Elke studie in de psychologie laat zien dat succes en geluk in het leven gevonden worden in het één doel voor ogen hebben. Om zich te focussen neemt de mind een enkele richting; en concentratie van visie moet wel doelgerichte toewijding ontwikkelen. Er zijn vele paden die tot succes leiden; de moeilijkheid ligt in het strikt vasthouden aan het gekozen pad of, met andere woorden, in het vasthouden van het éne doel dat men voor ogen heeft. Er is slechts een middel waardoor de mens een verwerkelijking van het religieuze ideaal van de Godheid kan bereiken en dat is via oprechtheid en doelgerichtheid in het gedrag van het dagelijkse leven.
En zo komt het dat het ideaal van monogamie door de wijzen net zo heilig wordt beschouwd als religie. In dit ideaal wordt waarlijk de natuurlijke wet van religie gevonden.
Zelfs onder polygame volkeren heeft monogamie de voorkeur; omdat degene die in het huwelijk aan meerdere mensen is gebonden heel vaak slechts één iemand is toegewijd en dus monogamie op een bepaalde manier natuurlijker is dan polygamie. Het is een neiging die tot op bepaalde hoogte bij vogels en dieren is te zien. Duiven bijvoorbeeld blijven als ze eenmaal aan elkaar zijn gekoppeld, aan elkaar gehecht en verdelen gelijkelijk de verantwoordelijkheden bij de opvoeding van hun jongen. Veel andere dieren blijven vaak bij één partner en slechts na een lange scheiding wanneer zij hun partner zijn verloren, wanneer ze zich niet meer bewust zijn van elkaar, zullen ze een tweede partner accepteren. Zulke loyaliteit onder dieren is vaak een bron van interesse voor de mens en is op zich significant.
Ooit doodde een man in India die op jacht was een vogel en hij zag dat de partner ervan naar beneden vloog om hem te zoeken toen hij naar beneden viel; en toen hij vlak bij zijn prooi was zag hij de partner er dood naast liggen. Hij was zo onder de indruk van het lijkje van het levenloze lichaam dat naast zijn afgeslachte parner lag dat hij nooit meer ging jagen. Standvastigheid maakt altijd indruk door de schoonheid ervan.
In het testen van goud herkennen we het echte goud door zijn duurzame kwaliteiten. Het ware goud is duurzaam; en wat het menselijk wezen goddelijk in karakter noemt is iets wat duurzaam is in zijn schoonheid en dus verschillend, onderscheiden en apart van de wereld die altijd verandert.
De waarde van de dingen van het leven ligt in de waarde die de mens eraan hecht; op zich hebben ze geen waarde. Er is een tijd dat speelgoed schatten zijn; maar het kind dat om een speeltje huilt komt op een leeftijd waarop hij het weggeeft. En bij elke stap in de evolutie van de mens veranderen in zijn ogen de waarde van macht, positie en weelde. En zo dient zich in hem een spirit van onthouding aan die de Spirit van God genoemd kan worden. Geleidelijkaan erkent hij de ware waarde van die mooie en lieflijke eigenschappen van de spirit die niet veranderen. In het ideaal van monogamie, in het ideaal van devotie tot de enige ene, verwijlt een erkenning van loyaliteit en standvastigheid die de waardevolste, de goddelijke eigenschap van de mens is.
Voor de dichter, voor de kunstenaar, wat zijn kunstvorm ook is, voor de idealist is het idee van de ene geliefde deel van zijn wezen. Met zelfloze oprechtheid is hij trouw aan zijn visie van schoonheid; en elke gedachte die hem van zijn loyaliteit weglokt is voor hem als een dwaalspoor. Er is geen sociale wet of morele lering nodig om hem aan zijn geliefde te ketenen; zijn naar binnen gerichte impuls houdt hem bij haar.
In elke periode, in elk land is het heel gebruikelijk om gevallen tegen te komen waarin een getroffen partner niet in staat is door te leven na de dood van de geliefde. Heel vaak ziet men de getroffen partner van een ware vereniging een doods leven leiden, leidend aan een lang-aanhoudende kruisiging, totdat de dood een einde maakt aan de afgedwongen scheiding. Onder de Hindoe´s, van alle rassen het meest idealistisch, verleent het huwelijk de echtgenote een heilige positie, zodat zij in het ideale geval geheel afhankelijk van haar man is om elke strijd in het leven voor haar te beslechten; en de gedachte dat een echtgenote een tweede keer zou kunnen huwen lijkt hen onverdraaglijk. Verhalen over trouw werden onder de Hindoe´s zo geëerd dat er van Sati een gewoonte werd gemaakt en het werd voor de Hindoe-vrouwen heel gewoon om in hun eigen leven de verhalen van grote toewijding te imiteren en door te sterven op het graf van hun man zo het grootste bewijs van loyaliteit te leveren.
