'Heb berouw, want het koninkrijk van de hemel is ophanden'

Deze woorden werden op de eerste plaats door Johannes de Doper uitgesproken in verband met de komst van Jezus Christus. Maar los hiervan bevindt er zich een spirituele betekenis in de woorden ´Koninkrijk van de Hemel´.

Alle dingen die tot iemand behoren vormen zijn koninkrijk, of dat nu grote rijkdom, macht of onbeduidende bezittingen zijn. Het Koninkrijk van de Hemel betekent het volmaakte bezit van alles, wanneer het bezit op zichzelf voldoende is. Er was ooit eens een zeerbekende derwisj in Gwalior, Mohammed Ghauth, die in de jungle zat, ongekleed en alleen at wanneer er hem voedsel werd gebracht. In de ogen van de wereld was hij straatarm, maar werd door iedereen gerespecteerd. Gwalior beleefde slechte dagen. De staat werd bedreigd door een machtige vijand met een leger dat twee keer zo groot was als het leger dat de heerser toebehoorde die zich in zijn moeilijkheden tot Mohammed Ghauth richtte. De heilige man vroeg in eerste instantie met rust gelaten te worden, maar omdat er verder door de Maharaja zelf om zijn hulp werd gesmeekt, zei hij ten slotte: ´Toon mij het leger dat u aan het bedreigen is´. Zij brachten hem buiten de stad en toonden hem de reusachtige menigte die aan het naderen was.

Mohammed Ghauth zwaaide met zijn hand en herhaalde het woord Maktul (vernietigd worden). Toen hij dit deed leek het leger van de Maharaja van Gwalior de aanstormende leger zeer groot toe en ze draaiden zich om en vluchtten. Deze Soefi was de bezitter van het Koninkrijk van de Hemel. Zijn graftombe bevindt zich nu in een paleis en de koningen van de aarde komen er naar toe en buigen ervoor.

Het Koninkrijk van de Hemel bevindt zich in de harten van degenen die God realiseren. Dit wordt in het Oosten erkend en er wordt de heiligen altijd groot respect en eerbied getoond.

Soefi Sarmad, een grote heilige die helemaal geabsorbeerd werd in het visioen van de Ene, leefde in de tijd van Aurangzeb, de grote Mogol-keizer. Aurangzeb vaardigde het bevel uit dat Soefi Sarmad naar de moskee diende te komen. Toen hij dit weigerde werd hij op bevel van de keizer onthoofd. Uit die tijd stamt het verval van de Mogols. Dit verhaal laat zien dat de bezitter van het Koninkrijk van de Hemel zelfs na de dood de macht heeft om koninkrijken op aarde omver te werpen.

We zien deze zelfde waarheid terug in het verhaal over Krishna en Arjuna. Arjuna en zijn vijf broers moesten alleen vechten tegen een machtige menigte. De prins zocht de god en wilde afzien van het koninkrijk. Maar Krishna zei: ´Nee, ge dient eerst terug te winnen wat ge hebt verloren, en dan naar me toe te komen´. En het verhaal gaat verder met te vertellen hoe Krishna zelf de strijdwagen mende en de vijanden van Arjuna werden verslagen want de bezitter van het Koninkrijk van de Hemel was met Arjuna.

Vanuit een metafysisch gezichtspunt gesproken kan het Koninkrijk van de Hemel verworven worden door middel van berouw. Als we een vriend hebben beledigd en hij zich van ons afkeert en we vanuit het diepst van ons hart vergiffenis vragen dan zal zijn hart jegens ons smelten. Als we daarentgen ons hart sluiten, dan raakt het bevroren. Berouw hebben en vergiffenis vragen smelten niet alleen de harten van degenen die we hebben beledigd, maar ook van degenen in de ongeziene wereld. Deze woorden kunnen ook op wetenschappelijke wijze worden uitgelegd. Warmte smelt, terwijl kou bevriesd. Waterdruppels die op een warme of op een koude plaat vallen worden op verschillende wijze beïnvloed. De druppel op de warme plaat verspreidt zich en wordt groter, bedekt een grotere ruimte, terwijl daarentegen een druppel in de koude plaat bevriest en beperkt raakt. Berouw heeft het effect van een druppel die is uitgespreid in de warme sfeer: hij is er de oorzaak van dat het hart zich uitbreidt en universeel wordt, terwijl het verharden van het hart beperking voortbrengt.

De luchtbel houdt niet lang stand; hij spat snel uiteen, maar doordat hij uiteenspat wordt hij deel van de machtige oceaan. Zo is het ook met ons. Wanneer we door warmte van het hart ons beperkte zelf kunnen breken, gaan we op in de Ene, de onbeperkte. Wanneer ons beperkte koninkrijk uit ons zicht verdwijnt, erven we het Koninkrijk van God.