Van beperking naar volmaaktheid (1)

De rotsen, de bomen, de dieren en de mensen vertonen ieder op hun beurt een gerichtheid op het zoeken van volmaaktheid. De rotsen zijn erop gericht zich in bergen te veranderen die opwaarts reiken; en de golven reiken altijd opwaarts alsof ze aan het proberen zijn iets te bereiken wat buiten hun bereik ligt. De vogels zijn op hetzelfde gericht. Het is hun vreugde om in de lucht te vliegen en opwaarts te gaan. Veel dieren zijn erop gericht om op hun achterpoten te staan; en de mens, de culminatie van de schepping, is er vanaf de kindertijd op gericht op rechtop te staan. Een baby die nog niet in staat is om te staan beweegt met zijn kleine handjes en beentjes en laat zo de wens om op te staan zien.

Dit laat allemaal de wens naar volmaaktheid zien. De wet van de zwaartekracht is met half bekend aan de wereld van de wetenschap, die gelooft dat de aarde alles wat haar toebehoort naar zich toetrekt. Dat is waar. Maar de spirit trekt ook alles aan wat hem toebehoort en die andere kant aan de wet van de zwaartekracht is altijd bekend geweest aan de mystici. De wet van de zwaartekracht is van twee kanten af werkzaam: van de kant van de aarde die alles wat tot de aarde behoort naar zich toetrekt en van de kant van de spirit die de ziel naar zich toe trekt. Zelfs degenen die zich onbewust zijn van deze zwaartekracht streven ook volmaaktheid na, want de ziel wordt constant naar de spirit toe getrokken. Zij zoeken evengoed naar volmaaktheid. De mens is in de kleine dingen van het dagelijkse leven nooit tevreden met wat hij heeft; hij wil alijd maar meer, of het nu een hogere rang, weelde of faam is. Hij is dit altijd aan het nastreven.

Dit laat zien dat het hart als een magische schaal; hoe veel je er ook ingiet, zij wordt alleen maar dieper; en ze blijft altijd maar leeg. De reden waarom de mens nooit tevreden is is dat hij op onbewuste wijze volmaaktheid nastreeft; degenen echter die op bewuste wijze volmaaktheid nastreven hebben een andere manier. Niettemin is elk atoom van het universum bedoeld om te worstelen en zich in te spannen teneinde ooit volmaakt te worden. Met andere woorden: als een ziener toevallig in de bergen is dan zal hij de bergen continu horen huilen: ´Wij zijn aan het wachten op de dag waarop iets in ons zal ontwaken. Er zal een dag van ontwaking komen, van ontplooiing, we zijn er zwijgend op aan het wachten´. Als hij het woud in zou gaan en de bomen daar zag staan dan zouden zij hem vertellen dat zij ook geduldig aan het wachten waren. Je kunt het voelen; hoe langer je daar zit hoe beter je voelt dat de bomen aan het wachten zijn op het moment waarop er een ontplooiing zal zijn. Zo is het met alle wezens; de mens wordt echter zo geabsorbeerd in zijn alledaagse handelingen en in zijn hebzucht dat hij zich niet bewust lijkt te zijn van dat aangeboren verlangen naar ontplooiing. Zijn alledaagse taken, zijn inhaligheid en zijn wreedheid naar andere wezens houden hem continu bezig en dat is de reden waarom hij niet de continue kreet van zijn eigen ziel hoort om te ontwaken, om zich te ontplooien, om opwaarts te reiken, om zich uit te breiden en om richting volmaaktheid te gaan.

Het is de natuur van God om Zijn eigen volmaaktheid te willen verwerkelijken. Een kunstenaar wil het beste wat er in hem bevindt naar buiten brengen; daarin ligt zijn tevredenheid. In elke ziel is er een hunkering om wat er van binnen aan het wachten is naar buiten te brengen en dat naar een culminatie te brengen. En zodra zij dit verlangen heeft verwerkelijkt is het doel van de geboorte van die ziel op aarde volbracht.

