Hoofdstuk 9

Er kunnen veel leringen, doctrines, speculaties en ideëen worden gevonden met betrekking tot het hiernamaals; maar als er iets is wat de natuur en het karakter van het hiernamaals zou kunnen uitleggen dat is dat een woord en dat is reflectie. Vanuit welk gezichtspunt je er ook maar naar kijkt, vanuit het gezichtspunt van iemand die in de hemel en de hel na de dood gelooft of vanuit het gezichtspunt van iemand die overtuigd is van reïncarnatie na de dood, het is een ding en dat is reflectie. Want er wordt niet een plaats gebouwd als een stad voor degenen die goede daden hebben verricht, zodat alle goede mensen op een plaats zouden zijn die Hemel of Paradijs wordt genoemd; terwijl er een andere stad is voor degenen die veroordeeld zijn tot de andere plaats.

Op de eerste plaats heeft iedereen zijn eigen manier om het leven te bekijken en is zijn hiernamaals in overeenstemming met zijn houding jegens het leven, zijn visie op het leven. En derhalve kan de hemel van de een niet de hemel van de ander zijn noch de hel van de een de hel van de ander. Net zoals er verschillende idealen van verschillende mensen zijn zo is er een specifieke wereld van elke persoon. En wat is die wereld? Die wereld is zijn spirit. En wat omvat die wereld? Die wereld omvat alles wat de spirit omvat.

De ziel wordt vergeleken met een fotografische plaat. Een fotografische plaat kan de reflectie van iemand bevatten of hij kan een reflectie van een groep of een kijk op duizend zielen bevatten. De plaat is in staat in zich de reflectie van de wereld die zich voor hem bevindt te accommoderen. Zo is de ziel ook. Wat, zo vraag je je af, is dan het hiernamaals? Het hiernamaals van een ieder als wat zijn ziel bevat. Als zijn ziel een hemel bevat dan is het hiernamaals een hemel; als de ziel iets anders bevat dan is het hiernamaals dat.

Sommige mensen vragen: ´Is het niet de ziel die als reïncarnatie komt?´ Ja, een ziel; er komt zeker een ziel. Maar wat voor ziel, welke ziel? Een ziel die een reflectie in zich heeft. Dié reflectie is haar reïncarnatie. Maar als dit zo is dan zou je je af kunnen vragen of het niet alles onwerkelijk maakt, net als het spel van schaduwen. Maar is het dat niet? Als het niet het spel van de schaduwen is, wat is het dan wel? Als iemand werkelijkheid in onwerkelijkheid vindt dan is dat voor hem een troost, dan kan hij zich een paar dagen lang troosten. Maar onwerkelijkheid is onwerkelijkheid. Onwerkelijkheid blijkt uiteindelijk niet bevredigend, omdat bevrediging in de kennis van de waarheid ligt. Tot die tijd kun je als de onwerkelijkheid jou bevredigt, door te denken dat dit werkelijk is, doorgaan om op die manier te denken. Maar het dient gezegd te worden dat dit uiteindelijk niet werkelijk blijkt te zijn. Teneinde toekomstige teleurstelling te vermijden dien je dit vroeg in je leven te ontdekken als je in staat wil zijn de ultieme waarheid te bevatten en vervolgens te assimileren.

Wat is de gesteldheid van de ziel die de gesteldheden van hemel of hel in het hiernamaals ervaart? De gesteldheid van de ziel is dat zij wordt omringd door hetgeen er is verzameld. Zoals Christus heeft gezegd: ´Waar uw schat is, daar zal uw hart ook zijn´; dus wat de ziel ook maar in dit leven verzameld is de toekomst van die ziel.

