In de Vedanta wordt adem Prana, leven, genoemd. De adem is de keten die het lichaam, het hart en de ziel met elkaar verbindt. De adem is zo belangrijk dat wanneer hij uit het lichaam verdwenen is, dit lichaam, dat zo geliefd is en waarvoor zo goed wordt gezorgd dat elk kuchje of hoestje door artsen wordt behandeld, dan van geen enkel nut meer is. Het kan dan niet in leven worden gehouden.
Het spreken is een tak van de adem. Dat wil zeggen, wanneer je spreekt moet je veel meer ademhalingen verrichten als je anders zou doen. De adem is als de hoepel waar een kind mee speelt: in overeenstemming met de kracht van de klap van de stok draait de hoepel een aantal rondjes. En wanneer die kracht opgebruikt is valt de hoepel. Zo is het ook met het tikken van een horloge. Het horloge loopt gedurende de tijd waarvoor hij is opgewonden. Dat kunnen vierentwintig uur zijn, dat kan een week zijn, maar langer dan die periode kan hij niet lopen, hoe ver hij ook is opgewonden. Of vergelijk het met de draaitol van een kind. Die draait in overeenstemming met de kracht waarmee die is opgewonden en wanneer de kracht is opgebruikt dan valt de tol omver.
Ons leven zal net zolang duren als onze eerste ademhaling. Zo veel ademehalingen. Door te spreken nemen we veel weg van ons leven. De stilte van een dag betekent een week langer leven en meer en het spreken van een dag betekent een week minder leven. Stilte is de remedie voor veel, hoewel iemand die in de wereld leeft die natuurlijk niet constant kan beoefenen. Hij zou echter op zijn woorden moeten letten; hij zou zich moeten herinneren dat hij voor elk woord dat hij spreekt in de hemel of in de hel zal worden beloond.
Vanaf de oudheid zijn er in India mystici geweest die Muni worden genoemd. Zij spreken nooit, hoewel ze allerlei andere dingen doen. Deze mystici hebben vaak veel langer geleefd dan wij nu doen; driehonderd, vijfhonderd en meer jaar.
Door niet te spreken wordt de ademhaling niet verstoord; die blijft regelmatig en gelijkmatig. De mystici hebben altijd groot belang gehecht aan de ademhaling en hebben van de studie ervan het belangrijkste doel van hun training gemaakt. Degenen die meester zijn over hun ademhaling zijn meester over hun leven. Degenen die er geen meester over zijn geworden zijn onderhevig aan allerlei soorten ziekten. Er zijn mensen die er op onbewuste wijze meester over zijn geworden, zoals boksers en worstelaars en ook sommige mensen die een rechtschapen leven hebben geleid.
In de huidige tijd zijn we zo gek op praten geworden dat wanneer iemand alleen thuis is hij ervan houdt om eropuit te gaan om maar iemand te vinden om tegen aan te praten. Vaak wanneer mensen alleen zijn praten ze tegen de objecten om hen heen. Veel mensen praten tegen zichzelf als ze niemand anders hebben om tegenaan te praten. Als het hen zou worden uitgelegd dan zouden we wellicht begrijpen hoeveel energie ze verbruiken met elk woord dat ze uitspreken. Stilte is het relaxen van mind en lichaam. Stilte is rustgevend en healend. De macht van stilte is zeer groot, niet alleen om energie en vitaliteit te winnen en te bewaren, maar ook op moreel gebied zijn er veel voordelen te behalen door stilte.
Veel van de gekten die we uitspoken zijn gekten van spraak. In een week tijd verrichten we in verhouding tot elke gekte in ons handelen duizend gekten van spraak. Vaak beledigen of kwetsen we iemand anders alleen maar door te veel te praten; als we ons hadden onthouden van spraak zouden we hem niet hebben gekwetst.
