De betovering van het leven

Je vraagt je soms af waarom God de mens zo zwak heeft gemaakt dat hij vaak onderhevig is aan het kwade en je zou zelfs denken dat dit heel onrechtvaardig van God is. Maar dat is niet zo en deze kwestie wordt erg goed uitgelegd in een verhaal uit Duizend en Een Nacht.

Er was een koning die een bediende had die een groot dronkaard was. Op een dag, toen hij zich wilde amuseren, vertelde de koning de andere bedienden om deze man veel drank te geven en hem in zijn eigen bed te stoppen wanneer hij helemaal dronken was. Toen de dag aanbrak waren er musici aan het spelen, zoals de gewoonte was, en waren er tien of twaalf meiden in de kamer van de koning aan het zingen om hem te wekken.

Toen de bediende wakker werd dacht hij: ´Wat is er met me gebeurd? Gisterenavond was ik een bediende en nu lig ik in het bed van de koning en is alles koninklijk! Ben ik een bediende of een koning?´ Toen hij naar de meiden keek, bogen zij allen. Elke meid noemde hem ´Uwe Majesteit´.

Hij stond op en ging naar buiten. Toen kwam hij bij de Durbar. Daar werd hij geplaatst op een troon en kwamen alle vizieren, bogen voor hem en dienden hun verzoeken in. Hij dacht: ´Ik moet een koning zijn. Als ik slechts in de slaapkamer een koning zou zijn geweest dan zou dat niets hebben voorgesteld, maar hier buigt ook iedereen en zegt: ´Uwe Majesteit!´ De gehele dag genoot hij van zijn koningschap. ´s Avonds echter kwam zijn vrouw. De avond daarvoor toen hij niet thuis kwam had ze gedacht dat hij wellicht ergens dronken lag. Zij zocht hem overal en toen ze hem niet kon vinden ging ze naar het paleis. Niemand hield haar tegen omdat de koning zijn bevelen had gegeven. Toen haar man haar zag keek hij haar aan alsof ze dood was. Hij dacht: ´Ik kan niet een koning zijn, want als ik dat zou zijn dan zou mijn vrouw hier niet zijn. Ik zal met haar mee moeten gaan!´ Zij vroeg: ´Wat doe jij hier? Je bent niet thuis gekomen; ik had geen voedsel en jij was je hier aan het amuseren. Kom met me mee´. Hij zei: ´Ik ken jou niet. Ga weg´. Zij zei echter: ´Je bent mijn man, kom met me mee´. En zij sleurde hem mee terwijl hij maar bleef zeggen. ´Ik ben een koning, ik ben een koning´.

Het is de situatie waarin we ons bevinden die ons dit of dat laat geloven. Wat de ziel ook ervaart, daarvan gelooft ze dat zij dat is. Als de ziel het uiterlijke zelf als een baby ziet is ze ervan overtuigd dat ze een baby is. Als ze het uiterlijke zelf als oud ziet is ze ervan overtuigd dat ze oud is. Als ze het uiterlijke zelf in een paleis ziet dan is ze ervan overtuigd dat ze rijk is. Als ze dat zelf in een hut ziet dan denkt ze dat ze arm is. Maar in werkelijkheid is er slechts: ik ben.

Dit is de betovering van het leven, waardoor de mens betoverd is. Hafiz zegt: ´Voor onze geboorte hebt gij ons een slok wijn gegeven´. En Jami zegt: ´O Saki, wijnschenker, vergeef me, het is mijn jeugd. Soms omhels ik de wijnfles en kus die. Soms gooi ik de fles weg´. Zo zijn we allemaal. De pop van een kind wordt soms omhelsd en gekust en op een ander moment wordt die op de grond gegooid en kapot gemaakt en wordt er in plaats daarvan iets anders opgetild. Het ene moment zeggen we dat iemand onze vriend is, het andere moment zeggen we dat hij onze vijand is. Het ene moment zeggen we dat we van dit land houden, het andere moment is het onze vijand. Alnaargelang onze kinderlijkheid veranderen we.

De mens rent in zijn droom van het leven achter voorbijtrekkende wolken aan. En wanneer wordt hij wakker? Wanneer de echtgenote komt. En wat is de echtgenote? De echtgenote is het vernietigende van de natuur; en wanner ze komt als de dood ziet hij dat alles wat hij had en alles wat hij zijn wil noemde achter wordt gelaten: zijn naam, zijn faam, zijn bezittingen. Alles is er voor degenen die leven en voor hem is er slechts het graf. Hij kan niets met zich meenemen. Dan beseft hij dat niets van dit alles hem eeuwigdurende vrede en bevrediging kan schenken en zoekt hij naar iets dat hem dat wel kan schenken.

Het is slechts een kwestie van zijn ego, zijn bewustzijn. In het hindoestaans is er een gezegde: ´De nederigheid van de wijze raakt niet verloren. Het zaad gaat het stof binnen om een plant te worden´. Wanneer de wijze zich heeft vernederd in het stof zal dit stof hem doen opbloeien. Dit is niet hetzelfde als meesterschap, hoewel het hem voorbereidt op de hogere graden.

De Koran zegt: ´Mutu kubla anta Mutu´. Sterf alvorens te sterven. De soefi sterft voordat hij sterft en ervaart in het leven wat de omstandigheid na de dood zal zijn. Met andere woorden: hij nodigt zijn vrouw uit om hem te bezoeken en verwelkomt haar via zijn koningschap zodat hij niet door haar teruggesleurd hoeft te worden maar zelfs geniet van het leven met haar, met zijn vrouw op aarde; met andere woorden: hij wordt een levende dode.

Wanneer iemand op intellectuele wijze heeft begrepen dat deze gehele manifestatie van een Wezen af is gekomen, is hij geneigd te zeggen: ´Wat zouden we moeten aanbidden, wat zouden we moeten bewonderen, als wij zelf alles zijn? Of voor wie zouden we dan bang moeten zijn?´ Hij vergeet echter zijn eigen persoon. Als hij is samengesteld uit zo veel verschillende organen en verschillende atomen en plannen en tegelijkertijd toch één persoon kan zijn, waarom zou het gehele Zijn dan niet één persoon zijn? We weten op intellectuele wijze dat we allen één zijn. Maar wanneer iemand ons beledigt kunnen we dat niet verdragen en denken we niet langer dat hij hetzelfde als ons is. Wanneer iemand ons heeft gekwetst dan geven we hem daarvan de schuld. We staan niet stil bij de gedachte dat hij hetzelfde als ons is, dus waarom zouden we hem dan de schuld ervan geven?