De natuur van de Schepper is hetzelfde als de natuur van de schepsels. Zijn tevredenheid ligt ook in de verwerkelijking van volmaaktheid. Met dit doel werd alles geschapen; Zijn natuur werd volmaakt door door dit gehele proces te gaan, waarin de vervulling van Zijn eigen verlangen ligt.

Alles wat er zich in onze natuur bevindt, bevindt zich in de natuur van God. Het enige verschil is dat God groot is en wij klein; wij zijn beperkt en God is onbeperkt; wij vertegenwoordigen onvolmaaktheid, God vertegenwoordigt volmaaktheid. Als wij slapen, slaapt God ook; als wij onbewust kunnen zijn dan is er ook het onbewustzijn van God. In de Bijbel staat geschreven dat de mens naar het beeltenis van God werd geschapen. Als je God wenst te bestuderen dan dien je de mens te bestuderen.

Is het voor de mens mogelijk om volmaaktheid te bereiken? Als je ziet hoe beperkt de mens is dan kun je nooit geloven dat hij aanspraak kan maken op volmaaktheid. Er komt geen einde aan zijn beperktheid en hij kan zelfs niet begrijpen wat volmaaktheid betekent. Je wordt pessimistisch wanneer het een kwestie van volmaaktheid is. Toch lezen we in de Bijbel de woorden van Christus: ´Wees volmaakt gelijk uw Vader in de hemel´; dit laat zien dat er inderdaad een mogelijkheid ertoe bestaat. Alle filosofieën, alle religies en heilige leringen zijn bedoeld om die verwerkelijking die volmaaktheid wordt genoemd te bewerkstelligen. Enige filosofie of religie die dit pad naar volmaaktheid niet kent is gecorrumpeerd en faalt; iets mist daarin. Als we echter naar religie kijken als één en dezelfde religie in alle tijden, gegeven door verschillende meesters van de mensheid en toch geïnspireerd door één en dezelfde Spirit van Leiding, één en hetzelfde licht van wijsheid, dan zien we dat ze allen dezelfde waarheid hebben gegeven. Die variëert slechts wanneer die wordt uitgelegd om mensen van verschillende leeftijden, tijdsperioden en rassen te bevredigen. Op deze manier verschilt ze. Maar de onderliggende waarheid van alle religies is één en dezelfde en wanneer een prediker leert dat volmaaktheid niet voor de mens is, corrumpeert hij de lering die in alle religies wordt gegeven; hij heeft die niet begrepen. Hij hangt een bepaalde religie aan, maar hij begrijpt die niet, want het hoofddoel van elke religie is je inspannen in de richting van volmaaktheid.

Veel mensen die op zoek zijn naar kennis zeggen: ´Wat wij in de huidige werld willen is een grotere harmonie, een grotere vrede en betere omstandigheden. Wij willen geen volmaaktheid´. Christus heeft echter in de Bijbel gezegd: ´Zoekt u eerst het koninkrijk van God en alles zal u toegevoegd worden´. Iedere mens is erop gericht om eerst al het andere te zoeken en het koninkrijk van God tot het laatst te bewaren. Datgene wat als eerste gezocht zou moeten worden wordt tot het laatst bewaard; dat is de reden waarom de mensheid zich niet in de richting van volmaaktheid ontwikkelt.

Bezigheden als oorlog en de voorbereiding op oorlog kunnen geen beschaafde bezigheden genoemde worden. Het is jammer dat de mens in deze periode van beschaving oorlogen heeft; en toch denken we dat we beschaafder zijn dan de mensen uit de oudheid! Eeuwen eerder dan Christus heeft Boeddha geleerd: ´Ahimsa paramo dharma ha´ - argeloosheid is de essentie van religie. En hij onderrichtte de mensen om zelfs voor de kleinste insecten vriendelijk te zijn; hij onderrichtte ze de broederschap van alle dingen. En wij houden ons bezig met oorlogen! Onder de omstandigheden die er vandaag heersen kunnen we overal in de wereld oorlog verwachten. Waarom is dat zo? Het komt allemaal door op de verkeerde manier naar volmaaktheid te zoeken. In plaats van dat er spirituele volmaaktheid wordt gezocht wordt er aardse volmaaktheid gezocht; maar wat de aarde vasthoudt is beperkt en wanneer iedereen strijdt voor aardse volmaaktheid dan zal de aarde niet in staat zijn aan de eisen te voldoen. Of we nu wel of niet krijgen wat we willen, er zal een continue strijd zijn.

