Het is erg moeilijk om exact uit te leggen wat slaap voor een conditie is. Want als je over deze kwestie nadenkt ontdek je dat je altijd aan het slapen bent en altijd waakzaam bent. Het verschil is dat van de specifieke sfeer waarvan de mens zich bewust is als hij wakker is: in de ene sfeer denkt hij: ´Ik ben wakker´, en als die sfeer zich niet voor zijn bewustzijn bevindt dan denkt hij: ´Ik ben aan het slapen´. In werkelijkheid zijn de slaap en de waakzame toestand niets anders dan het omdraaien van het bewustzijn van de ene kant naar de andere, van de ene sfeer of het ene plan naar het andere en derhalve is volgens het mystieke idee de mens nooit aan het slapen. Ofschoon de ziel veel hoger is dan het fysieke lichaam is het het karakter en de natuur van de ziel die het fysieke lichaam uitdrukt.
Wanneer men naar de ene kant kijkt is hij zich niet bewust van de andere kant. Dit toont aan dat het vermogen om te zien en zich bewust te zijn van wat je ziet zich slechts met een ding tegelijk volledig bezig kan houden. Een opvatting omtrent muzikaal geluid die in het Oosten lange tijd werd aangehangen en die tegenwoordig door wetenschappers in het Westen wordt erkend is dat de oren van de mens slechts een geluid tegelijkertijd volledig kunnen horen, en niet twee of drie. Dit wijst erop dat elk zintuig in staat is om slechts naar een kant te kijken; de andere is afwezig in het bewustzijn; en teneinde een specifieke kant te zien moet je je hoofd ernaar toe draaien. Met andere woorden: je moet je vermogen om te zien blootstellen aan die kant.
Dit is niet alleen de natuur van het lichaam maar ook de natuur van de mind; de mind kan niet aan twee dingen tegelijkertijd denken. Het is ook zo dat wanneer de mind bezig is en volledig in beslag is genomen door een bepaalde gedachte, een bepaalde verbeelding, de uiterlijke zintuigen dan wel geopend kunnen zijn, maar dat ze niet volledig werkzaam zijn. Wanneer een dichter aan een versregel aan het denken is dan bevindt die versregel zich voor zijn mind. Zijn ogen zijn geopend, maar hij ziet niet; en als het gebeurt dat hij iets ziet terwijl hij aan het denken is dan is dat net als een bewegend beeld. Er komen zo veel verschillende beelden na elkaar dat zij continu lijken te zijn. Wanneer de mind stopt werken de ogen en wanneer de ogen werken stopt de mind; en uiteindelijk lijkt het een beeld te vormen, maar in werkelijkheid is het een aparte handeling van de mind en van de zintuigen. Het is ook waar dat de waakzame toestand van elk individu anders is en eigen aan hemzelf, net zoals de slaap van elk individu anders is en eigen aan hemzelf. De een zal wat men noemt diep in slaap zijn, dat wil zeggen in een diepe slaap. Een ander zal half in slaap zijn. Weer een ander weet wat er om hem heen aan de gang is en toch in slaap zijn. Dit laat zien dat de mate van slaap verschillend is in elke ervaring en niemand kan deze mate van slaap klassificeren.
De waakzame toestand verschilt ook in elk individu. Er kunnen veel mensen in een kamer zitten maar de een is zich er meer van bewust van er in die kamer gaande is dan de ander. Er kunnen vijf mensen muziek horen en ieder zal zijn bewustzijn anders gebruiken bij wat hij hoort. Ieder zal op een andere manier genieten en het effect van de muziek ontvangen en dit laat zien dat het lichaam en de mind voertuigen of instrumenten zijn waardoorheen de ziel het leven ervaart, de ziel die dat deel van ons wezen is dat in staat is om zich bewust te zijn door middel van de mind en het lichaam. Derhalve is het voor de mysticus dát deel van je wezen dat getuige is van het leven via voertuigen als de mind en het lichaam dat het ware wezen is en hij noemt het zichzelf of zijn ziel. In Soefi-termen wordt het Ruh genoemd en in het Sanskriet of in de Vedantische terminologie wordt het Atman genoemd, het ware wezen van de mens. Door de ervaring van het leven, met de hulp van de mind en het lichaam, wordt dit Atman of deze ziel misleid, en de misleiding is dat zij het bewustzijn verliest omtrent haar ware zelf daar het natuurlijk is dat iemand die armzalig gekleed gaat denkt dat hij armzalig is; hij denkt nooit dat het slechts zijn kleed is dat armzalig is. Wanneer hij zich in een prachtig paleis beweegt is hij een groot man. Hij denkt niet dat het eerder het paleis is dat groot is in plaats van hijzelf.
