunnen drukken. Dat God een God is die ongezien is, die zonder vorm en zonder naam is en die zich in alle opzichten voorbij de conceptie van de mens bevindt. Zo begon het ideaal van één God.

Dit grote ideaal kwam via verschillende profeten en werd op verschillende manieren uitgedrukt. Als Mozes heeft gezegd: ´Eén God; geen andere goden behalve Ik´, heeft Jezus Christus geleerd dat er niet slechts één God is, maar ook één Leven. De manifestatie in haar geheel is één. De zon is niet wat wij zien. Er is de zon, er is de manifestatie die we zien en er is datgene wat voorbijgaat aan de zon. Alle drie aspecten van de éne. ´Mijn Vader en ik zijn één´, ´Datgene wat voorbijgaat aan de Vader en de Zoon is één´. Deze uitdrukkingen omvatten de drie aspecten en scheppen een puzzel in de mind van de mens. Hij kan zijn gehele leven in deze puzzel verblijven. Er is het ding op zich, er is de manifestatie ervan en er is datgene wat eraan voorbijgaat, altijd deze drieëenheid in één. In alle tijden werd de boodschap met waarheid en wijsheid gegeven met elke boodschapper die er kwam, maar hoe kon iedereen de waarheid begrijpen wanneer zij nog niet eens in staat waren geweest elkaar te begrijpen? Taal kan die nauwelijks uitdrukken en ze is moeilijk te begrijpen.

Dezelfde moeilijkheid stak de kop op ten tijde van Mohammed. Hij zei tegen zijn mensen die aanbidders van zo veel gode waren: ´Er is geen God dan de ene God´. Zij vroegen: ´Waar is Hij? Bevindt Hij zich in onze tempels? Bevindt Hij zich in de Ka´ba?´ Hij antwoordde: ´Nee. Zijn tempel bevindt zich in het hart van de mens´. ´Hoe ver verwijderd is Hij?´ ´Hij is dichterbij dan jij bij jezelf´. ´Waarin kunnen we Hem vinden?´ ´In alle dingen en in alle wezens´ ´Wat is Zijn teken?´ ´Hij bevindt Zich voorbij alle tekens en toch zijn het allemaal Zijn tekens. Hij kan niet beperkt worden tot een centrum of een vorm of naam, omdat alle namen Zijn namen zijn, alle vormen Zijn vormen zijn, iedereen in de hemel of op aarde Zijn wezens zijn en er is slechts Een!´

Als je Hem wilt vinden dan zul je Hem in de hogere intelligentie vinden. Wanneer intelligentie zichzelf aan de oppervlakte manifesteert dan is dat God. In het manifesteren van Zichzelf heeft Hij verscheidene vormen aangenomen. Via elk van deze vormen probeert Hij geleidelijk aan dezelfde staat van het absoluut zijn te verwerven. Elke vorm: rots, dier, vogel, mens, alles is zich altijd aan het inspannen om naar de oppervlakte te klimmen. De Bijbel zegt ons ons licht aan de oppervlakte te brengen. Het wordt bedekt door een korenmaat. De korenmaat is het gemanifesteerde deel van ons leven. Alle deze vormen die de innerlijke intelligentie bedekken, die in haar oorspronkelijke aspect de wortel van het zijn is, zijn de korenmaat. De innerlijke intelligentie, het licht, is versluierd geraakt onder de manifestatie en het is het verlangen van de natuur om die weer te ontvouwen om haar zodoende toe te staan haar oorspronkelijke zijn te aanschouwen, wat ze doet via alle veranderingen die de vorm aannemen van dood en destructie.

Deze grote waarheid, die zo moeilijk uit te drukken is, diende door elke profeet, elke leraar en elke heilige die de boodschap heeft gebracht uitgedrukt te worden in de taal die zijn toehoorders het beste zouden begrijpen. Als de leraar waarnam dat de methode die de toehoorders volgden goed was dan adviseerde hij hen om op dezelfde wijze door te gaan met aanbidden, om naar die en die tempel of kerk te blijven gaan totdat zij in staat waren waar te nemen wat de werkelijke waarheid is die verborgen is achter al deze zaken.

