Liefde wordt geleid door de intelligentie; daarom kiest iedereen zijn liefdesobject in overeenstemming met zijn evolutie. Datgene lijkt hem zeer de moeite waard om lief te hebben wat in overeenstemming is met de trap van zijn evolutie. In het Oosten is er een gezegde: ´Zoals de ziel is, zijn de engelen ervan´. De ezel verkiest distels boven rozen.
Het bewustzijn dat ontwaakt is tot de materialistische wereld heeft zijn object van liefde slechts in aardse schoonheden. Het bewustzijn dat actief is via de mind vindt zijn object in gedachten en onder de bedachtzamen. Het bewustzijn dat is ontwaakt via het hart heeft de liefde en de liefhebbenden lief. En het bewustzijn dat in de ziel is ontwaakt heeft de spirit en de spirituelen lief.
Stille liefde, die de goddelijke essentie van de mens is, wordt actief, levendig bij het zien van het beeld van schoonheid. Schoonheid kan uitgelegd worden als volmaaktheid, volmaaktheid in elk aspect van schoonheid. Niet alleen liefde is God of de essentie van God, maar schoonheid laat zichzelf, zelfs in haar beperkte aspecten, ook zien als glimpen van het volmaakte Wezen. Het koninkrijk van mineralen ontwikkelt zich tot goud, zilver, diamanten, robijnen en smaragdgroene edelstenen en laat daarin zijn volmaaktheid zien; de vrucht en de bloem, hun zoetheid en geur, laten volmaaktheid in het koninkrijk van de planten zien; vorm, figuur en jeugd laten in het koninkrijk van de dieren volmaaktheid zien; en het is de schoonheid van persoonlijkheid die duidt op volmaaktheid in het menselijke wezen. Er zijn sommige mensen in deze wereld van wie het leven helemaal in beslag is genomen door het najagen van goud, zilver, sieraden en juwelen; zij offeren alles of iedereen op om het object van hun liefde te verwerven. Er zijn andere mensen die in hun leven geëngageerd zijn in het prachtige beeld van fruit, bloemen, bloembedden en tuinen; misschien hebben ze daarnaast geen enkele andere interesse. Er zijn sommige mensen die helemaal in beslag zijn genomen in de aanbidding van de jeugd en schoonheid van de andere sekse en niets anders lijkt hen meer de moeite waard. Er zijn anderen die ingenomen zijn door de schoonheid van de persoonlijkheid van iemand en zich helemaal hebben toegewijd aan degene die ze zowel hier als in het hiernamaals liefhebben. Iedereen heeft zijn object van liefde overeenkomstig zijn standaard van schoonheid en tegelijkertijd heeft iedereen de volmaaktheid van het goddelijke Wezen in een bepaald aspect lief. Wanneer de ziener dit ziet blijft er in zijn ogen niemand, wijs of dwaas, zondaar of deugzame, nog laakbaar. Hij ziet in elk hart de naald van het compas dat zich naar één en hetzelfde Wezen richt. ´God is mooi en Hij heeft schoonheid lief´, zoals er in de Hadith wordt gezegd.
De mens is nooit in staat om God in de hemel lief te hebben als zijn sympathie zelfs nog niet is ontwaakt voor de schoonheid van de aarde.
Een dorpsmaagd was onderweg om haar geliefde te ontmoeten. Zij liep langs een Mullah die zijn gebeden aan het zeggen was. In haar onwetendheid liep zij voor hem langs, wat in de religieuze wet verboden is. De Mullah was zeer kwaad en toen ze op haar terugweg hem weer passeerde berispte hij haar om haar fout. Hij zei: ´Wat zondig, o meisje, van jouw kant om voo me langs te lopen terwijl ik mijn gebeden aan het offeren was´. Ze vroeg: ´Wat betekent gebed?´ Hij antwoordde: ´Ik was aan God aan het denken, de Heer van de Hemelen en van de aarde´. Zij zei: ´Het spijt me. Ik weet nog niet af van God en Zijn gebeden, maar ik was onderweg naar mijn geliefde en denkend aan mijn geliefde zag ik u niet bidden. Ik vraag me af hoe u die aan God aan het denken was, mij heeft kunnen zien?´ Haar woorden maakten een zodanige impressie op de Mullah dat hij tegen haar zei: ´Vanaf dit moment, o maagd, ben jij mijn leraar. Ik zou van jou moeten leren´.