Dit laat zien dat iemand zich verbindt aan hetgeen waarvan hij overtuigd is dat hij dat is en niet aan hetgeen dat hij is. De ziel is nooit ziek, maar wanneer zij zich bewust is van de ziekte van het lichaam dan zegt de mens: ´Ik ben ziek´. En de reden is dat hij zijn eigen bewustzijn zijn eigen ware wezen niet kan uitleggen; net zoals de orgen zichzelf niet kunnen zien ofschoon zij in staat zijn de gehele wereld te zien, zo kan de ziel zichzelf niet zien behalve wanneer zij zich bewust is van alles wat er op haar wordt gereflecteerd. De ziel is arm noch rijk; zij is droevig noch vreugdevol. Dit zijn reflecties die op haar vallen. En omdat zij zichzelf niet kan verwerkelijken beschouwt zij zichzelf als dat ze datgene is wat er op haar wordt gereflecteerd en derhalve leidt de mens zijn leven in zijn bewustzijn. Hij is op elk moment datgene waarvan hij zich bewust is; en vrolijke omgevingen is hij vergenoegd; in droevige omgevingen is hij verdrietig. Geen enkele zorg of vreugde kan een eeuwigdurende impressie op de ziel maken, want de natuur van de ziel is als een spiegel en hoewel alles wat zich er voor hem bevindt erin wordt gereflecteerd kan er niets daar blijven. Wanneer de persoon die voor de spiegel stond wordt verwijderd dan is de spiegel zo helder als tevoren; en zo is het met de ziel.
Gemakshalve hebben de mystici de ervaringen van het bewustzijn in vijf verschillende fasen verdeeld. De specifieke fase waar het bewustzijn het meest vertrouwd is is de waakzame toestand waarin de ziel via de mind en het lichaam ervaringen opdoet. Deze toestand wordt in Soefi-termen Nasut genoemd en in Vedantische termen wordt het Jagrat genoemd. Daar de ziel alleen overweegt wat zij via de zintuigen met behulp van de mind ervaart, is de reden dat veel mensen nog niet bereid zijn om in de ziel, in het hiernamaals of in God te geloven dat de ziel slechts vertrouwd is met een sfeer en dat is de sfeer die zij met de hulp van het lichaam en de mind ervaart.
Een intellectueel iemand ontwikkelt ook bewustzijn van een andere sfeer die in Soefi-terminologie Malakut genoemd wordt en in termen van de Vedanta Swapna. Deze toestand wordt op twee manieren ervaren. Wanneer iemand helemaal in beslag is genomen door het denken en zich niet bewust is van zijn omgeving dan is alles wat hij op dat moment weet het denken of de verbeelding waardoor hij helemaal in beslag wordt genomen. Deze toestand is niet afhankelijk van het lichaam voor zijn vreugde of zijn ervaring van verdriet.
Iemand die vreugde en verdriet kan ervaren door zijn bewustzijn te verhogen tot dat plan kan zijn hemel in zichzelf maken. De grote dichters, denkers, schrijvers, die door problemen, armoede en omstandigheden waarin mensen hen niet begrepen, tegen hen in opstand kwamen en hen zelfs verachtten zijn gegaan, hebben een zeer gelukkig leven geleid omdat ze in staat zijn geweest zich tot dat plan te verheffen waarop zij konden genieten van alle schoonheid, comfort en vreugde waarvan een doorsnee-mens alleen maar kan genieten als die hem op het fysieke plan wordt gegeven. En wanneer de sleutel van dit plan in handen van iemand komt dan is hij de meester van zijn toekomstige leven.
Wanneer het bewustzijn van iemand de hemel reflecteert dan is die mens in de hemel; en wanneer iemand zich bewust is van marteling, pijn en lijden dan is hij op de plek van lijden. De mens maakt zijn hemel of zijn hel voor zichzelf. Je zult in deze wereld veel mensen vinden die hun ziekte in stand houden door er constant aan te denken, door zich er bewust van te zijn; en je ziet veel mensen die beter zouden kunnen worden na vele jaren ziekte ware het niet dat ze het bewustzijn van de pijn vast blijven houden, niet als iets nieuws maar als iets wat er altijd al is geweest.