De belangrijkste manier om naar volmaaktheid te zoeken is via religie. Religie heeft vijf verschillende aspecten en haar voornaamste aspect en fundament is geloof in God. Wat is God? De gedachte van een persoonlijke God spreekt niet veel mensen aan, hoewel ze het idee van een abstracte God zouden kunnen accepteren. Zij vergeten echter dat iets abstracts geen levend wezen kan zijn. Je kunt niet zoiets abstracts als ruimte God noemen. Ruimte is ruimte. Je kunt noch ruimte noch tijd God noemen. Ruimte is een conceptie van ons zelf en op dezelfde manier is tijd ook een conceptie. In werkelijkheid bestaan ze niet.

Wat onbeperkt is, kan niet begrepen worden en wat niet begrepen kan worden is naamloos. We kunnen iets wat begrijpbaar is een naam geven; als het onbegrijpbaar is kunnen we het geen naam geven omdat we het niet kennen. En wanneer we degenen in ogenschouw nemen die in een persoonlijke God geloven dan geloven velen van hen louter in een bepaalde wet die in de naam van God is gegeven; zij verrichten goede werken omwille van God, maar tegelijkertijd weten ze alleen maar dat er ergens een God is.

Geen van deze twee typen mensen die in God geloven heeft een conceptie van de ware betekenis van het Gods-ideaal. Zij hebben louter een geloof in God en dat brengt je niet veel verder. Het Gods-ideaal is in werkelijkheid een opstap in de richting van de kennis van spirituele volmaaktheid. Die hogere kennis kan via het Gods-ideaal worden verworven. En degenen die erop wachten dat er voor hun ogen een God getoond zal gaan worden of die een bewijs willen voor het Wezen van God, vergissen zich. Datgene wat niet vergeleken kan worden, wat niet benoemd kan worden, kan niet getoond worden.

Je ziet bijvoorbeeld licht. Licht is voor jou te begrijpen omdat er duisternis tegenover staat. Dingen worden door hun tegengestelde gekend. Daar God geen tegengestelde heeft, kan God niet op dezelfde manier als de dingen van de aarde gekend kunnen worden, gekend worden. Bovendien is God verklaren God onttronen; het minder er gezegd wordt hoe beter; en toch is voor degenen die op zoek zijn naar volmaaktheid de kennis van God nodig.

Verschillende religies hebben verschillende concepties van God; niet alleen religie echter, maar ook ieder mens heeft zijn eigen conceptie van God. We kunnen ons geen enkel wezen voorstellen zonder in onze mind een voorstelling van deze wezen te maken. Als iemand bijvoorbeeld ons een sprookje over elfjes zou vertellen dan is het eerste wat we zouden doen ons een conceptie te maken van een elfje, hoe het er uit zou zien. Als iemand ons over een engel vertelt dan maken we ons er een conceptie van. Het is een natuurlijke gerichtheid om je een conceptie te maken in overeenstemming met je eigen ervaring en derhalve heel dicht bij je eigen zelf. Een menselijk wezen denkt niet aan een engel of een elfje als een vogel of een dier, maar als iets als zichzelf. Als dit waar is dan is het niet verkeerd als iemand zijn eigen idee van God heeft. Het is echter een grote fout van de kant van degenen die dat idee weg willen nemen en die persoon een ander idee willen geven. Dat is niet juist. Niemand kan een ander zijn eigen conceptie van God geven, omdat iedereen die voor zichzelf werkelijk dient te maken. De profeten van alle tijden hebben wat idealen gegeven om de mens te helpen zich een conceptie van God te vormen. Er is gezegd: ´Als je geen God hebt, maak er dan een´. Dat is de juiste manier en de gemakkelijkste manier om de onbeperkte waarheid te verwerkelijken.

