Het enige verschil tussen spirituele bereiking en de continue worsteling van het leven is dat je in het wereldse leven in een andere richting worstelt. In het wereldse leven, of het nu in het zakenleven, de politiek, de handel is of wat je levenswandel ook is, komt iemand als blijkt dat hij die macht mist die hem in staat stelt door te worstelen, niets dan mislukking tegen. Hij kan een goed iemand zijn, een heilig iemand, een spiritueel iemand, maar dat doet er niet toe. Om deze reden verliezen velen in de wereld het vertrouwen in goedheid en in spiritualiteit, wanneer ze zien dat deze goedheid er in het leven niet toe schijnt te doen. Het is voor een spiritueel iemand absurd om te zeggen dat je wereldse worsteling geholpen zal worden door spiritualiteit, goedheid en vroomheid. Je moet de inspiratie en macht hebben om de eisen van het leven in de worsteling van het leven te beantwoorden. De zoeker op het spirituele pad moet niet vergeten dat in de lucht zweven niet goed is; het is eerst nodig om op de grond te staan. Er zijn veel mensen die dromen, die in de lucht leven, maar dat beantwoordt niet ons doel. Wanneer zij klagen dat ze spiritueel werk aan het doen zijn en zich toch in slechte omstandigheden bevinden dan vergeten ze dat de talen van deze paden anders zijn, de wet van deze paden anders zijn. Daarom maak ik onderscheid tussen deze twee paden om duidelijk te maken dat het ene weinig te maken heeft met het andere. Dit betekent niet dat de verknipte persoon zal slagen of dat succes door kwaad behaald wordt; als dat zo zou zijn dan zou dat slechts een sterfelijk succes zijn. Desalniettemin moet je niet de spirit de schuld geven van mislukking in wereldse zaken, want wereldse zaken behoren tot een andere inspiratie; als dat niet zo zou zijn dan zouden alle grote wijze mannen miljonair zijn.
De wereldse worsteling is een naar buiten gerichte worsteling. De worsteling op het spirituele pad is een naar binnen gerichte worsteling. Zodra je de spirituele richting opgaat dan is de eerste vijand die je tegenkomt je eigen zelf. Wat doet het zelf? Het is zeer schalks. Wanneer je zegt dat je het wilt bevechten dan zegt het: ´Ik ben jouzelf. Wil je met mij vechten?´ En wanneer het mislukking brengt dan is het slim genoeg om de schuld aan iemand anders te geven.
Beschuldigen al diegenen die in het leven gefaald hebben zichzelf? Nee, ze beschuldigen altijd iemand anders. Als ze iets hebben gewonnen dan zeggen ze: ´Dat heb ik gedaan´. Wanneer ze iets hebben verloren dan zeggen ze: ´Deze persoon heeft me gedwarsboomd´. Dat is hetzelfde met grote of kleine dingen. Het zelf geeft fouten niet toe; het geeft altijd anderen de schuld. De ijdelheid ervan, de trots ervan, de kleinzieligheid ervan en egocentrische gerichtheid ervan die continu aktief is, houdt je blind.
Ik herinner me een Perzische dichtregel gemaakt door mijn murshid die betrekking heeft op het zelf: ´Wanneer ik vind dat ik nu vrede kan sluiten met mijn zelf, vindt het tijd om een andere aanval voor te bereiden´. Dat is onze toestand. We denken dat onze kleine fouten geen consequentie hebben omdat ze klein zijn; of we denken er überhaupt niet aan. Maar elke kleine fout is een vlag voor het kleine zelf, voor zijn eigen heerschappij. Op deze manier maakt het strijden de mens tot soeverein van het koninkrijk van God. Maar weinig mensen kunnen de grote macht verwezenlijken in het strijden met en het overwinnen van het zelf.