Er behoort de mens niets toe tenzij hij bereid is het vast te houden. Wanneer hij er echter aan gewend raakt om een bepaalde reflectie vast te houden zonder de aard ervan te kennen, wordt in de loop van de tijd die reflectie zijn meester en wordt hij een slaaf van die reflectie. En zo is het ook met problemen, zorgen en angsten die mensen in hun mind hebben. Velen zeggen: ´Ik kan niet vergeten´, omdat zij het zich verbeelden. Dat betekent niet dat die persoon niet kan vergeten, maar dat hij zich vasthoudt aan iets wat hij niet weg wil gooien. Als iemand slechts zou beseffen dat het niet iemand anders is die iets voor hem vasthoudt; hij is het zelf die het vasthoudt. Een of andere herinnering, iets onaangenaams, iets zorglijks, de een of andere ernstige pijn, angst, zorg, dit alles houdt een mens in zijn eigen handen vast en dit wordt allemaal gereflecteerd in zijn bewustzijn. Zijn ziel bevindt zich van nature hierboven. Het is een illusie waarvan de plaats onder de ziel is en niet erboven tenzij iemand met zijn handen die illusie optilt en ernaar kijkt.
Wanneer je de pscychologie van het falen en het slagen beschouwt, volgt mislukking op mislukking. En waarom is dat? Omdat het bewustzijn dat succes reflecteert vol is van succes en de activiteit die van dat bewustzijn uit gaat is productieve activiteit aan het creëeren; dus als het bewustzijn succes voor ogen heeft dan zal dezelfde reflectie werkzaam zijn en succes brengen; terwijl als het bewustzijn wordt beïndrukt met mislukking mislukking constant werkzaam zal zijn en mislukking na mislukking brengt.
Pessimistische mensen spreken heel vaak hun eigen wensen tegen. Zij willen iets ondernemen en zeggen: ´Ik zal dit doen, maar ik denk niet dat ik zal slagen´. Zo staan ze zichzelf op hun pad in de weg. De mens weet niet dat elke gedachte een impressie maakt op het bewustzijn en op het ritme waarin het bewustzijn werkzaam is. In harmonie met dat ritme zal die reflectie werkelijkheid worden en gebeuren; en een mens bewijst zijn eigen vijand te zijn door zijn onwetendheid omtrent deze zaken. De fout van de impuls van één moment schept zijn gehele leven lang een soort hinderpaal op het pad van die persoon.
Deze toestand van het bewustzijn wordt ook ervaren in de droom; want de droom is de reactie van de ervaringen van de mens in zijn waakzame toestand. Het meest wonderbaarlijke wat men in de droom kan bestuderen is dat de droom een taal heeft, en een ware kennis van droomervaringen onderricht je dat elk individu een eigen taal van zijn droom heeft die specifiek voor zijn natuur is. De droom van de dichter, de droom van degene die met zijn handen werkt, de droom van de koning en de droom van de arme zijn allemaal verschillend. Er zijn veel verschillen en je kunt niet dezelfde interpretatie van zijn droom aan iedereen geven; je dient eerst te weten wie die droom heeft gedroomd. De droom kan niet door zichzelf worden geïnterpreteerd, maar je dient de persoon te kennen tot wie de droom is gekomen; en de interpretatie is overeenkomstig zijn evolutiegraad, zijn beroep, zijn ambities en verlangens, zijn heden, zijn verleden en zijn toekomst en zijn spirituele aspiraties.
De taal van de dromen verschilt dus; maar er kan één hint gegeven worden en dat is dat de mens in de waakzame toestand openstaat voor impressies die van buitenaf komen. Er zijn bijvoorbeeld momenten waarop de mind ontvankelijk is en er zijn momenten waarop de mind zich uitdrukt. En tijdens de momenten waarop de mind ontvankelijk is wordt elke impressie van wie dan ook gereflecteerd op het bewustzijn. Heel vaak voel je je depressief en kun je geen reden vinden en vervolgens voel je jezelf vol vrolijkheid en kun je weer de reden ervoor niet vinden. Zodra iemand een bepaald gevoel heeft zoekt hij meteen naar een reden en de rede is bereid hem op juiste of onjuiste wijze te antwoorden. Zodra iemand denkt: ´Wat maakt dat ik moet lachen?´ is er iets wat zijn rede aanbiedt als de reden waarom hij lachte. In werkelijkheid kwam die impressie van iemand anders; maar hij denkt dat de reden iets anders is en zo gebeurt het heel vaak in de droom dat het redeneringsvermogen aan de eisen van de onderzoekende mind beantwoordt en de gedachten en verbeeldingen inkadert en vormgeeft die zich zo vrijelijk bewegen wanneer de wilskracht de mind in de slaap niet onder controle heeft. De mind gedraagt zich op dat moment net als een acteur op het toneel, vrij, zonder controle van de wil, en wanneer dat gebeurt kan er een moment zijn waarop de mind zich in een ontvankelijke toestand bevindt, waarop hij een impressie van andere personen ontvangt, van degenen die vrienden zijn of van degenen die vijanden zijn, van iedereen die ook maar aan de dromer denkt of met wie hij op de een of andere manier is verbonden.