In het verhaal over de oosterse Romeo en Julia, Leila en Majnun, zei iemand tegen Majnun, de jonge minnaar: ´Leila is niet mooi. Wat is zij? Waarom houd je zoveel van haar?´ En Majnun zei nederig: ´Om Leila te zien dien je de ogen van Majnun te lenen´. De conceptie van God is anders en duidelijk onderscheiden voor iedereen en je kunt niet je conceptie van God aan een ander geven.

Er wordt een ander verhaal verteld over een huisvrouw die een grote feestmaaltijd aan het voorbereiden was. Toen haar echtgenoot thuis kwam vroeg hij: ´Mijn goede vrouw, waarom heb je een feestmaaltijd voorbereid? Is het een verjaardag? Wat is het?´ Zij antwoordde: ´Het is meer dan een verjaardag, het is een grote dag voor mij´. Hij drong echter aan: ´Wat is het?´ Zij antwoordde: ´Mijn echtgenoot, ik heb nooit gedacht dat jij in God geloofde´. Hij vroeg: ´En hoe ben je daar achtergekomen?´ Zij antwoordde: ´Terwijl jij je in je slaap omdraaide uitte jij de naam van God en ik ben zo dankbaar´. Hij zei: ´Helaas. Dat wat zo heilig en geheim was in mijn hart is vandaag onthuld. Ik kan dat niet langer aanvaarden en leven´. En hij viel dood neer. Zijn conceptie van God was te heilig voor hem.

Er bestaat innerlijke expressie en er bestaat uiterlijke expressie en we weten niet altijd wat wat is. We kunnen denken dat veel mensen ver verwijderd zijn van het Gods-ideaal terwijl ze veel dichter bij God zijn dan wijzelf. Het is voor iedereen moeilijk om te beoordelen wie er dicht bij God is en wie niet. Het is zelfs moeilijk om in ons leven te weten wat onze vriend behaagt en wat hem niet behaagt. Hoe alerter we zijn om onze vriend te willen behagen, hoe meer we ontdekken hoe moeilijk het is om te weten wat hem zal behagen en wat niet. Niet iedereen weet het, maar het licht van vriendschap is dan ook niet in iedereen ontstoken. Soms blijft het een woord in het woordenboek. Degene die vriendschap heeft geleerd heeft religie geleerd. Degene die vriendschap heeft geleerd heeft spirituele kennis verworven. Degene die vriendschap heeft geleerd hoeft verder weinig meer te leren; zeden worden in Perzië vriendschap genoemd.

Wanneer we het genoegen en ongenoegen van onze eigen vrienden in deze wereld niet kunnen begrijpen, hoe kunnen we dan het genoegen en het ongenoegen van God begrijpen? Wie op aarde kan zeggen dat God met dit of met dat tevreden is? Niemand zou ooit de macht kunnen hebben om regels en wetten te maken, zeggend dat God hier tevreden over is en daar ontevreden over.

Een ander aspect van religie is het aspect van de leraar. Bijvoorbeeld Christus. Er zijn mensen die goddelijkheid in Christus zien. Zij zeggen: ´Christus was God, Christus is goddelijk´. En er zijn andere mensen die zeggen: ´Christus was een mens, een mens zoals wij allemaal´. Als we deze kwestie bekijken dan zien we dat degene die zegt: ´Christus is goddelijk´, het niet bij het verkeerde eind heeft. Als er al enige goddelijkheid getoond wordt dan is dat in de mens. En degene die zegt: ´Christus was een mens´, heeft het ook niet bij het verkeerde eind. Christus heeft zich gemanifesteerd in het gewaad van de mens. Degenen die niet willen dat Christus een mens is, halen de grootsheid en de heiligheid van het menselijk wezen naar beneden door hun argument, door te zeggen dat de mens uit zonde wordt gemaakt en door Christus van de mensheid te scheiden. Er is echter niets mis met Christus God of goddelijk te noemen. Het is in de mens dat die goddelijke volmaaktheid gezien moet worden. Het is in de mens dat die goddelijkheid wordt gemanifesteerd. Christus´ eigen woorden zijn: ´Ik ben Alfa en Omega´. Veel mensen sluiten hiervoor hun ogen, maar degene die heeft gezegd: ´Ik ben Alfa en Omega´, heeft ook voor de komst van Jezus bestaan en degene die zegt: ´de eerste en de laatste´, dient ook na Jezus te bestaan.

