Zelfverwerkelijking wordt bereikt door het innerlijke leven. Het leven kan verdeeld worden in twee delen. Een deel is het zorgdragen voor onze wereldse behoeften door hard te werken, geld te verdienen in verschillende capaciteiten dienend opdat we zelf te leven en om voor onze gezinnen te zorgen. Dat is een kant van het leven. De andere kant is beseffen dat er meer is naast het wereldse leven, dat er een hoger ideaal, een groter geluk, een dieper inzicht in het leven en een grotere vrede is. Dit is een ander leven. Met innerlijk leven bedoel ik helemaal niet een religieus leven; want iemand kan religieus zijn en tegelijkertijd heel werelds.
Er is een verhaal over Aurangzeb´s heerschappij in India. Hij vaardigde een keizerlijk bevel uit dat iedereen in zijn rijk alle vijf gebeden van de gelovigen diende bij te wonen. In die tijd leefde er daar een wijze man hoewel niemand wist dat hij een wijze man was omdat hij in eenzaamheid leefde. Deze wijze man ontving het bevel ook, maar hij vergat het en dacht er niet aan. De politie werd gestuurd om hem naar het gebedshuis te brengen en hij kwam bereidwillig en nam deel aan de congregatie. Toen de priester die de gebeden voorgaat zijn recitatie begon rende de wijze man bijna meteen weg uit de congregatie. De politie ging hem achterna en hij brengt voor de rechter geleid want hij had niet alleen de wet verbroken maar ook de gehele congregatie verstoord. Hij zei tegen de rechter: ´Ik zou willen weten wat de gebedsleider de congregatie wilde laten doen´. De rechter zei: ´Religie leert dat jouw gedachten verenigd dienen te zijn met de gedachte van je leider´. De wijze man zei: ´Maar dat deed ik! De gedachte van de leraar ging naar zijn huis; hij was zijn sleutels thuis vergeten. Dus kon ik niet in het gebedshuis blijven; ik rende naar de sleutels´. Uiteindelijk bleek dit echt waar te zijn. Hij was een wijze man en hem was alles bekend wat er in de mind van anderen omging.
Religieus, orthodox of vroom te zijn betekent niet noodzakelijkerwijze spiritueel zijn. Spiritueel zijn is totaal iets anders dan ´devoot´ zijn, zoals men het noemt.
De vraag is hoe je vooruitgaat in het innerlijke leven. Het innerlijke leven kan beschouwd worden als een reis naar een gewenst doel. Er zijn een paar voorwaarden op deze reis die je eerst zou moeten kennen. Op de eerste plaats is de reis moeilijk omdat er geen electrische treinen zijn. Het is een reis die we te voet moeten maken. Dit verandert ogenblikkelijk het karakter van de reis en maakt die anders dan de reizen waaraan we gewend zijn. Er is geen modern gereedschap en we zijn vergeten hoe men in het verleden reisde. De reis die we moeten maken in spirituele verwerving is er een van het soort waarop je door wildernissen en over bergen heengaat, waarop je door rivieren zwemt om naar de andere oever te komen, waarop je allerlei gevaren onderweg riskeert. De uiterlijke reizen worden tegenwoordig gemakkelijk gedaan, maar de innerlijke reis heeft zijn moeilijkheden gehouden.
De eerste voorwaarde voor deze reis is zorgvuldigheid met betrekking tot de gewoonten onderweg. Wanneer je bijvoorbeeld lange afstanden dient af te leggen dan geef je alle onnodige lasten op. We dienen zo veel dingen in het leven op te geven om deze reis te maken. Wij maken onbewust ons leven zwaar voor onszelf; en terwijl het aan de buitenkant niet moeilijk lijkt beseffen we wanneer we naar binnen toe beginnen te reizen hoe moeilijk het is om een zware last te dragen. Wanneer we te voet moeten reizen weegt elke kleine verantwoordelijkheid die we op ons nemen en elke kleine gewoonte op ons, kleine dingen waarover we in het dagelijkse leven niet na zouden denken. We zijn steeds meer gewend verslaafd geraakt aan comfort, steeds intoleranter geworden jegens de omgeving en steeds gevoeliger voor knarsende invloeden. In plaats van sterker te worden zijn we met de dag zwakker geworden, zodat het als het op reizen aankomt en wanneer we de moeilijkheden op de reis in de ogen kijken, het inderdaad erg moeilijk wordt.