Op een dag kwam er iermand naar Jami en vroeg hem om zijn mureed te worden. Jami vroeg: ´Heb je ooit in het leven van iemand gehouden?´ Hij antwoordde: ´Nee´. Jami zei: ´Ga dan weg en heb iemand lief en kom daarna naar me toe´.
Om deze reden ondervinden grote leraren en meesters vaak de grootste moeite bij het wekken van de liefde voor God in de gemiddelde mens. Ouders geven hun kind een pop zodat het kind kan leren hoe het die moet kleden, hoe het er vriendelijk tegen moet zijn, hoe het er voor moet zorgen, hoe het die moet liefhebben en aanbidden, hetgeen het kind traint in de toekomst een goede moeder te worden. Zonder deze training zou dat laatste moeilijk zijn. Goddelijke liefde is net zo vreemd voor de gemiddelde persoon als de zorgen van het moederschap dat is voor een meisje dat nog niet voldoende met poppen heeft gespeeld.
Een mureed was lange tijd in dienst van een spirituele gids geweest, maar hij kon geen vooruitgang boeken en werd niet geïnspireerd. Hij ging naar de leraar en zei: ´Ik heb heel veel mureeds geïnspireerd zien raken, maar het is mijn pech dat ik helemaal niet vooruitkom en nu moet ik het opgeven en je verlaten´. De leraar adviseerde hem de laatste dagen van zijn verblijf in een huis vlakbij Khankah door te brengen en elke dag stuurde hij hem heel goed voedsel en vertelde hem de spirituele oefeningen na te laten en een comfortabel en kalm leven te leiden. Op de laatste dag stuurde hij via een mooie meid de mureed een mand fruit. Ze zette het blad neer en ging onmiddellijk weg hoewel hij haar wilde laten blijven. Haar schoonheid en charme waren zo groot en hij was nu zo genegen om die te aanbidden en zo ingenomen over dat hij aan niets anders kon denken. Elk uur en elke minuut verlangde hij er alleen maar naar om haar weer te zien. Zijn verlangen nam met de seconde toe. Bij het voelen dat zijn hart nu was gewarmd en gesmolten door het vuur van de liefde vergat hij te eten en was hij vol tranen en zuchten. Na enige tijd, toen de leraar de discipel bezocht, inspireerde hij hem met één blik. ´Zelfs staal kan gekneed worden als het in het vuur wordt gesmolten´, en zo is het ook met het hart dat door het vuur van de liefde wordt gesmolten.
Het is wijs van de liefde die Sherab-i Kouthar wordt genoemd, de wijn die in de hemelen is te vinden. Wanneer de bedwelming van de liefde in de mens toeneemt, noemen de mensen hem dolverliefd of stapelverliefd, omdat mensen die klaarwakker zijn voor de illusie van de oppervlakte zichzelf beschouwen als de enigen die klaarwakker zijn; maar hun waakzaamheid richt zich op het waandenkbeeld, niet op de werkelijkheid. Hoewel de minnaar gek wordt genoemd bevrijdt zijn gekte voor een object van de wereld van illusie hem geleidelijk van alle waandenkbeelden om hem heen. Als hij erin slaagt dit te verwerven dan geniet hij van zijn vereniging met de geliefde in zijn gelukkige visie. Dan is er geen tijd nodig om de sluier van het ene object dat hij liefheeft voor zijn zicht op te tillen; zoals er in de Koran wordt gezegd: ´Wij zullen de sluier voor uw ogen optillen en uw zicht zal scherp zijn´.
Het is voor een minnaar vanzelfsprekend om verliefd te raken op iemand die hij bewondert, met wie hij éénheid wenst; maar geen enkel object in de wereld is zo volmaakt dat het de aspiratie van het liefhebbende hart kan bevredigen. Dit is het struikelblok dat er de oorzaak van is dat elke beginneling in de liefde valt. De succesvolle reizigers op het pad van de liefde zijn diegenen van wie de liefde zo mooi is dat die alle schoonheid verschaft die hun ideaal mist. De minnaar stijgt door dit te doen in de loop van de tijd uit boven de veranderlijke en beperkte schoonheid van de geliefde en begint binnen in het innerlijke wezen van de geliefde te kijken; met andere woorden: het uiterlijk van de geliefde was enkel een middel om de liefde uit het hart van de minnaar te trekken, maar de liefde leidde hem van het uiterlijk naar het meest innerlijke wezen van het ideaal van zijn liefde. Wanneer de minnaar in het ideaal het onbegrensde en volmaakte Wezen heeft gerealiseerd, of hij nu van de mens of van God houdt, dan is hij in ieder geval een gezegende minnaar.