In de woorden van Christus bevindt zich het idee van volmaaktheid. Hij identificeert zichzelf met die spirit waarvan hij zich bewust was. Christus was zich niet bewust van zijn menselijke deel, maar van zijn volmaakte wezen toen hij zei: ´Ik ben Alfa en Omega´. Hij identificeerde zichzelf hier niet met zijn wezen dat bekend is als Jezus. Hij identificeerde zichzelf met die spirit van volmaaktheid die vóór Jezus heeft geleefd en zal blijven leven tot het einde van de wereld, voor de eeuwigheid. Als dit zo is wat maakt het dan uit als sommigen zeggen: ´Boeddha heeft ons geïnspireerd´, en miljoenen door Boeddha worden geïnspireerd? Het is slechts een verschil in naam. Het is allemaal Alfa en Omega. Als anderen zeggen Mozes of Mohammed of Krishna, wat maakt dat dan voor verschil? Waar kwam de inspiratie vandaan? Was dat niet uit één en dezelfde spirit? Was het niet dezelfde Alfa en Omega waarvan Jezus Christus zich bewust was? Wie er ook maar de boodschap aan de wereld geeft, wat voor verlichte menselijke wezens ook maar duizenden en duizenden miljoenen mensen in de wereld hebben doen opstaan, ze kunnen niet anders zijn dan dezelfde Christus die door de een met deze naam wordt benoemd en door de ander met een andere naam. Toch veroorzaakt menselijke onwetendheid altijd oorlogen en rampen ter wille van verschillende religies, verschillende gemeenschappen, vanwege de belangrijkheid die ze hun eigen conceptie toedichten, hun eigen gecorrumpeerde conceptie die verschilt van een andere. Zelfs nu is er aan de ene kant materialisme en aan de andere kant dweperij. Wat er heden nodig is is het vinden van de eerste en de laatste religie, het komen tot de boodschap van Christus, tot goddelijke wijsheid, zodat we wijsheid in al de verschillende vormen ervan herkennen, in welke vorm die ook maar aan de mensheid is gegeven. Het maakt niet uit of dat het Boeddhisme, de Islam, het Jodendom, de leer van Zarathustra of het Hindoeïsme is. Het is één wijsheid, die roep van de Spirit die de mens aanzet om boven beperking uit te stijgen en volmaaktheid te bereiken.

Het derde aspect van religie is de manier van aanbidding. Er zijn in verschillende tijdperken veel mensen geweest die de zon hebben aanbeden, maar zij hebben evengoed geloofd in God. De zon was slechts een symbool. Zij dachten: ´Dit is een licht dat niet afhankelijk is van olie of van iets anders, iets wat blijvend is´. En dan waren er anderen die heilige bomen, heilige plaatsen, rotsen en bergen van oude overleveringen hebben aanbeden; en weer anderen die helden van grote reputatie of leraren en meesters van de mensheid hebben aanbeden. Allemaal hadden niettemin een goddelijk ideaal en de vorm waarin zij hebben aanbeden doet er niet toe.

De Arabieren in de woestijn, waar geen huis was, geen gebouw om naar toe te gaan, stonden in de open lucht en bogen diep in de open lucht bij zonsondergang en zonsopkomst. Het was allemaal aanbidding van God; die werd in die vorm gegeven. De Hindoes maakten allerlei soorten idolen om de mens te helpen zijn mind te focussen op specifieke objecten. Dit waren allemaal verschillende voorschriften gegeven door de doktoren van de zielen. Het waren geen heidenen of ketters; ze werden door de wijzen slechts op een andere manier onderricht; er werd hen verschillende gedachten, verschillende manieren gegeven net zoals een doktor verschillende voorschriften zou geven aan verschillende mensen teneinde dezelfde genezing te verwerven. Derhalve vormt een verschil in aanbidding nog geen verschil in religie. Religie is één en dezelfde ondanks duizend verschillende manieren om te aanbidden.