Wanneer je het idee van God hebt bevat komt de vraag naar de methode om Hem te aanbidden. Religie biedt vaak manieren van aanbidding aan. Maar verscheidene religies bieden vele methoden van aanbidding aan die de wet van elke religie zijn geworden en hoe kan die wet gehoorzaamd worden door de hele wereld? Laten we de voorgangers van ongeacht welke religie, Islam, Christendom, Boeddhisme of Hindoeïsme vragen of hun eigen wet de wet kan worden voor de religie van de hele wereld. Ofschoon ieder van hen ja zal zeggen, is het toch niet de bedoeling dat dat zo is. Niemand is hetzelfde. De gerichtheden van elk volk verschillen, hun gewoonten zijn niet dezelfde. Het is bijvoorbeeld voor de Hindoe wet om ´s morgens naar de Ganges te gaan en om erin te baden. Hoe zou dat in Londen moeten? Hoe zou je in december in de Theems moeten baden voordat je je gebeden zegt? Iedereen zal het ermee eens zijn dat niemand zoiets kan doen. Op zijn beurt gehoorzaamt een moslim aan de wet om zijn schoenen buiten de moskee te laten, zijn handen en voeten te wassen en zijn rituele wassingen in het stromend water te verrichten. Om vervolgens op de marmeren vloer van de moskee te staan en zijn gebeden te zeggen. Als dezelfde methode van aanbidding de wet voor Rusland zou zijn waar zich zo veel koude en sneeuw onder de voeten bevindt, dan zou het jezelf op het marmer neervlijen betekenen in een dag tijd bevroren te raken. En dan zou je nooit in leven blijven om de naam van welke religie dan ook nog aan te nemen.

Op deze manier zien we dat er in de verschillende landen en plaatsen een geloof, een religie of een wet niet op dezelfde wijze opgezet en aanbevolen kan worden. De verschillende geloven zijn geleidelijk aan op weg om niet-erkend en vergeten te raken en degenen die hun eigen gewoonten wensen te promoten zouden ophouden er zelfs maar aan te denken als ze zouden beseffen dat elke persoon een ander temperament heeft en dat elke vorm van religie een vorm van aanbidding tot dezelfde God is. De natuur leert elke ziel om God op de een of andere vorm te aanbidden en voorziet vaak in datgene wat voor een ieder geschikt is. Degenen die willen dat een wet iedereen beheerst hebben het zicht verloren van de spirit van hun eigen religie. En in mensen die nog niet hun eigen religie hebben geleerd worden zulke ideeën vaak gevonden. Kenden ze toch maar hun eigen religie, hoe tolerant zouden ze dan niet worden en hoe vrij zouden ze dan niet worden van elke wrok tegen de religie van anderen!

Zo is het ook met de manier van aanbidding. Het maakt niet uit op welke manier iemand zijn respect en diepe eerbied betoont aan de godheid die hij aanbidt. Het enige wat er toe doet is hoe oprecht hij is in zijn offeren. In het ene huis van God vinden we mensen die geen hoed dragen. In Hindoestan, Perzië en in Arabië zet men tulbanden op om naar de moskee te gaan. Dat is hun gewoonte. Het maakt geen verschil of iemand staand, zittend, knielend of op de grond liggend bidt, of dat hij alleen is of in gezelschap van anderen. Het enige wat er toe doet is dat het hart van de aanbidder zuiver is, dat de mind is verbonden met God, dat er oprechtheid en ernst is.