Degenen die een spirituele aanleg hebben of die verbonden zijn met zielen die heengegaan zijn voelen ook de impressies die zijn gereflecteerd op hun zielen, soms als gidsende invloeden, soms als waarschuwingen, soms als instructies. Zij ervaren ook wat bekendstaat als initiaties en hebben soms misleidende, verwarrende ervaringen; alles vindt echter plaats op dat specifieke plan waar het bewustzijn onafhankelijk van het fysieke lichaam en van de zintuigen het leven aan het ervaren is.
De derde ervaring die het bewustzijn heeft wordt in Soefi-termen Jabarut genoemd en in het Sanskriet en in Vedantische termen Sushupti. In deze toestand, waarin het bewustzijn niet erg goed is verbonden met de wereld, brengt het niet zijn ervaringen naar de wereld, behalve een gevoel van vreugde, van hernieuwde kracht of gezondheid; en alles wat je na deze ervaring kunt zeggen is: ´Ik heb heel lekker geslapen en voel er veel meer voor´. In werkelijkheid is de oorzaak dat het bewustzijn bevrijd was van pijn en zorg en wat voor activiteit of beperking van het leven dan ook en zelfs gevangenen kunnen van de zegening van deze toestand genieten wanneer ze vast in slaap zijn; zij weten niet of ze zich in een paleis of in een gevangenis bevinden. Zij bereiken de ervaringen van dat plan wat beter is dan een paleis.
De mens beseft de waarde van deze toestand niet totdat de tijd komt waarin hij om de een of andere reden niet in staat is deze zegening te ontvangen. Hij kan niet slapen; dan begint hij te denken dat hij er alles voor over zou hebben om gezond te kunnen slapen. Dit laat zien dat hij niet alleen behoefte heeft aan slaap, maar dat er zich een zegening achter bevindt. Het is iets wat de ziel heeft aangeraakt, wat veel hoger en dieper is, want deze ervaring is groter dan je je kunt voorstellen. In deze ervaring raakt het bewustzijn aan een sfeer waarvandaan hij een impressie krijgt die niet te benoemen of te vormen is. De impressie die het bewustzijn krijgt is een gevoel, een gevoel van verlichting, van leven, van vreugde. Welke boodschap geeft die? Ze geeft een boodschap van God die op rechtstreekse wijze naar ieder ziel komt. En wat is die boodschap? God zegt tegen de ziel: ´Ik ben bij je, ik ben jouw eigen wezen en ik sta boven alle beperkingen, ik ben het leven en je bent veiliger, levendiger, gelukkiger en vreedzamer in deze kennis dan in wat dan ook in de wereld´.
Naast deze drie ervaringen komt er een vierde ervaring naar degenen die ernaar zoeken. Waarom komt die niet naar iedereen? Het is niet zo dat die niet naar iedereen komt, maar niet iedereen kan die vangen. Die komt en glipt iemand weg en hij weet niet wanneer die kwam en wanneer die wegging. In het leven van iedereen is er tijdens de waakzame toestand een moment waarop men uitstijgt boven alle beperkingen van het leven, maar dat moment komt en gaat op een zo rappe manier, in een oogopslag, dat men het niet kan vangen, dat men het zich niet realiseert.