Er wordt een verhaal verteld over de vrouw van Jayadev, de dichter uit het Sanskriet tijdperk wiens Ashtapadis al eeuwenlang met niet aflatende interesse worden gezongen. Het verhaal vertelt dat de vrouw van Jayadev het hof van de koningin bezocht om volgens gewoonte medeleven te betuigen nadat de zus van de koningin was gestorven in Sati. De vrouw van Jayadav zweeg in het bijzijn van de koningin, die zich beledigd begon te voelen omdat ze geen bewondering uitsprak voor het grote ideaal dat haar zus had laten zien of haar niet condoleerde met haar eigen verlies. ´Lijkt het jou niet een groot en nobel bewijs van liefde?´, vroeg de koningin. ´Zeker, ja…´, antwoordde de vrouw van Jayadev, maar zij leek te aarzelen alsof ze geen woorden had en de koningin onthield dit.
Enige tijd later wilde het geval dat de koning met Jayadev weg was op tijgerjacht; en de koningin stuurde de vrouw van de dichter het bericht dat haar man op de expeditie was gestorven. ´Wat?´, zei ze, ´Is Jayadev dood?´ en ze viel in coma neer en stierf na nooit meer tot bewustzijn te zijn gekomen.
Dat een jongere de dood boven oneer verkiest is een groot en edelmoedig ideaal, maar wanneer dit ideaal een gewoonte wordt dan is het ideaal een waandenkbeeld geworden. Het lijkt vreselijker dan de gewoonte van Sati dat een jonge man juist op de drempel van zijn leven zichzelf zou moeten doden voor een ideaal. Maar voorwaar, dat een menselijk wezen het leven ondergeschikt acht aan zijn ideaal heeft niets van terreur of afschuw in zich; de afschuw begint wanneer de gewoonte zo´n offer afdwingt van een individu, dat het niet kan begrijpen of het niet bereidwillig kan accepteren.
De vreugde of devotie tot de enige ene, de vreugde van het zozeer iemand liefhebben dat men zich geheel loyaal en trouw voelt, is zodanig dat het in zijn volheid niet vergeleken kan worden met enige andere vreugde in het leven. Het is een vreugde die alleen gekend kan worden door de vromen op het pad van de liefde. De deugd van deze plant van waarheid en onveranderlijkheid in het hart gekweekt spreidt zich uit via zijn takken naar elk deel van het leven in de altijddoor-ontspringende deugden die constant in bloesem staan en de vruchten van elk geluk en elke zegening dragen.
Er is een dichtregel van Hafiz die zegt: ´Mijn hart is zo puur in zijn liefde voor jou dat het waarlijk geen puurheid laat zien; want behalve jou heeft het niemand lief´. De ogenschijnlijke verwarring van deze gedachte ligt hierin: om oprecht lief te hebben kan men slechts één iemand liefhebben; en toch dient liefde te groeien, want ophouden met groeien betekent wegkwijnen en sterven.
En het liefhebben van slechts één, en diegene waarlijk liefhebben is zich verruimen en reageren op alle schoonheid van het leven. De ware liefhebber lacht naar hem die zegt: ´Ik heb liefgehad, maar mijn geliefde heeft me in de steek gelaten en derhalve heb ik niet meer lief´. De ware minnaar, net als Aladdin, heeft zijn magische lamp en hij schept zijn visie van schoonheid. De ware minnaar schreeuwt net als Majnun: ´Om de geliefde te zien dien je mijn ogen te hebben´. Hij zegt: ´O jij die beschuldigt, jij die wanhoopt, en jij die haat, kunt niet zien´.
Een Engelse dichter, die over de zon aan het schrijven was, heeft gezegd:
Vertoont hij tienduizend keer zijn gezicht;
Tienduizend dingen beginnen dan
Het leven te tonen waarin zij zich bevinden.
Verschenen de gezichten van de vormen van alle werelden;
Zijn schoonheid liet hun schoonheid zien;
In zijn helderheid straalden zij uit;
Dus zagen, kenden en benoemden wij ze door zijn stralen.
Een vlam van pure en oprechte liefde is als een fakkel op het pad van de minnaar. Hij onthult hem de mysteries van het leven daar hij de reagerende glimp van licht, de ziel, in elk geschapen ding wekt.