Hierin is de reis via het pad van idealisme beëindigd en is de reis via het goddelijke ideaal begonnen, want het Gods-ideaal is nodig voor de verwerving van de volmaaktheid van het leven. De mens zoekt dan naar een volmaakt object van liefde, God idealiserend, het hele Wezen, het Eeuwige, die zich boven alle gezonde en zieke lichten en schaduwen van de wereld bevindt, die gezuiverd is van alle beperkingen, geboorte en dood, onveranderlijk, niet van ons te scheiden, aldoordringend, altijd aanwezig voor de ogen van zijn minnaar.
Wanneer de liefde echt is dan neemt die zelfzucht weg, want dit is de enige oplossing om het ego uit te wissen. De Engelse frase ´to fall in love´ draagt het idee van de ware aard van de liefde over. Het is inderdaad een val vanaf de sokkel van het ego naar de grond van het niets-zijn, maar tegelijkertijd is het deze val die tot een stijging leidt, want zo laag als de minnaar valt zo hoog stijgt hij op het einde op. De minnaar wordt verliefd (falls in love) zoals een zaadje op de grond wordt gegooid. Beide lijken vernietigd te worden, maar beide komen in de loop van de tijd op, komen tot bloei en dragen vruchten voor de altijd-hongerige wereld.
De grootste vijand in de wereld voor de mens is het ego, de gedachte aan het zelf. Dit is de kiem waaruit al het kwaad in de mens voortkomt. Zelfs de deugden van de egoist veranderen in zonde en zijn kleine zonden in grote misdaden. Elke religie en filosofie leert de mens het te vermorzelen en niets kan dat beter doen dan de liefde. De groei van liefde is het verval van het ego. Liefde in haar volmaaktheid bevrijdt de minnaar helemaal van al zijn zelfzucht, want liefde kan met andere woorden vernietiging genoemd worden. ´Wie er ook de school van minnenden binnenkomt, de eerste les die hij leert is niet te zijn´.
Vereniging is onmogelijk zonder liefde, want liefde alleen kan verenigen. Elke expressie van liefde duidt op de verwerving van vereniging als haar doel en twee dingen kunnen niet worden verenigd tenzij een van hen tot niets wordt. Niemand kent dit levensgeheim behalve de minnaar. Iraqi zegt in zijn dichtregel: ´Toen ik zonder lief te hebben gehad naar de Ka´ba ging en aan de poort klopte, kwam er een stem: “Wat hebt ge volbracht in uw huis waar ge uit voortgekomen zijt?”. Toen ik ernaartoe ging, mezelf had verloren in de liefde, en aan de poort van de Ka´ba klopte, zei een stem: “Kom, kom, o Iraqi, gij zijt van ons”´.
Als er al iets is wat tegen de ijdelheid van het ego werkzaam is dan is het wel de liefde. Het is de aard van de liefde om zich over te geven; er is niemand in de wereld die zich niet overgeeft. De wereld van variëteit, die het leven in beperkte delen heeft verdeeld, is er als vanzelf de oorzaak van dat elk kleiner deel zich overgeeft aan een groter deel. En op zijn beurt is er voor elk groter deel een deel dat nog groter is in verhouding tot hem en voor elk kleiner deel is er een ander deel dat nog kleiner is in verhouding tot hem. En omdat elke ziel door haar aard gedwongen wordt zich over te geven aan volmaaktheid in al haar gradaties is het enige wat er toe doet of het een bereidwillige of een onwillige overgave is. De eerstgenoemde komt door liefde, de laatstgenoemde wordt door hulpeloosheid gedaan, wat het leven ellendig maakt. Het raakt de Soefi wanneer hij in de Koran leest dat het volmaakte Wezen de onvolmaakte zielen, de kinderen van Adam, vroeg: ´Wie is Uw Heer?´ Zij antwoordden op nederige wijze, zich bewust van hun onvolmaaktheid: ´Gij zijt onze Heer´. Overgave is een vloek wanneer iemand met kilte en hulpeloosheid wordt gedwongen zich over te geven; maar tegelijkertijd wordt het de grootste vreugde wanneer de overgave met liefde en alle bereidwilligheid wordt verricht.