Wat voor verschil is er tussen deze twee verschillende ideëen, het eerste dat de ziel verdergaat op het wiel van reïncarnatie, terwijl ze van het ene ding naar het andere gaat en het tweede dat de ziel na de dood hemel en hel ervaart en zo verder gaat richting God? Het is slechts het verschil om op twee verschillende manieren naar deze specifieke ziel te kijken. De een die de persoonlijkheid de ziel noemt ziet die persoonlijkheid doorgaan van de ene naar de andere conditie; hij denkt dat de persoonlijkheid die hij eens heeft gezien niet is opgehouden om in de wereld te bestaan, maar met haar reflecties herhaaldelijk verdergaat, het een na het ander. En wanneer hij die persoonlijkheid als ziel ziet, noemt hij dat de keten van verscheidene reïncarnaties, de een na de ander. De ander die de ziel onafhankelijk van de persoonlijkheid ziet, die de persoonlijkheid beschouwt als het gewaad van de ziel maar niet als de ziel zelf, ziet dan de actuele gesteldheid van die straal van goddelijke Intelligentie die als een ziel naar de wereld is gekomen. Hij ziet het naar buiten toe projecteren van haar en het naar binnen toe terugtrekken. Hij begrijpt dit projecteren als manifestatie en het terugtrekken als terugkeren naar het doel.

Je kunt je echter afvragen of er niet iets van die ziel overblijft om door te gaan. De ziel die naar het doel is gereisd heeft zeker wat achtergelaten. Wanneer het lichaam wordt achtergelaten in de aarde is er iets van dit lichaam geworden. Ofwel is dit lichaam opgegeten door een dier of het wezen van dat dier is één geworden met dit lichaam; of insecten hebben het opgegeten en via hen heeft het zich gemanifesteerd. Dit lichaam heeft hoe dan ook enig resultaat geboekt. Maar tegelijkertijd beschouwen we dit lichaam niet als de persoon. We zeggen: dit was het lichaam van die persoon; die persoon is weggegaan. En derhalve laten we dat lichaam buiten beschouwing. Maar als we de verschillende gesteldheden waar het lichaam doorheen is gegaan bestuderen en analyseren dan ontdekken we dat het voedsel is geworden voor verschillende schepsels en verschillende objecten, mest voor bloemen, fruit en planten en dat het direct of indirect de dieren, vogels heeft bereikt. Bovendien hebben de kleine leventjes die eruit zijn geschapen, weggeblazen door de wind, ver gereikt en zijn ze ingeademd door velen en zijn ze door vele wezens geabsorbeerd in de adem of in het water.

Als we er op die manier naar kijken dan zullen we ontdekken dat niets wat ooit is geboren helemaal verloren is gegaan. Het is alleen maar veranderd; en die verandering heeft het voor een nieuw leven gebruikt. Derhalve is de dood van het lichaam niets anders geweest dan een soort illusie voor onze ogen en achter die illusie is er iets voltooid in de richting van de voortgang van het leven.

Is elke ziel een individuele straal of heeft een straal meer dan één ziel in zich, net als een groepsziel? Zelfs de gewone individualiteit heeft een bepaalde illusie in zich. De mens denkt bijvoorbeeld aan zijn lichaam als gescheiden van ieder ander. Hij zegt dat het lichaam zelf het teken van individualiteit is; en dat tegelijkertijd elk atoom van zijn lichaam een individueel en exclusief leven heeft, dat elke bloedcel zijn exclusieve leven heeft; het heeft zijn ziekte, het heeft zijn dood en geboorte. En het is erg interessant om in bloedonderzoek te zien hoe elke bloedcel een levend wezen is en dat die kan sterven, dat het ziek kan zijn en dat het ook de dood van andere bloedcellen kan veroorzaken. Ongetwijfeld verbergt deze bedekking van het lichaam het voor onze ogen; zo voor zover we kunnen zien is dit lichaam individueel. Maar hoeveel individuen bevinden zich er binnen in ons?

Bovendien heeft een gezin ook een soort van individuele significantie; een land, een natie heeft een individueel voorkomen; de wereld, een planeet is een soort individu. En toch maken we allen net als een cel van het lichaam deel uitmaakt van het lichaam, deel uit van het land, maken we deel uit van de wereld; en maakt de planeet deel uit van de kosmos.

Wat is het individu? Er is een Individu; en al het andere wat voor het moment een individu lijkt, kunnen we allemaal een individu noemen als we het zo zien. Wanneer we het niet langer zien, kunnen we het niet langer zo noemen. Wanneer we een entiteit zien, terwijl die ver weg staat, exclusief en afgescheiden dan noemen we dat een individu. Maar het komt door onze ogen dat we het als afgescheiden zien. Er komt een tijd dat we het niet als een afgescheiden entiteit zien; we zien het verbonden met alles wat er bestaat. Derhalve komt de Soefi, nadat hij het leven scherpzinnig heeft geobserveerd, tot het idee van een Individu en ziet hij het gehele wezen gereflecteerd in een Individu. Naar dát idee dienen we ons te ontwikkelen.