Er is een verhaal dat een boerenzoon die voor de kudde van zijn vader aan het zorgen was in het dorp een leraar van religie had gehoord. Deze leraar was aan het onderrichten over God en de verheerlijking van God. De jongen werd zo beïndrukt dat toen hij de volgende keer naar de jungle ging hij die aangeboren gerichtheid ervoer om iemand te aanbidden en dus begon hij in de jungle hardop te zeggen: ´Oh, God, ik heb zoveel over U gehoord. U bent zo goed en vriendelijk dat ik voel dat als U hier bij mij zou zijn ik heel goed voor U zou zorgen, nog beter dan voor al mijn schapen, beter dan voor al mijn kippen. In de regen zou ik U onder het dak van zijn grashut houden, ik zou U in mijn deken wikkelen en in de hitte van de zon zou ik U een bad geven. Ik zou U in slaap wiegen met Uw hoofd op mijn schoot en ik zou U koelte toewuiven met mijn hoed en ik zou U altijd in de gaten houden en U beschermen tegen wolven. Ik zou U brood van manna geven en karnemelk om te drinken. En om U te vermaken zou ik zingen, dansen en op mijn fluit spelen. O God, kom kijken hoe ik voor U zou zorgen´. Toen kwam Mozes, de Boodschapper van God, langs en hoorde alles wat de jongen zei en reageerde: ´Oh jongen, wat een dwaze conversatie! God, de onbekende en ongeziene, die zich in de hemelen bevindt, degene voor wie zich geen macht bevindt, die geen kracht kan weerstaan, Hij is almachtig. De macht is helemaal de Zijne. Hij bevindt zich voorbij de vorm, naam en kleur. Hij bevindt zich voorbij de perceptie en het begrip van de mens´.

De jongen werd ontmoedigd en bang voor wat hij had gedaan. De volgende booschap van God aan Mozes was echter: ´Wij zijn daadwerkelijk zeer misnoegd dat jij een devoot hebt vervreemd die ons niet kende. Als hij ons niet kende zoals jij dat doet kende hij ons tenminste voor zover zijn mind dat kon begrijpen. Al onze toegewijden schilderen ons af in verschillende vormen en in overeenstemming met verschillende kwaliteiten van liefde en wij ontvangen hun liefde via welke vorm of gewaad die liefde ook maar tot ons wordt gericht. Ze zijn allemaal onze schepsels en we ontvangen die zelfs als zij de zon aanbidden. Wij hebben jou gezonden om onze kinderen met ons te verenigen en niet om ze van ons af te scheiden´.

Wat zouden we niet aarzelen bij het ventileren van onze wijsheid als we ons realiseerden dat de eerste stap om God te benaderen oprechtheid en welgemeende liefde voor Hem is! We zouden nooit iemand een heiden of een ketter noemen. We zouden nooit iemand op deze wereld als onwaardig beschouwen. We weten niet in welke vorm iemand God aan het aanbidden is. We kennen de ernst in het hart van iemand niet; en toch is dat wat werkelijk belangrijk is.

Het zijn niet alleen de geleerde of de zogenaamde hoogopgeleide en verlichte mensen die de betekenis van de wet van goed en kwaad waarnemen. Zelfs onder de wilden is er enig gevoel voor omdat het een instinct is. Het is de wet volgens welke de wilden leven. We kunnen denken dat veel mensen verkeerd aan het doen zijn, toch weten we niet wat voor hen verkeerd is en wat niet. We weten niet wat voor hen juist is en wat niet. We zelf kunnen veel dingen doen waarvan wij denken dat ze goed zijn, maar die in werkelijkheid voor anderen verkeerd zijn. En anderen doen dingen die ons verkeerd schijnen te zijn en die in hun geval toch op de juiste wijze handelen. Het is slechts een kwestie van ernaar kijken vanuit het gezichtspunt van de ander.

Er zijn maar weinig mensen die erover nadenken of de handelingen van iemand anders juist voor hem zijn! Wij zijn zo bereid om een ander te beschuldigen en we zijn zo bereid om onze eigen fouten te verbergen. Keken we toch eens naar het juiste en naar het verkeerde vanuit zijn standpunt, want dan zouden we ontdekken dat de betekenis van goed en slecht zou veranderen. Het is voor een klein kind verkeerd om naar buiten te gaan zonder zijn ouders dat te vragen omdat het misschien een auto tegenkomt waartegen het zich niet kan beschermen. Maar zou datzelfde verkeerd zijn voor een volwassene? Tijdens de kindertijd is die handeling verkeerd, later is die juist.