De liefde is de beoefening van de moraal van Suluk, de manier van goed-doen. Het plezier van de minnaar ligt in het plezier van de geliefde. De minnaar is tevreden wanneer de geliefde wordt gevoed. De minnaar is ijdel wanneer de geliefde wordt opgesmukt. ´Wie in het leven zegent degene die hem vervloekt? Wie in het leven aanbidt degene die hem haat? Wie in het leven blijkt betrouwbaar voor degene die trouweloos is? Niemand anders dan de minnaar´. En uiteindelijk raakt het zelf van de minnaar kwijt uit zijn beeld en bevindt zich voor altijd alleen maar het beeld van de geliefde, het verlangde beeld, voor zijn ogen.
Liefde is de essentie van de hele religie, mystiek en filosofie en voor degene die heeft geleerd vervult deze liefde de bedoeling van religie, ethiek en filosofie en wordt de minnaar opgetild boven alle diversiteiten in de geloven en geloofsovertuigingen.
Mozes smeekte eens de Heer God van Israël op de Sinaï: ´O Heer, Gij hebt mij zo´n grote eer bewezen door mij Uw boodschapper te maken en als ik al aan een grotere eer zou denken dan zou dat zijn dat Ge naar mijn nederige verblijfplaats zoudt willen komen en aan mijn tafel het brood zoudt willen breken´. Het antwoord kwam: ´Mozes, Wij komen heel graag naar uw verblijfplaats´. Mozes bereidde een groot feestmaal voor en wachtte begerig op God die zou komen. Toevallig kwam er een bedelaar aan zijn deur en die zei tegen Mozes: ´Mozes, ik ben ziek en arm en ik heb drie dagen niet gegeten en sta op het punt te sterven. Ik smeek U mij alstublieft een stuk brood te geven en mijn leven te redden´.
Mozes die, in zijn begeerte, op het bezoek van God wachtte, die elk moment kon komen, zei tegen de bedelaar: ´Wacht en ge zult meer dan een stuk brood krijgen, gij zult overvloedige en heerlijke schotels krijgen. Ik ben aan het wachten op een gast die vanavond zou komen. Wanneer hij weg is dan zal ik alles wat overblijft aan u geven zodat ge dat mee naar huis kunt nemen´. De man ging weg, de tijd ging voorbij, God kwam niet en Mozes was teleurgesteld. Mozes ging de volgende dag naar de Sinaï en treurde verbitterd en zei: ´Mijn Heer, ik weet dat Ge Uw belofte niet verbreekt, maar wat ik, Uw slaaf, voor zonde verricht dat Ge niet bent gekomen zoals Ge had beloofd?´ God zei tegen Mozes: ´Wij zijn gekomen, Mozes, maar helaas, ge hebt Ons niet herkend. Wie was de bedelaar aan uw deur? Was hij anders dan Wij? Wij zijn het die in alle vermommingen leven en door de wereld trekken en toch ver weg verwijderd zijn in Onze eeuwige hemelen´.
Wat voor verschil er ook onder de religies moge zijn, de drijfveer van alle is er één geweest: het menselijke hart ontwikkelen en voorbereiden op de goddelijke liefde. Soms trok de geest van leiding de aandacht van de mensheid om de schoonheid van God in het firmament te zien en te aanbidden, soms in de bomen en de rotsen, van hen heilige bomen, heilige bergen makend en rivieren zuiverend. Soms heeft de geest van leiding de aandacht van de mens geleid naar het zien van de immanentie van de Heer onder de beesten en de vogels, hen heilige dieren, heilige vogels noemend. Toen de mens zich realiseerde dat er niemand in de schepping hoger was dan hijzelf gaf hij zijn aanbidding van de lagere schepping op, herkennend dat het goddelijke licht het meest manifest in de mens is. Op die manier ontwikkelde de wereld zich geleidelijk aan tot het zien van God in de mens, vooral in de heilige mens die God-bewust is.