Iedereen die tijdens alle perioden van de geschiedenis van de wereld geprobeerd heeft vooruit te gaan op het spirituele pad is moeilijkheden tegengekomen. Zodra hij op dit pad start heeft hij meer problemen dan de gemiddelde mens; van alle kanten komen er steeds grotere verleidingen op zijn pad, verleidingen die wellicht nog nooit eerder zijn gekomen. Zodra hij dit pad neemt komen er allerlei verleidingen. Hij wordt getest en beproefd bij elke stap die hij zet. Bovendien wordt hij heel serieus onder handen genomen als hij zichzelf niet in de hand blijft houden. Anderen worden niet zo serieus onder handen genomen en dat is natuurlijk. Wanneer een kind een glas breekt dan zie je dat door je vingers, maar wanneer de dienstmeid dat doet dan vraag je waarom ze dat heeft gedaan, waarom ze niet zorgvuldiger is geweest. Want een volwassene is verantwoordelijk. Degene die het spirituele pad neemt is verantwoordelijk; daarom wordt er meer van hem gevorderd. Hij dient alles wat hij doet te verantwoorden, ofwel voor zichzelf ofwel voor het leven.
We dienen in ons leven veel schulden af te lossen, schulden waarvan we niet altijd afweten. We kennen alleen onze geldschulden, maar er zijn veel andere: van de echtgenoot ten opzichte van zijn vrouw en van de vrouw ten opzichte van haar echtgenoot; van de moeder ten opzichte van haar kind en van het kind ten opzichte van de moeder; de schulden die we onze vrienden en kennissen moeten aflossen, de schulden ten opzichte van degenen die boven ons staan en de schulden ten opzichte van degenen die van ons afhankelijk zijn. Er zijn zo veel verschillende soorten schulden die we moeten aflossen; en toch denken we er nooit aan. In vroeger tijden hadden zelfs degenen die niet het spirituele pad namen, bijvoorbeeld edelen en strijders, de wet van ridderlijkheid en er waren stricte regels over het aflossen van je schulden. De mensen dachten toentertijd: ´Mijn moeder heeft mij vanaf mijn babytijd opgevoed, ze heeft slaap, rust en comfort voor mij opgeofferd en heeft met een liefde die verder gaat dan welke liefde in deze wereld dan ook van me gehouden en ze heeft me die genade getoond die de compassie van God is´. Het kind dacht veel na over de schuld die hij zijn moeder verschuldigd was.
Iemand ging naar de Profeet Mohammed en vroeg: ´Profeet, u zei dat je je moeder een grote schuld moet aflossen. Stel dat ik mijn moeder alles zou geven wat ik verdien, zou ik haar daarmee terugbetalen?´ De Profeet antwoordde: ´Nee, niet in het minst. Als je haar je hele leven van dienst zou zijn zelfs dan zou je niet de schuld van datgene wat zij op één dag voor je heeft gedaan, kunnen aflossen. Zij bracht je opgevoed met in haar mind constant de gedachte dat jij zou blijven leven zelfs wanneer zij gestorven zou zijn; zij heeft niet alleen haar dienstbaarheid, haar hart en haar liefde aan je gegeven, maar ook haar leven. Dat jij na haar zou blijven leven, dat was al waar ze aan dacht. En wat is jouw gedachte? Als je een vriendelijk en goed iemand bent is je gedachte: ´Zolang mijn arme moeder leeft zal ik voor haar zorgen tot het einde; op een dag zal ze sterven en dan zal ik vrij zijn´. Dat is een andere gedachte dan die zij had´.
Dit is slechts een voorbeeld; maar er zijn veel andere schulden, ten opzichte van onze buren, van vreemden, van degenen die van ons afhankelijk zijn en die wat hulp, wat raad, wat advies, wat dienstbaarheid van ons willen. Dat zijn allemaal schulden die we moeten aflossen. Er is ook veel aan God te betalen, maar God kan vergeven. De schuld ten opzichte van de wereld dient niet vergeten te worden voordat je het spirituele pad opgaat. De spirit voelt grote opluchting wanneer hij zijn schulden aflost als hij verder gaat. Denken mensen tegenwoordig aan zulke eenvoudige dingen? Zodra iemand eraan begint te denken over het spirituele pad dan is de eerste vraag welke occulte boeken hij zal lezen teneinde de sleutel voor het pad te verwerven. Hij denkt nooit aan deze kleine dingen en hoeveel daarvan afhangt. Er is echter een voorwaarde waaraan moet worden voldaan en die voorwaarde is consideratie voor iedere ziel.