Dan is er de overdrijving. Alle idealisten, degenen die graag iets bewonderen, hebben de neiging om te overdrijven. Als iemand eropuit is gegaan en op een poster heeft gelezen dat er een Zeppelin (tijdens WO-I in Londen, vert.) in aantocht is dan wil hij zijn vrienden bang maken en zegt hij meteen dat er twintig Zeppelins in aantocht zijn. En wanneer zijn vrienden zijn gealarmeerd voelt hij een zekere bevrediging. Wanneer idealisten een voorliefde voor iemand hebben dan vertellen ze hem dat hij de zon en de maan in de hemelen is. Er is geen enkele noodzaak dit allemaal te zeggen.
Door te praten ontwikkelt iemand ook een neiging tot contradictie. Wat er ook maar wordt gezegd, hij wil het tegenovergestelde standpunt innemen. Hij wordt als een bokser of een worstelaar: wanneer er niemand is om mee te boksen of te worstelen dan is hij teleurgesteld, zo intens is zijn neiging om te praten.
Ik was ooit op een receptie in het huis van een vriend en daar was iemand die met elke gast ruzie maakte zodat ze er allemaal moe van werden. Ik probeerde hem te vermijden maar iemand stelde ons aan elkaar voor en toen hij hoorde dat ik een filosofieleraar was, dacht hij: ´Dit is degene die ik wil´. En het eerste wat hij zei, was: ´Ik geloof niet in God´. Ik vroeg: ´Is dat zo? Geloof je dan niet in deze manifestatie en in de schoonheid van deze wereld van variëteit en geloof je dan niet dat er zich een macht achter dit alles bevindt die dit alles produceert?´ Hij antwoordde: ´Ik geloof in dat alles, maar waarom zou ik een persoonlijkheid aanbidden, waarom zou ik hem God noemen? Ik geloof erin maar ik noem het niet God´. Ik zei tegen hem: ´Je gelooft dat elk gevolg een oorzaak heeft en dat er voor al deze oorzaken een oorspronkelijke oorzaak moet zijn. Jij noemt het oorzaak, ik noem het God; dat is hetzelfde. Je salueert voor de een of andere officier, je buigt voor de een of ander superieur, bijvoorbeeld voor je vader of voor je moeder, je bemint en aanbidt een of ander mooi mens, voor wie je een gevoel van respect hebt, de een of andere macht waarvoor jij je hulpeloos voelt. Hoe groots moet dan niet de Persoon zijn die dit alles heeft geproduceerd en dit alles onder controle heeft en hoe veel meer is Hij de aanbidding niet waardig!´ Hij antwoordde: ´Maar ik noem dat geen goddelijkheid, ik noem het een universele macht, een affiniteit die op mechanische wijze werkzaam is, alles harmoniserend´. Als ik hem bij één punt wilde houden, rende hij naar een ander; en wanneer ik hem daar volgde, rende hij weer naar een ander totdat ik uiteindelijk daarmee ophield, denkend aan de woorden van Shankaracharya: ´Alle onmogelijke dingen kunnen mogelijk gemaakt worden behalve het leiden van de mind van een dwaas naar het punt van waarheid´.
De neiging om tegen te spreken kan zo zeer toenemen dat sommige mensen wanneer ze zelfs hun eigen ideëen om zich heen horen ze het tegenovergestelde standpunt innemen teneinde een positie in te nemen om te discussiëren. Er is een perzisch gezegde: ´O Stilte, gij zijt en onschatbare zegen, gij bedekt de gekten van de dwaas en schenkt inspiratie aan de wijze!´
Hoe veel dwaze dingen zeggen we niet enkel uit gewoonte om te praten! Hoe veel nutteloze woorden zeggen we niet! Als we aan iemand worden voorgesteld dan moeten we praten; als we dat niet zouden doen dan worden we onbeleefd gevonden. Dan komen er zo´n conversaties als: ´Het is zo´n fijne dag; het is koud´, of wat het weer dan ook moge zijn, etc.; zulke praat zonder enige aanleiding verandert op den duur in een ziekte, zodat iemand niet door kan gaan zonder het hoofd van anderen leeg te maken door over nutteloze zaken te praten. Hij kan geen ogenblik zonder leven dankzij zijn zelf-interesse; hij wordt zo gek op praten dat hij soms zijn gehele levensverhaal vertelt aan een vreemde, hem ervan weerhoudend om te praten, hoewel die persoon zeer verveeld kan zijn en zou willen zeggen: ´Wat gaat mij dit alles aan?´ En mensen vertellen ook geheimen waarvan ze achteraf spijt hebben dat ze ze hebben verteld.
