Hoofdstuk 13

Heeft God een bewustzijn van de gehele schepping naast het bewustzijn dat Hij heeft van aparte wezens? Dit kan op de volgende wijze worden uitgelegd: elk deel van je lichaam is zich bewust van de pijn die het heeft, als het lijdt door de pijn van een steek of iets anders; maar tegelijkertijd is het niet alleen dat specifieke deel dat zich er bewust van is. Je gehele bewustzijn deelt in die pijn. Dat betekent dat het gehele bewustzijn van een mens dezelfde pijn ervaart die een deel van zijn lichaam ervaart; en soms heeft een ziekte in een deel van het lichaam effect op het gehele lichaam. Het deel van het lichaam dat door ziekte is aangetast zal ongetwijfeld het teken van ziekte laten zien, terwijl de andere delen van het lichaam niet het teken van ziekte kunnen laten zien, en toch worden zij enigermate erdoor beïnvloed en lijden ze erdoor. Als God iedereen is en in iedereen is, dan ervaart Hij het leven niet alleen via alle vormen en via alle entiteiten apart, maar ook collectief, net zoals de pijn van een orgaan door het gehele lichaam wordt ervaren.

We zien dat ons leven vol is met impressies die we bewust of onbewust ontvangen en uit deze impressies halen we ofwel voordeel ofwel nadeel. We leren hieruit dat we, als we de macht hadden om reflecties te ontvangen of te verwerpen, de meesters van ons leven zouden worden. En nu is het de vraag hoe je dat leert; hoe kunnen we het voor elkaar krijgen dat we impressies ontvangen die ons voordeel strekken en dat we ook die impressies verwerpen die we niet wensen te ontvangen? Het eerste en essentiëelste is om het hart een levend hart te maken door het te zuiveren van alle ongewenste impressies; door het schoon te maken van gefixeerde gedachten en overtuigingen en het dan vervolgens een leven te geven; en dat leven bevindt zich er binnen in, en is liefde. Wanneer het hart op deze wijze wordt voorbereid dan dien je door middel van concentratie te leren hoe je het focust; want niet iedereen weet hoe hij zijn hart moet focussen om een bepaalde reflectie te ontvangen. Een dichter, een musicus, een schrijver, een denker focust onbewust zijn mind op het werk van iemand die voor hem heeft geleefd; en door zijn mind te focussen op het werk van een grote persoonlijkheid komt hij in contact met die persoonlijkheid en haalt hij er voordeel uit, heel vaak zonder het geheim te kennen. Een jonge musicus kan aan het denken zijn aan Bach, Beethoven of aan Wagner. Door zijn mind te focussen op dat specifieke werk haalt hij er, zonder dat te weten, een reflectie van de spirit van Wagner of van Beethoven uit, wat een grote hulp is voor zijn werk; en hij drukt in zijn werk de reflectie uit die hij ontvangt.

Dit onderricht ons dat als we op het pad van spirituele bereiking gaan, we in een fase komen waarin we in staat zijn onze mind, ons hart op God te focussen. En daar ontvangen we niet alleen de reflectie van een persoonlijkheid, maar de reflectie van alle persoonlijkheden. Dan zien we niet in de vorm van een druppel, maar in de vorm van een oceaan. Daar hebben we de perfecte reflectie als we ons hart maar kunnen focussen op God.

Hoe komt het dat er onder eenvoudige en ongeletterde mensen een overtuiging in God te vinden is en dat er onder de meest intellectuele mensen een gemis aan die overtuiging lijkt te zijn? Het antwoord is dat de intellectuelen hun rede hebben. Zij zullen niet overtuigd zijn van iets wat ze niet zien. En als zulke methoden als die van de oude geloven en overtuigingen voorgeschreven zouden worden, methoden van het aanbidden van God door de zon te aanbidden of een heilige boom of een heilig dier of van het aanbidden van God voor een heiligentombe, een altaar of een beeltenis van het een of ander ideaal, dan zou de intellectuele nu zeggen: ´Dit is iets wat ik heb gemaakt; dit is iets wat ik heb gekend´. Het is een object; het is geen persoon; en op deze manier lijkt de intellectuele persoon verdwaald te zijn. De on-intellectuele mensen hebben hun overtuiging over God en zij blijven daar; zij gaan niet verder noch hebben ze baat bijhun overtuiging.

Maar het proces dat de wijze het best acht voor de zoeker naar waarheid om aan te nemen is het proces van het eerst God idealiseren en vervolgens God te realiseren. Met andere woorden: eerst God maken en God zal jou maken. Zoals je in de Gayan leest: ´Maak God een werkelijkheid en God zal jou tot waarheid maken´.