We kunnen vragen: ´Wat als ze het niet verdienen, wat als ze het niet waard zijn?´ Wij maken niet uit of ze het wel of niet verdienen. Daar zouden we niet aan moeten denken. Als een geldschieter geld betaald moet worden dan moet dat worden betaald of hij dat nu wel of niet verdient. Zo is het ook op het spirituele pad. Degenen die we moeten betalen dienen we op de manier van aandacht, dienstbaarheid of respect te betalen. Alles wat iemand verschuldigd is moeten we betalen. Op de eerste plaats, los van spirituele verwerkelijking, voelen we zo´n opluchting als we een schuld hebben afgelost ten opzichte van iemand die dat verschuldigd was. Het opent het licht van de ziel voor ons, de weg effenend en verlichtend, zo dat de verwarring verdwijnt die je altijd voelt wanneer je op spirituele wijze wilt voortgaan.
We kunnen nu begrijpen wat de volgende stap op het spirituele pad is. Dat is het ontwikkelen van onze gerichtheid tot vertrouwen. Iemand die langs het spirituele pad wil gaan moet een groter verlangen hebben om te vertrouwen dan de gewone man. De wereld is tegenwoordig zonder twijfel van kwaad erger aan het worden. Beloften hebben geen waarde. Een postzegel van een dubbeltje is meer waard dan een woord van eer. Daar dit de toestand van de wereld is is het voor iemand moeilijk om de gerichtheid tot vertrouwen te ontwikkelen. Wanneer we echter het spirituele pad beginnen te betreden dan is vertrouwen het eerst noodzakelijke. Iemand zegt heel vaak: ´Ik zou mensen wel willen vertrouwen, maar de mensen zijn het niet waard´. Het kan praktisch om er zo over te denken in de zakenwereld, maar wanneer het op een ander soort leven aankomt, het sociale leven of het leven van spirituele bereiking, dan moeten we er niet op deze manier naar kijken. We kunnen alleen maar de gerichtheid tot het vertrouwen van anderen ontwikkelen door bereid te zijn elk verlies te ondergaan.
Het is niet altijd dwaas om te vertrouwen. Integendeel, de wijze vertrouwt meer dan de dwaas. Bovendien is het geen zwakte om te vertrouwen, maar een kracht; degene die minder vertrouwen heeft is zwak en met de dag wordt hij zwakker. Degene die de mensen van buiten niet vertrouwt zal weldra niet in staat zijn zijn eigen verwanten en zijn eigen vrienden te vertrouwen; en uiteindelijk ontwikkelt dat wantrouwen zich in die mate dat hij zichzelf niet vertrouwt. Dat is het einde.
Er is een verhaal over een groot Soefi die in zijn vroegere leven rover was. Er reisde eens een man door de woestijn in een karavaan en hij had een beurs vol met munten. Hij wilde ze aan iemand toevertrouwen omdat hij had gehoord dat er rovers in de buurt waren.
Hij keek om zich heen en wat van de weg af zag hij een tent en een man die daar zat, een zeer gedistingeerd uitziend man. Dus vroeg hij: ´Wilt u deze beurs bewaren, want ik ben bang dat de rovers die zullen pakken als ze komen´. De man antwoordde: ´Geef maar aan mij, ik zal die bewaren´. Toen de man terugkwam bij de karavaan ontdekte hij dat er rovers waren gekomen en al het geld van zijn mede-reizigers hadden gestolen en hij dankte God dat hij zijn beurs aan iemand in bewaring had gegeven. Toen hij echter terugkeerde bij de tent zal hij alle rovers daar zitten en onder hen bevond zich deze zeer waardige man die de buit aan het verdelen was. Hij besefte dat dit de hoofdman van de rovers was en hij dacht: ´Ik was dwazer dan alle anderen, want ik gaf mijn geld aan een dief! Wie kan er dwazer zijn dan dat!´ Hij was bevreesd en trok zich terug. Maar toen de hoofdman hem zag riep hij hem bij zich en vroeg: ´Waarom gaat u weg, waarom bent u hier gekomen?´ Hij antwoordde: ´Ik kwam hier om mijn beurs terug te halen, maar ik ontdekte dat ik die aan juist die bende heb gegeven waarvoor ik de beurs wilde beschermen´. De hoofdman zei: ´U gaf mij uw beurs, ja toch? U vertrouwde mij die toe en die werd niet van u gestolen. Vertrouwde u me niet? Hoe kunt u verwachten dat ik die van u wegneem? Hier is uw beurs, neem haar terug´. Deze daad van betrouwbaarheid maakte zo veel indruk op de rovers dat ze het voorbeeld van hun hoofdman volgden. Zij gaven het roven op. Voelen wat vertrouwen betekent raakte hen tot in de diepten van hun hart. En later in zijn leven volbracht deze dief groots spiritueel werk. Dit laat zien dat we door mensen te wantrouwen een klein verlies vermijden, maar het wantrouwen dat we in ons hart hebben gezaaid is een nog groter verlies.
