De ethische visie van God die Hem bevat als een persoonlijkheid is in werkelijkheid een conceptie van het zelf. De goddelijke liefde, macht en inspiratie die zich in werkelijkheid binnenin jezelf bevinden. Wanneer echter iemand die niet werkelijk het onderwerp van God´s persoonlijkheid heeft bestudeerd en begrepen erover begint te praten, is hij geneigd de religieuze geloofsovertuigingen van veel mensen te vernietigen behalve zijn eigen religieuze geloofsovertuiging. Hij is niet alleen geneigd om zelf het spoor bijster te raken doordat hij de kennis vanuit een ethisch gezichtspunt niet kan assimileren, maar hij zal ook anderen in verwarring brengen in hun geloven en geloofsovertuigingen.
Na een paar ethische boeken te hebben gelezen en na het idee van Christus en het idee van God vanuit het ethisch gezichtspunt te hebben overwogen kan iemand met een vriend praten die een eenvoudig geloof in Jezus Christus heeft en die nooit ethiek, wetenschap of filosofie heeft overwogen, maar zich altijd een beeld van de Heer voor ogen heeft gehouden, bevreesd de Heer te mishagen, Hem toegewijd. Hij kan zeggen: ´Een persoon als Jezus Christus bestaat niet. Hij is nooit naar de aarde gekomen. Het is een mythe. Het is slechts een ethisch ideaal´. Wat gebeurt er dan? De plant van toewijding, het ideaal in het hart, de plant die groeit en zich steeds meer ontwikkelt wordt door hem gebroken en zijn vriend wordt ertoe aangezet om ofwel de deuren van zijn hart, die beschermd zouden moeten worden, op slot te doen ofwel zijn geloof op te geven. Zwichten is rondzwerven en toch kan niet zwichten ook rondzwerven zijn.
Er bestaat dus een gevaar dat een ethisch gezichtspunt je eigen religie en begrip vernietigt. Maar er bestaat een nog groter gevaar dat het dat de religie van anderen aandoet.
De soefi probeert altijd het ideaal van God te bewaren, niet alleen als een filosofie, maar ook als een religieuze filosofie. Die is altijd bekleed geweest met religie zodat het ideaal van een Meester, een Redder, van God niet enkel als een naakte waarheid gepresenteerd wordt. Want van al degenen die het ethische gezichtspunt bezitten is er misschien niet één op de duizend die de zorgen, problemen, leed en de pijnen van het leven op een zodanige wijze heeft ervaren dat hij in staat is deze ethische kennis in zijn leven te gebruiken. De meerderheid van de mensen met een aanleg om te studeren verwerven de ethische kennis, maar gaan door met het bekritiseren van hun eigen religie of van die van anderen en trachten het geloof dat anderen hebben te vernietigen. Zo is de menselijke natuur.
Het is de menselijke natuur anderen te nemen en hen op een dwaalspoor te brengen weg van hun pad. Het komt zelden voor dat iemand zichzelf afvraagt: ´Ben ik op een dwaalspoor terecht gekomen? Ik zal op zijn minst een ander niet misleiden´. De ware ouder zou zo denken. Hij zou zeggen: ´Mijn kinderen zullen gelukkiger zijn. Zij zullen niet de fouten maken die wij hebben gemaakt´. Dus wanneer eenmaal de liefde van de menselijke soort zich in het hart van de mens heeft ontwikkeld dan begint hij andere mensen te begrijpen net zoals de ouder zijn kinderen begrijpt en zegt hij tegen zichzelf: ´Als anderen jou op een dwaalspoor brengen dan zal ik dat ten minste niet doen´.
In werkelijkheid is het ideaal van God een brug die het begrensde leven verbindt met het onbegrensde leven. Iedereen die deze brug overgaat gaat op een veilige wijze van het begrensde leven over naar het onbegrensde leven. De brug kan worden weggenomen, dat is waar, en toch kun je de kloof over zwemmen. Je kunt echter ook verdrinken. Het ideaal van God is een veilige brug die je veilig naar het doel brengt.
