De onderlinge afhankelijkheid van het innerlijke en het uiterlijke leven

De mens leeft in verwarring of in een mist omdat hem de kennis ontbreekt over de onderlinge afhankelijkheid van het innerlijke en het uiterlijke leven. Je vraagt naar de oorzaak van alles en je leert die oorzaak niet kennen. Het eerste wat je in verband hiermee dient te begrijpen is dat een individu zowel een mechanisme als een ingenieur is. Er is een deel van zijn wezen dat niet meer dan een mechanisme is en er is een ander deel dat de ingenieur is. Als het eerstgenoemde dat deel in hem dat de ingenieur is domineert en beheerst dan wordt die persoon als een machine, werkzaam onder de invloed van alles waarmee hij in contact komt. De invloeden van zowel de verfijndere wereld als de grovere wereld en allerlei invloeden die er op die persoon inwerken, houden hem elk moment van de dag aan het werk, of deze invloeden nu in zijn voordeel of in zijn nadeel werken, of ze nu tegen zijn wil of volgens zijn wil werken. Als het volgens zijn wil gebeurt dan noemt hij dat een gelukkig toeval; als het tegen zijn wil is dan is het een noodlot. De wil heeft een belangrijke rol in het leven te spelen, maar wanneer de wil wordt verborgen onder dat mechanisme heeft hij geen macht over het leven meer. Het mechanisme werkt automatisch, beïnvloed door verschillende krachten die vanuit de verfijndere en de grovere werelden komen.

Waarom zijn er in de wereld zoveel mensen die geloven dat er iets mis is met hen en zijn er zo weinig mensen die denken dat alles goed met hen is? Zelfs onder tienduizend mensen is er misschien maar een die zal zeggen: ´Met mij is alles goed´. Het is erg gemakkelijk het lot de schuld te geven en het het noodlot of pech te noemen, maar het is geen remedie om het zo te benoemen; integendeel, het neemt met de jaren toe. Bovendien, hoe meer het mechanisme greep krijgt op het leven van iemand, hoe meer dat deel wat de ingenieur wordt genoemd wordt onderdrukt; het krijgt nooit een kans. Iemand met maar weinig wil en met maar weinig wensen en verlangens wordt door de kracht van deze automatische werkzaamheid in het leven naar beneden geduwd. Hij noemt deze automatische werkzaamheid ´omstandigheden´ of ´toestanden´. Hij kan er enige reden voor zijn en hij kan een antwoord vinden wanneer hij er vanuit een logisch gezichtspunt naar kijkt, maar het is nooit helemaal bevredigend. Het geeft niet de volste bevrediging omdat er het gevoel blijft dat er zich onder elk probleem de een of andere oplossing en de een of andere betekenis bevindt.

Alles wat je ziet, hoort of waarneemt via het een of andere zintuig of de een of andere ervaring heeft een onderscheiden en bepalend effect op je ziel en op je spirit. Wat je eet, wat je drinkt, wat je ziet, wat je aanraakt, de atmosfeer waarin je leeft, de omstandigheden die je het hoofd moet bieden, de toestanden waar je doorheen gaat hebben allemaal een bepaald effect op je spirit. Of iemand grover voedsel of verfijnder voedsel eet wordt naar buiten toe gemanifesteerd; zelfs als je er geen aandacht besteedt wordt het naar buiten toe gemanifesteerd. Het lichaam laat de natuur zien die het van de aarde waartoe het behoort, heeft geërfd; want de natuur van deze aarde is zodanig dat wanneer die het zaad van een bloemdragende plant ontvangt ze bloemen voortbrengt en wanneer ze het zaad van een fruitboom ontvangt ze fruit voortbrengt. En wanneer ze het zaad van vergif ontvangt ze vergif voortbrengt.

Soms wordt er voordeel gehaald uit slechte ervaringen, terwijl het kan gebeuren dat goede ervaringen resulteren in een verlies. Soms wordt er uit goede ervaringen iets goeds ontvangen en uit slechte ervaringen iets slechts. Bijvoorbeeld wanneer iemand een slechte ervaring heeft opgedaan in vriendschap en er zich daardoor in hem een soort kilte, een pessimistische kijk op het leven of een soort onverschilligheid heeft ontwikkeld en hij minachting, vooroordeel of met tegenzin zich met een ander verbindt, dan betekent dit dat hij de slechte effecten van zijn ervaring heeft ontvangen.