Onder dezelfde ban laat iemand ongeduld in zijn woorden, een trots, een vooroordeel, zien waarvan hij achteraf spijt heeft. Het is het gebrek aan beheersing over het spreken dat dit alles veroorzaakt. Het woord wordt soms meer geprezen dan de schat van de gehele wereld en nogmaals het is het woord dat iemand naar het zwaard doet grijpen.
Er zijn verschillende manieren om inspiratie te ontvangen, maar de beste manier is stilte. Alle mystici hebben gezwegen. Tijdens mijn reizen door India zwegen alle grote mensen die ik heb ontmoet minstens een paar uur en sommigen vierentwintig uur per dag.
Er was ooit in Hyderabad een mysticus genaamd Shah Khamush. Hij werd vanwege zijn stilte zo genoemd. In zijn jeugd was hij een zeer slimme en energetische jonge man en op een dag ging hij naar zijn murshid en zoals gewoonlijk had hij de een of andere vraag te stellen zoals dat gebruikelijk is bij een leerling. De murshid zat in extase en omdat hij geen zin had om tegen hem te praten zei hij: ´Wees stil´. De jongen werd zeer getroffen. Hij had nooit eerder zulke woorden van zijn murshid gehoord, die altijd zo vriendelijk, geduldig en bereidwillig was om zijn vragen te beantwoorden. Het was echter een les die voldoende was voor zijn gehele leven, want hij was een intelligent persoon. Hij ging naar huis en sprak niet tegen zijn familie, zelfs niet tegen zijn ouders. Toen sprak zijn murshid, hem zo ziend, niet meer tegen hem. Vele jaren lang sprak Shah Khamush nooit en zijn paranormale macht werd zo groot dat het voldoende was hem aan te kijken om geïnspireerd te raken. Waar hij ook keek, inspireerde hij. Hij healde alles waar zijn blik op viel. Dit gebeurde niet zo heel lang geleden, wellicht zo´n vijfentwintig jaar geleden.
Er is een bedwelming in activiteit en tegenwoordig is de activiteit zo toegenomen dat er van ´s morgens vroeg tot ´s avonds laat geen ontspanning is vanwege onze dagelijkse bezigheden die ons constant in beweging houden. En ´s nachts zijn we zo moe dat we alleen maar willen slapen en de volgende morgen begint de activiteit weer opnieuw. Door dit soort leven wordt er veel vernietigd; de mens is zozeer uit op zijn pleziertjes dat hij niet denkt aan het leven dat er is om van genoten te worden. Elke persoon zou tenminste een uur per dag moeten hebben om kalm, om stil te zijn.
Na de stilte van de spraak komt de stilte van het denken. Soms zit iemand stil zonder te spreken, maar springen zijn gedachten de hele tijd op en neer. De mind kan de gedachten niet willen, maar ze komen toch. De mind wordt op hen losgelaten als een balzaal en zij dansen om hem heen. Er zou een gedachte zo belangrijk gemaakt moeten worden dat alle andere gedachten erdoor worden verdreven.
Wanneer de gedachten tot zwijgen zijn gebracht komt de stilte van het voelen. We mogen iemand niet tegenspreken, er mag geen gedachte tegen hem in onze mind zijn, maar als er ook maar het minste gevoel tegen hem in ons hart is, zal hij dat voelen. Hij zal voelen dat er zich verbittering jegens hem in dat hart bevindt. Dat is ook het geval met liefde en affectie.
Het abstracte betekent dat bestaan voorbij onze wereld waarin alle vormen van bestaan zich vermengen, waarin ze elkaar allemaal tegenkomen en dit abstracte heeft zijn geluid. Wanneer dat geluid ook tot zwijgen wordt gebracht en iemand daaraan voorbij gaat dan bereikt hij de hoogste staat, Najat, het Eeuwige; maar er is zeker een grote inspanning nodig om deze staat te bereiken.