Er zijn vier paden of stadia die iemand naar spirituele kennis brengen, vanuit het begrensde naar het onbegrensde.
Het eerste stadium is Shariat. Dit is het stadium waarin het God-ideaal als een autoriteit op de mensheid wordt ingeprent, als angst voor God. Dit betekent in werkelijkheid nauwgezetheid, niet angst zoals die over het algemeen wordt opgevat. Als we liefhebben willen we niet mishagen. Liefde dwingt ons niet om te handelen, maar ze vraagt ons om nauwgezet te zijn en ervoor te zorgen niet de minste disharmonie te veroorzaken bij degene wiens geluk we wensen. De eerste les is om iemand te idealiseren die zich meer boven de persoonlijkheden van de aarde bevindt dan dat die sterfelijk is, die meer een beschermer is dan een vader. Een bewaker, een koning die machtiger is dan de landen, die rijker is dan alle super-miljonairs op deze wereld. Hoe mooi de goedheid ook is die we in een moeder zien en die ons laat beseffen hoe vriendelijk en genadig zij is, het stelt toch niets voor vergeleken bij de volmaaktheid van de vriendelijkheid en de genade van God. Datgene wat ons in de moeder aantrekt is begrensd. Onbegrensde genade en vriendelijkheid kunnen alleen in God gezien worden. We nemen waar dat alles wat bescherming, vrede, vrees of liefde schenkt slechts gevonden kunnen worden in hun volmaaktheid in het ene ideaal en dat is in God.
Degene die zich dit realiseert, biedt God zijn gebeden aan, aanbidt Hem, denkt aan Hem en houdt het God-ideaal in zijn mind vast. Er wordt een soort verbinding tussen hem en het ideaal gevestigd zodat hij in tijden van depressie, wanhoop, zorgen en hulpeloosheid het ideaal binnen onmiddellijk handbereik heeft. Hij kan zeggen: ´Ik ken grootser iemand, een grotere vriend dan wie dan ook op de wereld, aan wie alle respect, aanbidding en nederigheid verschuldigd is´.
Dit stadium van Shariat is het stadium waarin iemand zich afvraagt wat Hem zal behagen of wat Hem zal mishagen. Hij leert zijn religie van zijn ouders en van zijn vrienden. Een goede handeling behaagt, een slechte handeling mishaagt en trots mishaagt het meest. Hij leert alles heel gemakkelijk door te zien wat een ander mishaagt. Wat is het gemakkelijk en toch gaan ze naar een predikant of naar een priester om te vragen wat God behaagt. En al die tijd is het gewoon wat de mens behaagt wat God behaagt en derhalve behagen we God als we iedereen om ons heen behagen. Als we de mensen om ons heen mishagen, mishagen we God. Iemand die dit stadium heeft bereikt beseft wat voor beloning tot hem komt wanneer hij de wereld behaagt en wat er gebeurt als hij dat niet doet. Denk alleen maar eens aan de vreedzame toestand van degene die iets goeds voor een ander heeft gedaan, aan de toestand die de zijne is als hij zich terugtrekt om te gaan slapen. Welk een vreugde, welk een vrede, welk een gevoel van veiligheid! Terwijl daarentegen degene die een ander heeft gekwetst, iets heeft gestolen, pijn of verdriet heeft veroorzaakt, zijn straf is ook bij hem. De beloning en de straf kunnen gezien worden in onze eigen dag. Het is niet nodig om op de hemel of op de hel te wachten. Elke dag is de hemel of de hel als we ons eenmaal realiseren welke reactie onze eigen handelingen voor ons teweegbrengen.