De mens kan met zijn beperkte zelf God, het volmaakte Wezen niet zien en als hij zich Hem al kan voorstellen dan kan hij zich Hem het beste voorstellen als een mens; want hoe kan hij zich iets voorstellen wat hij nooit gekend heeft? ´We hebben de mens naar Onze eigen beeltenis geschapen´. Krishna was voor de Hindoes, Boeddha was voor de Boeddhisten God in de mens. De engelen worden nooit anders afgebeeld dan in het beeld van de mens. Zelfs de aanbidders van de vormloze God hebben God geïdealiseerd met de volmaaktheid van menselijke eigenschappen, hoewel dit slechts een ladder is om de liefde van de volmaakte God te bereiken, die men door gradaties verwerft.
Dit wordt duidelijk uitgelegd in een verhaal uit het verleden. Mozes kwam op een dag langs een boerderij en zag daar een boerenzoon tegen zichzelf praten: ´O Heer, Gij zijt zo goed en vriendelijk dat ik voel dat als Ge hier bij mij zoudt zijn ik dan goed voor U zou zorgen, beter dan voor al mijn schapen, beter dan voor al mijn kippen. In de regen zou ik U onder het dak van mijn schuilhut van gras laten schuilen, als het koud is zal ik U bedekken met mijn deken en in de hitte van de zon zou ik U meenemen om in de beek te baden. Ik zou U in slaap brengen met Uw hoofd op mijn schoot en zou U koelte toewuiven met mijn hoed en ik zou altijd over U waken en U beschermen tegen wolven. Ik zou U brood van manna geven en ik zou U botermelk te drinken geven en om U te vermaken zou ik zingen en dansen en op mijn fluit spelen. O Heer mijn God, als Ge maar hiernaar zou willen luisteren en zou willen zien hoe ik voor U zou zorgen´.
Mozes was geamuseerd dit alles te horen en als de brenger van de goddelijke boodschap zei hij: ´Hoe brutaal van u, om de Onbegrensde, God, de Heer van alle gastheren, die zich voorbij vorm en kleur en de waarneming en het begrip van de mens bevindt, te begrenzen´. De jongen raakte ontmoedigd en vol angst om wat hij had gedaan. Maar er kwam onmiddellijk een openbaring naar Mozes: ´Wij zijn hier niet blij mee, Mozes, want We hebben u gezonden om Onze afgescheidenen met Ons te verenigen, niet om uit elkaar te brengen. Spreek tegen een ieder in overeenstemming met zijn evolutie´.
Het leven op aarde is vol behoeften, maar onder al die verscheidene behoeften is de behoefte aan een vriend het grootst. Er bestaat geen grotere ellende dan zonder vrienden te zijn. Deze aarde zou in de hemel veranderen als iemand een gewenste vriend had in het leven en de hemel, met al zijn zegeningen die hij aanbiedt, zou de hel worden in de afwezigheid van de vriend die men liefheeft.
Een bedachtzame ziel zoekt altijd een vriendschap die duurzaam is. De wijze heeft een voorkeur voor een vriend die het grootste deel van de reis van zijn leven met hem meegaat. Het miniatuur van de reis van ons leven kan gezien worden in ons gewone reizen. Als we wanneer we naar Zwitserland reizen bevriend raken met iemand die voor Parijs heeft geboekt dan zal zijn gezelschap tot daar duren en daarna zullen we de rest van de reis alleen moeten reizen. Elke vriendschap op aarde zal tot een bepaald punt gaan en vervolgens ophouden. Daar onze reis door de dood heen gaat zal, als er al enige vriendschap is die zal aanduren, dat alleen de vriendschap met God zijn, die onveranderlijk en eindeloos is. Maar als we niet kunnen zien en Zijn wezen niet kunnen waarnemen dan wordt het onmogelijk om bevriend te raken met iemand van wie we ons helemaal niet bewust zijn. Maar daar God de enige vriend is en vriendschap met Hem de enige vriendschap is die de moeite waard is, zoeken de wijzen eerst vriendschap met iemand op aarde die hen naar de goddelijke Geliefde kan leiden, net zoals een minnaar eerst iemand vindt die tot de huishouding behoort of iemand van de mooie mensen in de kennissenkring met wie hij vriendschap wenst. Onder de Soefi´s verwerven velen het Gods-ideaal via Rasul, de ideale mens; en men bereikt de deur van Rasul via de Sheikh, de spirituele gids, van wie de ziel tengevolge van de devotie wordt gefocust op de spirit van Rasul en zo wordt beïndrukt door zijn eigenschappen. Deze trapsgewijze weg wordt helder voor de reiziger op het pad van de verwerving van de goddelijke Geliefde.