En dan komen we bij wat we de wereld van de mind, van de persoonlijkheid noemen. Persoonlijkheid is een beeld dat de ziel reflecteert teneinde te manifesteren in harmonie met dat ontwerp; het is iets waar de ziel aan deelneemt. Iemand gaat bijvoorbeeld op reis en ontmoet sneeuw onderweg; hij wordt met sneeuw overdekt. Vervolgens komt hij bij een plaats uit waar het droog is; maar tegelijkertijd heeft hij de sneeuw met zich meegebracht. Net zo is het met de zich manifesterende ziel. De ziel die zich aan het manifesteren is heeft een persoonlijkheid met zich meegebracht. Dié persoonlijkheid ontwerpt nu haar bestemming in de fysieke wereld, bouwt nu haar vorm op in deze fysieke wereld. Als je derhalve een naam dient te geven aan iets wat de ziel al heeft meegebracht dan kun je die geven; maar de ziel start van origine niet met persoonlijkheid, ze start als een goddelijke straal.

Is dan de uitdrukking ´een oude ziel´ niet waar als de ziel nieuw is? Wat er werkelijk gebeurt is dat mensen die in plaats van ´oude persoonlijkheid´ een ´oude ziel´ noemen. Maar we dienen het altijd als een ´oude persoonlijkheid´ te begrijpen, omdat de ziel zoals wij die kennen omhuld is met het gewaad van een persoonlijkheid, die we over het algemeen ziel noemen. Op die manier kunnen we ´oude ziel´ zeggen; maar in werkelijkheid is het ´oude persoonlijkheid´.

De persoonlijkheid is een ander gewaad van de ziel. Deze gaat altijd door, net als het lichaam doorgaat. Er wordt ook deelgenomen aan de persoonlijkheid door een of meerdere reizigers die van de bron af komen; die bij de manifestatie aankomen, op dezelfde tijd dezelfde persoonlijkheid laten zien, want het is dezelfde persoonlijkheid. De rups is representatief voor de bloem, de boom, de plant die hij in zichzelf heeft geabsorbeerd; de rups is de reïncarnatie van datgene wat hij tot zich heeft genomen; en toch is de rups zelf een entiteit die door ons wordt gekend als wat die schijnt te zijn. Een persoonlijkheid die een complete persoon representeert heeft zeker datgene geabsorbeerd wat zij aan het reflecteren is; met andere woorden: datgene wat ze tot zich heeft genomen, waar er op haar is geprojecteerd, wat zij heeft geleend; en van díe persoonlijkheid kan zij beweren een reïncarnatie te zijn.

Wat er met het lichaam wordt gedaan na de dood is anders dan wat er met de persoonlijkheid wordt gedaan die overleeft. Het lichaam, dat een substantie is, wordt opgegeten en geabsorbeerd; maar de persoonlijkheid, die een beeld is, wordt gereflecteerd in de mind-wereld. Derhalve berooft de reflectie die van een ziel op een ziel is gevallen die ziel niet van haar persoonlijkheid net zoals een reflectie van iemand op een fotografische plaat de persoon niet berooft van zijn bestaan. De persoonlijkheid gaat via de noodzakelijke processen door met de reis naar het doel toe. Haar refléctie bouwt een andere persoonlijkheid op hetzelfde ontwerp, dat bekend staat als reïncarnatie.

De vraag rijst dan of er enig verband bestaat tussen deze twee persoonlijkheden die aan elkaar gelijk zijn. Zeker, soort zoekt soort. Als er op het plan van de djin een sympathieke band wordt gevestigd tussen twee zielen dan blijft die bestaan. Op deze manier is het voor de spirit van Shakespeare natuurlijk om de Shakespeare-persoonlijkheid op aarde te inspireren. De vraag of er meer dan één incarnatie van dezelfde persoon tegelijkertijd kan zijn, kan worden beantwoord met: ja, een persoon kan veel foto´s hebben, dus kunnen er veel reflecties van een persoonlijkheid zijn gemanifesteerd op de aarde.