Het volgende stadium wordt Tariqat genoemd. In dit stadium ontdek je wat er werkelijk toe doet. Wat werkelijk verkeerd is en wat in werkelijkheid goed. Hoe een beetje kwaad wordt verborgen onder datgene wat mensen goed noemen en hoe het goede wordt verborgen onder datgene wat we verkeerd noemen. Nu begint iemand de aard van dingen te begrijpen. Wat de gehele wereld verkeerd noemt kan goed zijn. Hoewel hij de wereld behaagt denkt hij tegelijkertijd eerst aan het plezier van God. Hij gaat door totdat hij door zijn eigen geweten en door zijn eigen intelligentie in plaats van het plezier van God in de wereld te vinden dat ook in zijn eigen zijn vindt. Hij begint ook in staat te zijn te zeggen: ´Ja, het is waar dat er een Schepper is, het is waar dat ik een schepsel ben. Maar waaruit heeft God me geschapen? Waarvandaan heeft Hij de gehele wereld geschapen? Uit Zichzelf of uit substantie en als substantie heeft bestaan waar is die dan vandaan gekomen?´
Door op die manier te zijn gaan denken begint hij te ontdekken dat als er iets van substantie bestaat dat het dan iets is dat Hij uit Zichzelf heeft gemaakt. Je kunt dat zien door je eigen gedachten te overwegen. Wanneer iemand opmerkt dat er een gedachte tot hem is gekomen om iets te doen, waar was die dan tevoren? Hoe is die opgestegen? Waarlijk, zijn mind heeft in dat geval iets uit niets geschapen, of iets uit hemzelf. Gedachte is wat anders dan de mind, maar tegelijkertijd is de gedachte van de mind. De mind heeft de gedachte geschapen en toch is de gedachte niet een andere substantie, maar de substantie van de mind zelf. De mind als de kenner van de gedachte echter en de schepper van de gedachte bevindt zich achter de gedachte en wanneer de gedachte is verdwenen is de mind er nog evengoed. Wanneer de gedachte is verdwenen is de mind er nog steeds. Zo is het ook met God. Hij heeft alle dingen geschapen. Zij worden een bepaalde tijd onderhouden en vervolgens uit het zicht van de mens losgelaten, maar tegelijkertijd zijn ze uit Hem tevoorschijn gekomen, uit Hem losgelaten en blijft Hij dezelfde.
Wanneer iemand de Schepper begint te begrijpen is dit dan het tweede stadium.
Het derde stadium is dat van Haqiqat. In dit stadium begint de mens de waarheid van het gehele zijn te beseffen en zal hij denken: ´Degene die ik God heb genoemd, wiens persoonlijkheid ik heb erkend en wiens genoegen en ongenoegen ik heb gezocht heeft Zijn leven via mijn ogen gezien, heeft via mijn oren gehoord. Het was Zijn adem die via mijn ademhaling is gegaan. Het was Zijn impuls die ik heb gevoeld en derhalve weet ik dat dit lichaam waarvan ik heb gedacht dat het het mijne was in werkelijkheid de ware tempel van God is. Ik heb niet beseft dat dit lichaam het heiligdom van God was´. Niet wetend dat God dit leven via de mens ervaart is men ergens anders op zoek naar Hem, in iemand die ver weg en afgescheiden van de wereld is, terwijl Hij zich daarentegen al die tijd in de mens zelf bevindt.
Het is niet de bedoeling dat zo iemand aan het werk gaat om de geloofsovertuigingen van mensen te verbreken en om te zeggen dat God zich zowel in de hemel als in zijn lichaam bevindt. Iemand zou reageren met: ´Als God zich in mijn lichaam bevindt dan zal ik niet langer die God aanbidden. Ik dacht dat God zuiver was en zich in de hemelen bevond, maar als Hij in mijn lichaam verwijlt dan kan ik het idee geen moment verdragen´. Die persoon zal bevreesd raken en gaan dwalen. Daarom wordt het in India als een grote zonde beschouwd om iemand te wekken die slaapt. Als iemand slaapt, maak hem dan niet wakker. Laat hem slapen. Het is de tijd voor hem om te slapen. Het heeft geen zin hem te wekken voordat het zijn tijd is.