De vriendschap met de Sheikh heeft geen andere drijfveer dan het gidsen bij het zoeken naar God. Zo lang als je individualiteit voortduurt zal die voortduren, zo lang als je naar God aan het zoeken bent zal die voortduren, zo lang als een gids nodig is zal die voortduren. De vriendschap met de Sheikh wordt Fanà-fi-Shaikh genoemd en vervolgens versmelt die met de vriendschap met Rasul. Wanneer de mureed het bestaan van de spirituele eigenschappen voorbij het aardse wezen van de murshid beseft dan is dat de tijd waarop hij gereed is voor Fanà-fi-Rasul.
De vriendschap met de Sheikh is de vriendschap met een vorm en de vorm kan verdwijnen. Iemand zou kunnen zeggen: ´Ik had een vader, maar nu is hij er niet meer´. In feite blijft de impressie van de vader die hij heeft geïdealiseerd achter in zijn mind. De devotie tot Rasul lijkt hierop; zijn naam en eigenschappen blijven achter hoewel de aardse vorm zich niet meer op aarde bevindt. Rasul is de personificatie van het licht van leiding, dat een mureed idealiseert overeenkomstig zijn evolutie. Altijd wanneer de devoot zich hem herinnert, op aarde, in de lucht, op de bodem van de zee, is hij bij hem. Devotie tot Rasul is een stap die niet weggelaten kan worden in de verwerving van goddelijke liefde. Deze fase wordt Fanà-fi-Rasul genoemd.
Hierna komt Fanà-fi-Allah, wanneer de minnaar van Rasul versmelt met de liefde van Allah. Rasul is de Meester die wordt geïdealiseerd omwille van zijn beminnelijke eigenschappen, zijn vriendelijkheid, goedheid, heiligheid, genade; zijn verdiensten zijn te begrijpen; zijn vorm wordt niet gekend, alleen de naam die zijn kwaliteiten vormt; maar Allah is de naam gegeven aan dat ideaal van volmaaktheid waar alle beperking ophoudt en in Allah eindigt het ideaal.
Iemand verliest niet de vriendschap met de Pir noch met Rasul, maar hij aanschouwt murshid in Rasul en Rasul in Allah. Vervolgens kijkt hij voor leiding, voor advies, alleen maar naar Allah.
Er is een verhaal over Rabia, de grote Soefi, dat ze op een dag Mohammed in een visioen aanschouwde en hij haar vroeg: ´Rabia, van wie houdt Ge?´ Zij antwoordde: ´Van Allah´. Hij vroeg: ´Niet van Zijn Rasul?´ Zij antwoordde: ´Gezegende Meester, wie op aarde zou u niet kennen en niet van u houden? Maar nu is mijn hart zo in beslag genomen door Allah alleen dat ik niemand behalve Hem zie´.
Voor degenen die Allah zien verdwijnen Rasul en Sheikh. Zij zien alleen maar Allah in de Pir en de Rasul. Zij zien alles als Allah en zien niets anders.
Een mureed leert door middel van devotie tot de murshid de manier van de liefde, terwijl hij in een kinderlijke nederigheid staat en in het gezicht van elk wezen het gezegende beeld van zijn Pir gereflecteerd ziet. Wanneer Rasul wordt geïdealiseerd dan ziet hij dat alles prachtig wordt gereflecteerd in het ongeziene ideaal van Rasul. Dan raakt hij zelfs onafhankelijk van verdienste, die ook een tegengestelde pool heeft en in werkelijkheid niet bestaat want het is vergelijking die het ene beter laat lijken dan het ander en hij houdt alleen van Allah, het volmaakte ideaal, die vrij is van alle vergelijkingen, zich voorbij alle verdiensten en eigenschappen bevindt. Maar wanneer een mureed voorbij dit ideaal is gestegen, wordt hij zelf liefde en is het werk van de liefde volbracht. Dan wordt de minnaar zelf de bron van liefde, de oorsprong van liefde en leidt hij het leven van Allah, wat Báqi bi-Allah heet. Zijn persoonlijkheid wordt een goddelijke persoonlijkheid. Dan is zijn gedachte de gedachte van God, zijn woord het woord van God, zijn daad de daad van God en wordt hij zelf liefde, liefhebber en geliefde.