Bestudeerden we nu toch eens het doel van het leven want dan zouden we de aard van goed en verkeerd leren begrijpen. En wanneer we eenmaal de aard van goed en verkeerd zouden kennen dan zouden we niet de wet van het geschrift hoeven te raadplegen, want die wet zelf zou dan ons zijn eigen waarheid beginnen te onthullen. De natuur zelf kan ons vertellen wat goed en verkeerd voor ons en voor iemand anders is.

Het geheim van dit alles wordt gevonden in het antwoord op de vraag: waarom is de mens hier? Het antwoord is dat hij hier is om de bevrediging van zijn diepste verlangen te verwerven. En wat is dat diepste verlangen? Het is eerst vreugde en vervolgens vrede. De verwerving van elk is echter tegengesteld omdat vreugde voortkomt uit activiteit van het leven en vrede voortkomt uit rust.

Al deze activiteit die iemand ervaart en waarvan hij via zijn zintuigen geniet is een glimp van vreugd. De grotere vreugde komt wanneer hij ook via zijn innerlijke zelf, via zijn mind kan ervaren. Want er is een andere vreugde, die van de mind wanneer hij in verrukking gebracht wordt door iets van waarheid of verfijndheid of door een prachtige gedachte. Mooie muziek, mooie gedichten, mooie verbeeldingen brengen allemaal verrukking. Het is mogelijkerwijs een grotere vreugde dan de vreugde van een heerlijke maaltijd, want sommige mensen zouden alles over hebben voor een gedicht, wat ze nooit zouden geven voor een heerlijke maaltijd.

Er is echter een nog grotere vreugde, de vreugde van het hart, het diepste zijn van een persoon. De vreugde wanneer die hart zichzelf uit kan drukken en liefde kan ervaren. Er zijn veel mensen op deze wereld die slechts in hun lichaam leven. Hun hart is doods, hun mind is doods. Zij zoeken hun grootste vreugde alleen maar in hun lichaam. Er zijn echter andere mensen die zowel in hun mind als in hun lichaam leven. Het lijkt op het verschil tussen een bedachtzaam iemand en een gewoon iemand. Wanneer iemand bedachtzaam is is hij een andere persoon geworden. Dit idee wordt uitgedrukt door het woord ´gentleman´. Er zijn maar heel weinig mensen die waarlijk ´gentlemen´ genoemd kunnen worden, hoewel velen ervoor doorgaan. De gentleman is hij die in zijn mind is begonnen te leven, van wie de mind levendig aan het worden is. Die ook van het leven geniet, maar niet slechts door de ervaring van de zintuigen in verrukking wordt gebracht.

Degene echter van wie het hart is ontwaakt is hoger dan een gentleman. Zo iemand kan met een ander sympathiseren. Zijn medegevoel wordt gewekt om rekening te houden met een ander, om voor een ander te denken, om een ander te dienen, om te offeren voor een ander. Hij is niet slechts een gentleman, hij is een heilige. De macht van sympathie en liefde neemt het grove zelf weg dat alles voor zichzelf opeiste. Wanneer dat eenmaal is weggenomen dan denkt de mens op een veel hogere manier. ´Wat ik ook maar voor een ander kan doen dat zal ik doen. Ik zal alles opofferen. Het verlies doet er niet toe. Het is een bevrediging´. Wat is het niet prachtig om het hart te bevredigen! Dit is ook een deel van vreugde, maar het is niet geen vrede.