Het is net als de vogel die kwam en weer wegvloog en je hoorde alleen het gefladder van zijn vleugels. Maar degenen die deze vogel willen vangen, die willen zien waar deze vogel naar toe gaat en wanneer hij komt en gaat, kijken er naar uit en zitten te wachten en uit te kijken naar het moment waarop hij komt; en dat ernaaruit kijken wordt meditatie genoemd. Meditatie betekent niet de ogen sluiten en gaan zitten; iedereen kan de ogen sluiten en gaan zitten, maar hij kan urenlang zitten of hij kan zijn gehele leven zitten en toch niet weten wat er kwam en wat er ging. Het is het uitkijken naar wat er komt en niet alleen ernaar uit kijken, maar jezelf voorbereiden door je zintuigen scherp te maken, door je lichaam en je mind ontvangers te maken voor de vibraties, zodat je wanneer de vogel een vibratie maakt voelt dat hij gekomen is.
Dit is wat er in de Christelijke symbolenleer over de duif wordt uitgedrukt. Met andere woorden: het is het moment dat je bewustzijn zo snel benadert met een zodanige zegening dat je als het ware de dieptes van het gehele leven aanraakt en buiten bereik van de sfeer van handeling bent, zelfs boven de sfeer van het voelen. ´Maar´, zul je zeggen, ´wat ontvangt je bewustzijn ervan?´ Het ontvangt een soort verlichting die als een fakkel die een ander licht van licht voorziet; dit innerlijke leven produceert terwijl het het bewustzijn aanraakt, een soort verlichting die het leven van de mens helder maakt. Na deze ervaring wordt elk moment ontsluierd vanwege dit moment. Het laadt het leven van de mens op met nieuw leven en nieuw licht. Om die reden zitten in het Oosten Yogi´s zo veel uren in Samadhi, in een bepaalde houding, of gaan ze het woud in en zitten daar in eenzaamheid; en zij hebben dat altijd zo gedaan teneinde dit licht te vangen dat wordt gesymboliseerd door een duif.
Er is zelfs nog een stap verder dan dit, die in de termen van de Soefi´s Hahut, of in Vedantische termen Samadhi genoemd wordt, de vijfde sfeer die het bewustzijn ervaart. Hierin raakt het bewustzijn aan de meest innerlijke diepte van zijn eigen wezen; het lijkt op het aanraken van de voeten van God. Dat is de eenwording met God waarover wordt gesproken in de christelijke symbolenleer. Wanneer je bewustzijn zo licht en zo bevrijd en vrij is geworden dat het zichzelf kan opheffen en kan duiken in en kan raken aan de diepten van je wezen, is het net als het aanraken van de Aanwezigheid van God.
Dat is het geheim van alle mystiek, elke religie en elke filosofie. Het proces van deze ervaring lijkt op het proces van de alchemie; wat niet vrijelijk wordt gegeven behalve aan degenen die gereed zijn en die voelen dat er enige waarheid in zit. Iemand heeft tijd nodig om vertrouwd te raken met zaken van deze aard of zelfs om te denken dat er enige waarheid in zit en dat het niet alleen gepraat en verbeelding is. Zelfs degene die de waarheid van de mystieke toestand heeft gevoeld kan zich afvragen of het de moeite waard is om op deze queeste te gaan; maar als hij het doet dient hij de gidsing van iemand te accepteren die kennis van zaken heeft, op wie hij kan vertrouwen. Er dient echter begrepen te worden dat het pad van discipel-zijn, of het pad van initiatie, niet zodanig is dat de leraar wat kennis aan zijn leerling geeft, hem iets nieuws vertelt wat hij nog niet weet of hem een of ander wonder laat zien; als hij dat doet is hij geen ware leraar. De mens is in feite zijn eigen leraar; het geheim van zijn wezen bevindt zich in hemzelf. Het woord van de leraar is er alleen maar om hem te helpen zichzelf te vinden. Niets wat uit boeken geleerd kan worden, niets wat in taal uitgelegd kan worden, niet waarnaar met de vinger gewezen kan worden, is de waarheid. Als iemand zeker van zichzelf is kan hij verdergaan, maar wanneer hij in zichzelf verward is kan hij niet verdergaan en kan geen leraar hem helpen. Derhalve is, ofschoon op dit pad de leraar noodzakelijk is en zijn hulp waardevol is, zelfhulp het voornaamste; en degene die bereidwillig is zich zijn eigen natuur te realiseren en van zichzelf te leren is de ware ingewijde. En vanuit die initatie is het dat hij verder zal gaan, stap voor stap en de verwerkelijking en overtuiging vindt die hij zoekt; en alles wat er tijdens zijn leven naar hem toekomt zal die verwerkelijking van de waarheid alleen maar verdiepen.