De derde stap in het innerlijke leven is iemand te vinden wiens leiding we kunnen vertrouwen. We kunnen een spiritueel leraar zo groots als een engel vinden en toch kan hij erg weinig voor ons doen als we geen vertrouwen hebben. Bovendien, als we in ons leven een spirituele gids vonden die het vertrouwen niet waard bleek zou ons verlies kleiner zijn dan het verlies van de leraar. Het verlies van die leraar zou veel groter zijn. Niettemin hangt de hele spirituele vooruitgang onder leiding van een leraar af van de mate waarin wij vertrouwen hebben in zijn leiding. Zonder dit vertrouwen zullen alle leringen en de beoefening van occulte wetten nergens toe leiden.
Mensen die op zoek zijn naar waarheid moeten de plaats kennen van de leraar in hun leven, het belang van een spirituele gids en van zijn leiding; zij moeten die waarderen en die als heilig beschouwen. Als die kennis er niet is dan is er niets en zijn ze net als verloren schapen. Daarenboven is de gerichtheid op het van het ene naar het andere gaan, van de ene naar de andere leraar gaan, een belediging voor de leraar, voor God en voor jezelf; op deze manier volbreng je niets.
Velen vragen zich af waarom het nodig is de leiding van iemand anders te zoeken teneinde uit te komen bij spirituele bereiking. Als iemand zichzelf genoeg is, als hij tevreden is en geleid wordt door het licht van binnenuit dan hoeft hij niet zo´n persoonlijkheid te zoeken. Maar ik heb nog nooit een kind geboren zien worden dat al had geleerd hoe hij moest praten en die geen hulp nodig had van zijn moeder of vader. En net zoals het voor een kind nodig is om van iemand te leren praten, zo dien je ook de hemelse taal van iemand te leren die die taal kent.
In mijn jeugd was mijn interesse in het spirituele pad groot en ik kwam in contact met de leraar door wie ik voorbestemd werd te worden ingewijd. Een van de dingen die mijn leraar zei, was: ´Ongeacht wat voor een groots leraar er komt, wanneer je eenmaal deze initiatie, deze zegeningen uit mijn handen hebt ontvangen, mag je vertrouwen niet veranderen´. Daar ik een moderne opvoeding had genoten vroeg ik me af wat ik daarvan moest vinden. Ik had geen twijfel maar ik vroeg mezelf af wat dit betekende? Met elke stap verder in mijn leven echter ontdekte ik steeds overtuigder dat dit alleen de juiste manier is. Wanneer de mind wordt verward, wanneer iemand wantrouwig is en hij eerst naar de ene leraar gaat en vervolgens een andere methode uitprobeert, wat kun je dan in hem vinden? Er bevindt zich daar geen ideaal. Op een universiteit kun je eerst bij de ene professor studeren en vervolgens bij een ander, enz. Dat is prima op een universiteit; het is een ander soort opleiding; wat het echter aankomt op spirituele opvoeding dan is idealisme noodzakelijk.