Een ander heeft doordat hij via het ondergaan van een teleurstelling iets geleerd, heeft geleerd tolerant te zijn, hoe te vergeven, hoe de menselijke natuur te begrijpen, hoe weinig van anderen te verwachten en hoe meer aan anderen te geven, hoe zichzelf te vergeten en hoe open te zijn om met een ander te sympathiseren. Een en dezelfde ervaring maakt dat de een naar het Noorden gaat en de ander naar het Zuiden. Het effect van de ervaringen van het leven is op iedereen anders. Een bepaalde drug of een bepaald kruid heeft een bepaald effect, gunstig voor de een en ongunstig voor de ander; en zo is het ook met de uiterlijke ervaringen van het leven.

Het contact van de mens met de uiterlijke wereld is zodanig dat er een continue mechanische uitwiddeling aan de gang is; elk moment van zijn leven neemt hij deel aan alles wat zijn zintuigen hem toestaan te ontvangen. Derhalve neemt iemand die zoekt naar fouten in anderen of naar het kwaad zonder het te weten heel vaak deel aan alles wat het kwade is hoewel hij niet verknipt hoeft te zijn. Iemand die ooit is bedrogen is altijd op zijn qui-vive; zelfs bij iemand die eerlijk is zal hij uitkijken voor bedrog omdat hij die impressie binnenin zichzelf vasthoudt. Dus zal een jager die uit het woud komt waar hij net een klap van een leeuw heeft gekregen zelfs terugschrikken voor de liefkozing van zijn moeder; en wanneer we overwegen hoe veel aangename of onaangename impressies we van ´s morgensvroeg tot ´s avonds laat ontvangen dan beseffen we hoe iemand zonder opzet verknipt kan raken. Want in feite wordt niemand verknipt geboren. Ofschoon het lichaam tot de aarde behoort, behoort de ziel toch God toe en van bovenaf heeft de mens niets anders dan goedheid ontvangen. Wanneer je de diepste diepten van het wezen van de meest verknipte persoon in de wereld kunt raken dan vind je daar niets anders dan goedheid. Dus als er al zoiets als verkniptheid of slechtheid bestaat is dat alleen maar wat de mens heeft verworven; en hij heeft dat niet met opzet verworven maar eenvoudigweg omdat hij open staat voor alle impressies, daar het voor iedereen natuurlijk is om open te staan voor impressies.

De wetenschap van fyiognomie of frenologie gaat zover dat men zegt dat hetgeen je verwerft helpt om de verschillende spieren en botten van het gelaat en van het hoofd te vormen in overeenstemming met wat je mind in zich op heeft genomen. In de Koran staat geschreven dat elk deel van het wezen van de mens getuigt van zijn handelingen; en de woorden van Christus: ´Waar uw schat is daar zal uw hart ook zijn´, betekenen dat de mens in zichzelf alles creëert wat hij van waarde acht. Wanneer iemand een bewonderaar van schoonheid is dan zal hij zonder twijfel altijd deelnemen aan alles wat hij als schoonheid ziet: schoonheid van vorm, kleur en van lijn en daaraan voorbij de schoonheid van goede manieren en omgangsvormen, wat een nog grotere schoonheid is.

Elk ras en elk gezindte heeft zijn principes van goed en kwaad, maar er bestaat een fundamenteel principe van religie waarin alle gezindten en alle mensen elkaar kunnen ontmoeten en dat is de schoonheid te zien in de houding, in het handelen, het denken en het voelen. Er is geen handeling die een stempel draagt waarop staat dat die goed of fout is, maar wat mij verkeerd of verknipt vinden is in werkelijkheid datgene wat onze mind als zodanig ziet omdat hij zonder schoonheid is. Wat hebben alle grote zielen die van tijd tot tijd in de wereld zijn gekomen om de mensheid te wekken tot een grotere waarheid, gebracht? Zij hebben schoonheid gebracht. Het gaat niet om wat ze hebben onderricht, het gaat erom wie ze zelf zijn geweest. Woorden lijken niet toereikend om zowel goedheid als schoonheid uit te drukken; je kunt er in duizend woorden over praten en toch zul je nooit in staat zijn die uit te drukken. Want het is iets wat zich voorbij de woorden bevindt en alleen de ziel kan het begrijpen. Degene die altijd de wet van schoonheid in zijn leven zal volgen zal bij alles wat hij in het leven doet altijd slagen; en hij zal in staat zijn onderscheid te maken tussen juist en verkeerd en tussen goed en slecht.

Wij worden in een zodanige toestand in de wereld neergezet dat we altijd onderhevig zijn aan uiterlijke invloeden. Het is alsof de ziel het leven in werd geworpen blootgesteld aan het naar het Zuiden, Noorden, Westen of Oosten bewogen worden, helemaal afhankelijk van de manier waarop de wind waait; de ziel draait zich in overeenstemming daarmee om. Als er niet dat kleine vonkje in onze ziel zou zijn die de ingenieur genoemd kan worden en wat we herkennen als de wil dan zouden we geen moment beseffen dat we wezens zijn. Er zou dan geen verschil zijn tussen dingen en wezens. En hoe meer we ons het bestaan van de wil in ons realiseren en er ons bewust van zijn, hoe beter we in staat zijn in alle winden ferm te weerstaan; uit welke richting de wind ook komt, wij kunnen die weerstaan.