Je zou je kunnen afvragen of de persoonlijkheid hetzelfde is als gevoelens en gedachten die in het hiernamaals doorgaan. Ja zeker; maar je kunt er tegelijkertijd vanuit verschillende gezichtspunten naar kijken. Er zijn twee gezichtspunten: het ene is dat het lichaam bij ons blijft terwijl we verdergaan in het leven; en het andere is dat er door de nagels te knippen of te haren te knippen een stukje van de lichaam wordt afgescheiden. Dat deel wat wordt afgescheiden is niet verloren, niet vernietigd; maar je denkt er niet aan waar het naar toe is gegaan of wat er van is geworden.

En zo is het ook met elke gedachte en elk gevoel. Soms worden gedachten schimmen; zij worden levende wezens; zij worden als levende schepsels. Zij werken voor of tegen je. En als dat waar is, dan is dat hetzelfde als met verschillende delen van je lichaam. Soms wanneer mensen gewond zijn in de oorlog, handen afgehakt, vingers verdwenen dan denken ze niet meer aan het deel dat weg is; maar dat deel is ook door de natuur in gebruik genomen; dat deel bestaat ergens.

De wereld is een plaats waar niets verloren gaat; het wordt slechts veranderd. Een afgehakte vinger of been blijft doorgaan; en zo is het ook met alles wat van je mind is afgescheiden. Het is de sferen in gegaan, maar het is zijn leven aan het voortzetten. En elke gedachte en elk gevoel zet zijn eigen leven voort in de mind-wereld net zoals ouders ontdekken dat hun kinderen na hen leven, hun leven voortzetten. Maar tegelijkertijd blijven we doorleven nadat we een vinger of been van het lichaam hebben verloren; net zo gaan de gedachte en het gevoel verder als levende individuen. Men verliest zijn persoonlijkheid niet na de dood. Die persoonlijkheid is zijn hiernamaals aan het maken.

Komen we nu bij de ziel, waar rondomheen het lichaam een bedekking was en de persoonlijkheid een bedekking was, dan is dat slechts een goddelijke straal, als we de straal als een ziel kunnen begrijpen, wat voor veel minds moeilijk te vatten is. Maar als de intuïtie, inspiratie een mind toestaan om dit helder te bevatten dan heeft die persoon een ziel gezien en geen persoonlijkheid; niet een lichaam, maar een ziel; een onafhankelijke entiteit op zichzelf staand, als een engel of een djin; en zelfs als reizend door deze gesteldheden heen en aankomend bij haar oorsprong, wat het enige doel is wat zich in de diepte van haar hart bevindt. Een nieuwe straal brengt elke incarnatie opnieuw tot leven; want het is niet de handeling van de ziel om erop uit te gaan en halverwege terug te komen en vandaaruit weer erop uit te gaan. Noch is het de handeling van de adem. De handeling van de ziel is hetzelfde als de handeling van de adem. Ze gaat er volledig op uit en wordt er volledig in getrokken. Elke ademhaling dient het meest innerlijke van je wezen te raken opdat je bestaat, want het leven is onmogelijk tenzij je wezen elk moment wordt opgeladen door de meest innerlijke spirit. Elke ademhaling die een persoon neemt raakt juist de diepte van zijn spirit; en het zou voor niemand mogelijk zijn te leven als de adem niet de diepte van het leven zou raken. Derhalve is het, ofschoon we denken dat het voeding, voedsel of uiterlijke dingen zijn die ons in leven houden, in werkelijkheid het leven van God dat ons in leven houdt, het leven van God dat we elk moment met elke ademhaling tot ons nemen.

Zoals de ziener zegt, deze gehele manifestatie die zich voor ons bevindt is een spel van schaduwen; het gaat ´s nachts door en ´s morgens is het helemaal over. Je zou je kunnen afvragen: ´Als dat het geval is, wat worden we dan verondersteld te doen? Door het als onwerkelijk te beschouwen lijken we nergens te komen; maar door het niet als onwerkelijk te beschouwen blijven we tegelijkertijd in het onwerkelijke en openen we niet onze ogen voor het werkelijke´. Het idee is om het beste van deze wereld te maken, die onwerkelijk is en tegelijkertijd met beide handen vast te houden aan de kennis van de werkelijkheid, die als enige de redder is waarin we bevrijding vinden. Voorwaar, de waarheid is inspirerend en alleen de waarheid zal redden.