Er was ooit in een dorp een jonge boer die bekenstond als een groot zoeker naar waarheid. Er kwam een groots leraar kwam naar dat dorp en er werd aangekondigd dat voor iedereen die er maar in de aanwezigheid van deze leraar zou komen de deuren van de hemel geopend zouden worden en dat hij zonder dat hij rekenschap voor zijn daden af hoefde te leggen toegelaten zou worden. De boeren waren hier zeer opgetogen over en ze gingen allemaal naar de leraar behalve deze jonge man. De leraar zei: ´Iedereen uit het dorp is naar me toe gekomen behalve die jonge man; ik zal zelf naar hem toe gaan´. Dus ging hij naar de cottage van deze jonge man en vroeg: ´Wat is er? Komt het doordat je een antagonist van me bent of doordat je twijfelt aan mijn kennis? Wat is het dat je ervan heeft weerhouden mij te komen bezoeken?´ En hij antwoordde: ´Er was niets wat me heeft weerhouden behalve dit ene: ik hoorde de aankondiging dat iedereen in uw aanwezigheid zonder twijfel toegelaten zou worden tot de hemel. Ik zoek deze toelating niet, omdat ik niet weet waar mijn leraar is die ik ooit gehad heb, of hij in de hemel is of in de hel. Als ik naar de hemel zou gaan en hij was op de andere plaats dan zou dat vreselijk voor me zijn! De hemel zou de hel voor me worden. Ik zou liever bij mijn leraar willen zijn ongeacht waar hij is´.
Dat is het ideaal van de zoekers naar waarheid over hun spirituele leraar. Dat idealisme stelt hen in staat vooruit te gaan en het vertrouwen van hun leraar te winnen. Tegenwoordig is de gerichtheid anders. Een leerling begint de leraar te wegen en te meten voordat hij op het spirituele pad is begonnen. Hij wil weten of de leraar past bij zijn idee of niet en als de leraar niet past bij zijn idee dan komt hij niet om te leren. Wanneer het echter aankomt op onderricht is het iets heel anders; ze zeggen dat ze een leraar zoeken, maar ze zijn ervan overtuigd dat ze zelf leraar zijn. Deze houding houdt duizenden mensen tegen.
Niet alleen het geloof en de devotie die je voor je leraar hebt doen er toe, maar ook jezelf wegcijferen omdat de taak van de leraar net als die van een goudsmit is die het goud smelt en er vervolgens een ornament van maakt. De leraar moet derhalve testen en beproeven, kneden en smelten voordat hij de leerling voor een beter doel kan gebruiken. Als de leerling zichzelf niet kan geven aan dat kneden dan zal hij een moeilijke tijd hebben.
Je kunt je afvragen of het geen zwakte is om zo passief te zijn. Ja, als je passief vanuit zwakte zou zijn dan zou dat zwakte zijn. Maar als je uit wilskracht passief bent dan is dat kracht, want het vereist grote kracht om je eigen zelf te domineren. Je zelf heeft een zwijgende invloed zoals wordt getoond in het verhaal over Daniel. De macht van zijn zelf temde de leeuw. Het temmen van een leeuw is echter gemakkelijk vergeleken met het temmen van je zelf. Je zelf kan vreselijk zijn, vreselijker dan een leeuw. Je kunt denken: ´Hoe gesmolten ben ik niet geworden, hoe vriendelijk ben ik niet geworden, hoe bedachtzaam ben ik niet geworden!´, maar vervolgens kunnen er dan momenten zijn waarop je, tot je eigen verbazing, totaal anders handelt. Om de grove natuur werkelijk te domineren is een smeltend proces; wanneer dan het goud is gesmolten kun je veranderen in elk ornament dat je maar wilt.
Wanneer we nog verder op het spirituele pad gaan dan wordt het het pad van macht, van concentratie. De mind is als een weerbarstig paard dat niet stil wil blijven staan, dat niet onder controle gebracht kan worden. Wanneer iemand eenmaal concentratie begint te beoefenen dan ondervindt hij een zelfs nog grotere moeilijkheid als hij zijn mind wil doen gehoorzamen. Zolang hij het niet probeert is hij zich er niet van bewust, maar zodra hij begint beseft hij hoe moeilijk het is om de mind te concentreren.
Het geheim van alles ligt in concentratie. Met concentratie wordt de verandering van de identificatie van de ziel bedoeld, zodat zij de valse conceptie van identificatie verliest en zich identificeert met het ware zelf in plaats van met het valse zelf. Dit wordt met zelf-verwerkelijking bedoeld. Wanneer iemand eenmaal zijn zelf door de geëigende manier van concentratie, contemplatie en meditatie verwerkelijkt dan heeft hij de essentie van alle religies begrepen. Want alle religies zijn slechts verschillende manieren die naar één waarheid leiden en die waarheid is zelfverwerkelijking.