Zelfs vanuit een materiëel gezichtspunt is de kracht die iemand in staat stelt om op de aarde te staan, op deze altijd-bewegende aarde, niet zijn mechanische lichaam; het is zijn wil. Als de mens zijn wil zou verliezen die zijn lichaam vasthoudt dan zou hij niet op de aarde kunnen staan. Omdat we niet weten wat de wil is of waar die zich bevindt, zien we vaak het bestaan ervan in ons over het hoofd en raken we geabsorbeerd in de oorzaken die zich buiten ons bevinden, oorzaken van alles wat ons vreugde en verdriet brengt. De uiterlijke condities bewegen de spirit en de conditie van de spirit beweegt de uiterlijke levenscondities. Verbaas je er derhalve nooit over dat succes en pech stijgen en dalen; beide worden geleid door de wil die zich achter hen bevindt. De mens, gewend om naar alles te kijken volgens de logica en de rede, ziet ze in een andere vorm dan wat ze daadwerkelijk zijn. De heiligen en de wijzen willen derhalve dit vermogen vinden wat wil wordt genoemd; en bij het vinden ervan werken ze ermee. En wanneer je in staat raakt om er op een geschikte wijze mee te werken dan verwerf je er meesterschap over.

Een denkend persoon vraagt heel vaak of er vrije wil of noodlot bestaat omdat het hem toeschijnt dat deze twee niet tegelijkertijd kunnen bestaan. Het is daarmee hetzelfde als met licht en duisternis: in werkelijkheid bestaat er niet zoiets als duisternis; er is minder licht en er is meer licht. Slechts wanneer ze met elkaar worden vergeleken onderscheiden we ze in licht en duisternis. Op dezelfde manier kunnen we naar de vrije wil en het noodlot kijken: noodlot is altijd werkzaam met vrije wil en de vrije wil met noodlot. Ze zijn één en hetzelfde; het is een verschil van bewustzijn. Hoe meer je je bewust wordt van je wil, hoe meer je ziet dat noodlot er rondomheen werkzaam is en dat noodlot er in overeenstemming mee werkzaam is. En hoe minder je je bewust bent van die wil, hoe meer je jezelf afhankelijk voelt van het noodlot. Met andere woorden: ofwel iemand is een mechanisme ofwel iemand is een ingenieur; als hij echter een mechanisme is dan bevindt er zich in hem een vonkje van de ingenieur en als hij een ingenieur is dan is het mechanisme een deel van zijn wezen.

In spirituele bereiking hoeven we geen afstand te doen van dingen. Zelf-ontkenning zoals die in de Bijbel is omschreven heeft een andere betekenis: het betekent je zelf zijn verkeerde conceptie over zichzelf te ontzeggen, er de verkeerde conceptie uit weg nemen. Dat is ware zelf-ontkenning. Als de mens eenmaal dat deel van hem dat wil wordt genoemd als een goddelijke vonk in zijn hart erkent en erop blaast in de hoop die vonk te veranderen in een vlam en vervolgens in een groot vuur, dan is hij degene die zichzelf leven schenkt; een leven dat de geboorte van de ziel genoemd kan worden.

Je kunt niet zeggen dat er geen noodlot is. Er bestaat het plan dat van een individu is en er bestaat het plan van het goddelijke plan is hoewel het plan van een individu in werkelijkheid niet verschilt van het plan van God. Het is echter niet waar dat het noodlot niet verandert; als wij onze plannen veranderen dan verandert de Schepper ook Zijn plan.

Alles wat we maken inspireert ons om het af te maken. We kunnen iets verkeerds of iets goeds maken, iets fouts of iets goeds; echter het effect ervan op ons zal zijn dat we op de een of andere manier het zullen willen afmaken. Als we pech voor onszelf creëren dan maken we dat af; we kunnen er tegen zijn maar toch maken we het af; dat is de gerichtheid van de mens: iets afmaken wat hij heeft gemaakt. Vaak weet hij dit niet, maar wanneer de wil door de mind wordt verborgen dan ziet hij zichzelf in handen van de omstandigheden; dan wordt het kleine beetje macht dat de wil uitoefent gebruikt om aan de eisen van de omstandigheden om hem heen te voldoen en om dat noodlot te voleindigen of het nu succes of pech is.

Je kunt het ultieme doel van het leven vinden in het je bewust zijn van de vrije wil en in het begrijpen van dat bepaalde plan dat je werkelijk wilt voltooien of volbrengen.