Het vierde aspect is het morele aspect. Verschillende religies hebben verschillende morele principes onderricht; maar tegelijkertijd is er één menselijk, moreel principe waarop alles wordt gebaseerd en dat is rechtvaardigheid. Dit betekent niet rechtvaardigheid in principe en in regels en reguleringen, maar het betekent die éne, ware, religieuze wet die zich in de mens bevindt, die in de mens wordt gewekt. Als de ziel zich ontvouwt wordt deze wet hem steeds duidelijker: wat is rechtvaardig en wat niet. Wat het prachtigste is omtrent deze wet is dat een dief of een verknipt of onrechtvaardig iemand uiterst onrechtvaardig jegens anderen kan zijn, maar als iemand jegens hem onrechtvaardig is, zal zeggen: ´Hij is onrechtvaardig jegens mij´. Dit laat zien dat hij ook rechtvaardigheid kent. Als hij met anderen te doen heeft vergeet hij die, maar wanneer het hemzelf betreft dan kent hij rechtvaardigheid heel goed. Wij zijn allemaal verantwoordelijk voor onszelf volgens die religieuze wet. Als we die niet in acht nemen dan resulteert dat vanzelf in zich niet gelukkig voelen; alles wat verkeerd gaat, gaat verkeerd door één reden en dat is dat we niet naar onszelf luisteren.

Het vijfde aspect van religie is zelf-verwerkelijking. Dit is het hoogste aspect en alles wat we doen leidt daar naar toe: gebeden, concentratie, goede handelingen, goede gedachten. En hoe wordt die verworven? Sommige mensen zeggen dat we God verwerkelijken door zelf-verwerkelijking. Maar dat is niet zo, want we kunnen slechts het zelf verwerkelijken door de verwerkelijking van God. Wanneer iemand ook maar probeert om het zelf te verwerkelijken en God weglaat, dan vergist hij zich.

Het is voor de mens heel moeilijk om zijn ware zelf te verwerkelijken, omdat het zelf dat hij kent zeer beperkt zelf is. Het zelf waartoe hij wordt gewekt vanaf de tijd van de geboorte, het zelf dat binnenin hem een conceptie van zichzelf heeft gemaakt is zeer beperkt. Hoe trots en verwaand hij ook mag zijn en hoe goed zijn idee over zichzelf ook mag zijn, toch kent hij in zijn meest innerlijke wezen zijn beperking, de kleinheid van zijn wezen. Hij kan een zeer succesvol generaal zijn, hij kan een koning zijn; hij ontdekt echter zijn beperking wanneer de tijd voor hem komt om zijn koninkrijk kwijt te raken. Dan weet hij dat hij niet werkelijk een koning is. Aardse grootheid maakt hem niet groots. Als er al iets is wat hem groots kan maken dan is dat alleen maar het wegvagen van zichzelf en in de plaats daarvan God te vestigen. Degene die wil beginnen met zelf-verwerkelijking kan veel intellectuele en filosofische principes hebben, maar hij zal zich in een warboel begeven en nergens uitkomen. Dit zijn verkeerde methodes.

Er zijn mensen die zeggen: ´Ik ben God´. Dat is een belediging, domheid; het is dwaas zulke dingen te zeggen. Zij beledigen het grootste ideaal dat de profeten en kenners van de mensheid altijd hebben gerespecteerd. Zulke mensen kunnen nooit spirituele volmaaktheid bereiken. Om spirituele volmaaktheid te bereiken is het als eerste nodig dit valse zelf te vernietigen. Eerst dient dit waandenkbeeld te worden vernietigd; en dit wordt gedaan op de manieren die door grote leraren zijn onderricht, manieren van concentratie en meditatie, door de macht waarvan je jezelf vergeet en je bewustzijn van jezelf verwijdert, met andere woorden: opstijgt uit je beperkte wezen. Op deze manier vaagt iemand zichzelf weg uit zijn eigen bewustzijn en plaatst hij God in zijn bewustzijn in plaats van zijn beperkte zelf. En op deze manier is het dat hij die volmaaktheid bereikt die elke ziel aan het zoeken is.