Vreugde wordt ervaren door wereldse verwerving. Vrede is de verwerving van de hemel. In de gewone betekenis noemen we rustig in een leunstoel zitten, rustig op kussens zitten of rustig in bed zitten, vrede. Maar wanneer het lichaam op een comfortabele bank zit, betekent dat dan dat de mind ook op de kussen aan het rusten is? Kan de mind niet tegelijkertijd door een marteling heen gaan? Als dat het geval is wat hebben de vrede en het comfort van het lichaam dan voor voordeel? Het gehele wezen dient vrede te hebben. De mind dient vrede van zorgen en angsten te hebben en van hebzucht die ons ambitieuze verlangens schenkt en die we ´verkeerd´ of ´zonde´ noemen. Wanneer dit allemaal weg is, is de mind rustig. Dan heeft het hart genoeg wanneer het hart vredig is en zijn werk van liefde heeft gedaan. Het houdt op geïnteresseerd te zijn in welk specifiek doel in het leven dan ook en alles is voor hem gelijk. Als er geen moeten is is er vrede en deze vrede helpt in de richting van vrede van de ziel.

Dit zijn de twee verlangens die we dienen aan te houden. Wanneer we niet de manier kennen waarop deze twee verlangens verworven moeten worden dan neemt de vreugde van een deel van ons wezen soms de vrede van het andere deel weg. Of neemt de vrede van een deel van ons leven de vreugde van het andere deel van ons wezen weg. Wanneer de mens dit eenmaal weet dan is hij werkelijk in staat meester van zichzelf te worden, zijn levensaangelegenheden zo te regelen zoals hij dat wil en een beter idee te hebben van wat juist en verkeerd is en wat zonde en deugd is.

Deze kennis wordt eerder verworven door een studie van het leven dan door studie van boeken. Als we toch eens wisten hoe veel de studie van het leven ons zou kunnen vertellen! Je zou het Brits Museum binnen kunnen gaan en elk boek in het gebouw kunnen lezen en toch geen bevrediging verwerven. Niet studie, niet onderzoek, niet informatie schenkt deze kennis, maar het daadwerkelijk door de ervaringen van het leven heen gaan, het getuigen zijn van het leven in al zijn verschillende aspecten en in al zijn verschillende fasen of sferen. Dat is wat het ideaal van het leven onthult.

Iemand kan het hele gedoe van de wereld kennen, tegen zichzelf zeggend: ´´s Morgens zal ik van mijn huis naar mijn kantoor gaan en voordat ik ga uit de krant alles over de wereld vernemen´. Maar alles wat hij heeft geleerd is datgene waarmee de kranten hem hebben gevoed. Want hoe vaak wordt het nieuws van vandaag de volgende dag niet tegengesproken! Toch wordt hij tevredengesteld, denkend dat hij ´s morgens zo veel over de wereld heeft vernomen. En ´s avonds is hij bereid deze onderwerpen aan de eettafel te bediscussiëren en de volgende dag is er weer iets nieuws. Maar is dat kennis?

Wat is het zicht dat ons is geschonken tot prachtig, wat is de mind toch verwonderlijk, wat is het licht van de ziel toch een grote schat! Kunnen deze slechts bedoeld zijn voor dit soort dingen? Als we toch eens de waarde van ons leven zouden kennen, de waarde van onze ziel dan zouden we de waardevolle tijd die de onze is met kalme waarneming aan scherpe observatie schenken, de houding van een student combinerend met de zorg van een wetenschapper.

Kijk niet naar het leven als iemand die naar een toneelspel kijkt. Kijk er echter naar als een student die college loopt. Het is niet een voorbijgaande show. Het is niet een gelegenheid voor amusement waarin we ons leven verlummelen. Het is een gelegenheid voor studie, waarin elke zorg, elke diepe teleurstelling een waardevolle les schenkt. Het is een gelegenheid waarin je leert door je eigen leed en door het leed van anderen te bestuderen. Waarin je van mensen die vriendelijk voor ons zijn geweest, leert en waarin je van mensen die onvriendelijk voor ons zijn geweest, leert. Het is een gelegenheid waarin alle ervaringen, of het nu teleurstellingen, worstelingen en pijntjes of vreugden, comfort en pleziertjes zijn, bijdragen aan het begrip van wat het leven is en aan het besef van wat het is.

Dan wekken we de religie van de natuur, die de enige religie is. En hoe meer we die begrijpen hoe grootser ons leven wordt en hoe meer ons leven voor anderen een zegening zal worden.