Dit kan begrepen worden door een verhaal. Er was eens een kunstenares; deze kunstenares was haar kunst toegewijd; niets anders in de wereld haar enige aantrekkingskracht voor haar. Ze had een studio, en wanneer ze maar kon ging haar eerste gedachte uit naar haar studio en om daar te gaan werken aan een standbeeld dat ze aan het maken was. Mensen konden haar niet begrijpen want niet iedereen is zo toegewijd aan iets als dit. Want het ene moment is men geïnteresseerd in kunst, op andere momenten in iets anders, op weer andere momenten in het huis en op nog weer andere momenten in het theater. Maar daar gaf zij niet om; zij ging elke dag naar haar studio en bracht de meeste tijd door in het maken van dit kunstwerk, het enige kunstwerk dat ze in haar leven maakte. En hoe meer het werk vorderde, hoe meer ze zich ermee in haar nopjes begon te voelen, aangetrokken door die schoonheid waaraan zij haar tijd wijdde. En de schoonheid begon zich voor haar ogen te manifesteren en ze begon ermee te communiceren. Het was niet langer een standbeeld voor haar, het was een levend wezen. Op het moment dat het standbeeld klaar was kon ze haar ogen niet geloven dat het door haar was gemaakt. Zij vergat het werk dat ze in dit beeld had gestopt en de tijd, de gedachte en het enthousiasme die het standbeeld nodig had gehad. Zij werd helemaal in beslag genomen door de schoonheid ervan. De wereld bestond niet voor haar; wel de schoonheid die voor haar ogen werd geproduceerd. Ze kon geen moment geloven dat dit een dood standbeeld kon zijn. Zij zag er een levende schoonheid, levendiger dan wat dan ook in de wereld; inspirerend en onthullend. Zij voelde zich geëxalteerd door de schoonheid van dit standbeeld.

En ze was zo overdonderd door de impressie die dit standbeeld op haar maakte dat ze er voor deze perfecte visie van schoonheid knielde met alle nederigheid en het standbeeld vroeg te spreken, helemaal vergetend dat het haar eigen werk was, dat dit een standbeeld was dat ze had gemaakt. En daar God in alle dingen en in alle wezens is, daar God Zelf alle schoonheid is die er bestaat en daar God overal vandaan antwoordt als het hart bereid is te luisteren naar dat antwoord en daar God bereid is te communiceren met de ziel die ontwaakt is tot de schoonheid van God, kwam er een stem vanuit het standbeeld: ´Als je van me houdt is er slechts een voorwaarde; en dat is deze beker met gif uit mijn handen aan te nemen. Als je wil dat ik levend ben dan zul jij niet meer leven. Neem je dat aan?´ ´Ja´, antwoordde ze. ´U bent schoonheid, u bent de geliefde, u bent degene aan wie ik al mijn denken, bewondering, aanbidding geef; zelfs mijn leven zal ik aan u geven´. ´Neem dan deze beker met gif´, zei het standbeeld, ´zodat je niet langer bent´. Voor haar was het nektar om te voelen: ´Ik zal nu vrij zijn van het zijn. Die schoonheid zal er zijn, de schoonheid die ik heb aanbeden, heb bewonderd zal blijven bestaan. Ik hoef er niet langer te zijn´. Zij nam de beker van gif aan en viel dood neer. Het standbeeld tilde haar op en kuste haar door haar zijn eigen leven te geven, het leven van schoonheid en heiligheid, het leven dat eeuwigdurend en eeuwig is.

Dit verhaal is een allegorie van de aanbidding van God. God wordt eerste gemaakt; en de kunstenaars die God hebben gemaakt zijn de profeten, de leraren, die van tijd tot tijd zijn gekomen. Zij zijn de kunstenaars geweest die God hebben gemaakt. Toen de wereld niet voldoende werd geëvolueerd maakten ze God uit de rots; toen de wereld een beetje verder was gevorderd gaven ze God woorden. In verering van God schilderden ze het beeld van God af en gaven ze de mensheid een hoge conceptie van God door een troon voor Hem te maken. In plaats van die in steen te maken, maakten ze die iin het hart van de mens. Wanneer deze reflectie van God, die alle schoonheid, majesteit en excellence is volledig in een persoon wordt gereflecteerd dan is hij vanzelf gefocust op God. En vanuit dit fenomeen is datgene wat uit het hart van de aanbidder opstijgt de liefde en het licht, de schoonheid en de macht die aan God behoren. Het is om dié reden dat je God in het devote zoekt.