Dus een mysticus begrijpt ook dat iemand die zijn tijd neemt om wakker te worden dient gewekt dient te worden om hem het idee van de mysticus te schenken. Dat zou een zonde zijn omdat hij nog niet voorbereid is om het idee te begrijpen en zijn overtuiging overhoop gehaald zou worden. Laat hem doorgaan met te denken dat God zich in Benares bevindt. Laat hem denken dat Hij zich in de tempel van Boeddha bevindt. Laat hem denken dat Hij zich in de hemel bevindt. Laat hem denken dat Hij zich in de zevende hemel boven de lucht bevindt. Het is het begin. Hij zal in de loop van de tijd evolueren en hetzelfde stadium bereiken. De rust die hij op dit moment heeft is goed voor hem. Het ontwaken komt. Alles op zijn tijd.
Dit verklaart wat er bedoeld wordt met te zeggen dat soefiesme een religieuze filosofie is. De filosofie is bekleed met religie, zodat ze niet de idealen, geloven en geloofsovertuigingen breekt van degenen die aan het begin van hun reis naar het doel staan. Naar buiten toe de religie, naar binnen toe de filosofie. Degene die wil begrijpen, zal begrijpen. ´Hij die oren heeft om te horen, laat hem horen´.
Dit verklaart ook waarom mensen in het verleden hun filosofie in mythen hebben afgebeeld, zoals de hindoes en de Grieken in hun verhalen over goden en godinnen. Zelfs in inkervingen in hout en steen, zoals in Elephanta en op heel veel andere plaatsen, worden waarheden vertegenwoordigd in afbeeldingen, die de ziener en de lezer de waarheden overbrengen die ten grondslag liggen aan alle religies.
Het vierde stadium is Marefat. Dit is de kennis die iemand die dit stadium heeft bereikt, in staat stelt God ´Waarheid´ te noemen. Hij verbindt geen enkele andere naam aan God dan waarheid. Op het einde van zijn reis heeft hij het goddelijke licht gevonden dat waarheid is, het licht dat zijn hele wezen, het gehele universum verlicht. En zelfs als er duizend universa zouden zijn dan zouden ze erdoor worden verlicht.
In de Bijbel staat dat er eerst het Woord was en vervolgens het Licht. Dat betekent dat de eerste of hoogste kennis de waarheid is. Licht schenkt kennis, woorden schenken kennis. In feite zijn ze kennis. De Koran zegt dat Allah het licht van de hemel en van de aarde is. Dat betekent de verlichting waartoe je geraakt.
Het verhaal van Aladdin die op zoek ging naar de lamp onderricht dezelfde les. Uiteindelijk bereikt de mens het stadium waarin hij in het heiligdom van God het licht vindt, het licht van waarheid dat zijn hele leven verlicht, het licht dat voldoende is voor het gehele wezen. Wanneer dit licht komt zijn alle vrees voor God, de verwarring en de puzzle verdwenen omdat alle zulke zaken te wijten zijn aan gebrek aan licht. Geen enkele moeilijkheid zou ons angst aanjagen wanneer er voor ons een licht zou zijn waarmee we die moeilijkheid doorzien. Datgene wat het hart breekt of wanhoop brengt is een moeilijkheid of een probleem dat we niet kunnen doorzien. Dit betekent dat ons probleem in het leven altijd een gemis aan licht is en niets anders. Dit betekent dat elke moeilijkheid opgelost kan worden en dat als we de aard van onze moeilijkheid begrijpen we onze weg erdoorheen zien. Het gebrek aan licht weerhoudt ons ervan in ons probleem te duiken en om de weg eruit te zien. En het is het licht dat ons de macht schenkt in onze moeilijkheid te duiken en ons de weg eruit te laten zien.
Wat we derhalve in ons leven nodig hebben is de lamp van Aladdin. Dat is wat er in het vierde stadium van de ontwikkeling wordt verworven en wat Marefat wordt genoemd.