Wat doet de mens echter over het algemeen? Hij zegt: ´Mijn arme zelf, het moet de conflicten van deze wereld weerstaan; moet ik ook met dit zelf strijden?´ Dus geeft hij zijn koninkrijk over aan zijn kleine zelf, zichzelf berovend van de goddelijke macht die zich in het hart van de mens bevindt. In de mens bevindt zich een vals zelf en een waar zelf. Het ware zelf omvat het eeuwige; het valse zelf omvat het sterfelijke. Het ware zelf heeft wijsheid; het valse zelf heeft onwetendheid. Het ware zelf kan tot volmaaktheid stijgen; het valse zelf eindigt in beperking. Het ware zelf heeft alle goeds, het valse zelf brengt al het slechte voort. Je kunt ze allebei in jezelf zien: God en de ander. Door de ander te overwinnen, verwerkelijk je God. Deze andere macht is Satan genoemd; maar is het een macht? In werkelijkheid is het dat niet. Wel en niet. Het is een schaduw. We zien schaduw en toch zien we niets. We moeten beseffen dat dit valse zelf geen bestaan op zichzelf heeft. Zodra de ziel boven het valse zelf is uitgestegen begint ze haar adeldom te verwerkelijken.
Vervolgens is er echter het praktische aspect. Hoe laat dat zich zien? Welke vorm heeft het? Het stijgt omhoog ter ondersteuning van zijn eigen belang. Het verdedigt zichzelf tegen de aanvallen van anderen. Het voelt zich jegens iedereen uitgesloten. Het kent zichzelf als een entiteit afgescheiden van vriend en vijand. Het houdt zich bezig met alles wat vergankelijk is; het is blind voor de toekomst en onwetend over het verleden. Het manifesteert zich in de vorm van zelfmedelijden. Het drukt zichzelf uit in de vorm van wraak. Het leeft door zich te voeden met verbittering en zijn leven wordt altijd in obscuriteit doorgebracht. Zijn toestand is rusteloosheid en ontevredenheid. Het heeft een continue honger naar alles wat er is; het wordt nooit bevredigd. Het heeft vertrouwt niemand, denkt aan niemand, houdt geen rekening met wie dan ook. Het mist gewetensvolheid en derhalve goede manieren. Het kleine zelf denkt alleen maar aan zijn eigen voordeel en zijn eigen comfort. Het is voor het zelf vreselijk om aan anderen te geven, om aan degenen om zich heen te geven want het kent geen opoffering. Zelf-opoffering is voor het kleine zelf erger dan de dood. Dat is het kleine zelf.
Wanneer we een ander de schuld geven, wanneer we iemand niet aardig vinden dan zien we hetzelfde element in onszelf over het hoofd. Er is niemand in de wereld die kan zeggen: ´Ik heb dit niet in me´. Was hij maar rechtvaardig! Want het is meestal degene die onrechtvaardig is die de ander de schuld geeft. Hoe rechtvaardiger we worden hoe stiller we in alle omstandigheden zullen zijn. Als we naar buiten toe gericht fouten in anderen zien dan is er naar binnen toe gericht binnen in onszelf de opgetelde som. Het kleine kind kan niet anders dan liefhebben. Als er een dief komt of een rover dan wil het kind hem liefhebben en lacht het naar hem. Waarom is dat? Omdat in het kind nog geen dief wordt gewekt. Het kind komt uit de hemel, de dief van de aarde. Er is geen plaats voor hem daar; daarom is hij voor het kind geen dief. We accepteren iets omdat we het al in ons hebben. Als we onze kennis, duizend dingen die we hebben ervaren overwegen dan ontdekken we dat andere mensen ons de meeste daarvan hebben verteld en dat we ze onmiddellijk hebben geloofd. Zodra iemand ons iets over een verknipt iemand vertelt dan denken we: ´Nu weten we het, we kunnen er helemaal zeker van zijn´. Maar wanneer iemand langskomt en zegt: ´Ik heb iets schitterends gezien; deze man is zo goed´, dan denkt iedereen: ´Is dat werkelijk waar? Is het mogelijk zo goed te zijn? Is er niets slechts in hem?´ Voor veel mensen is goedheid onnatuurlijk.
Je zou je af kunnen vragen of het spirituele pad een tirannie over jezelf is. Nee, want door het pad te betreden kneed je je karakter, wat je persoonlijkheid vormt. Hierin is de gehele religie gelegen. Wanneer iemand begint te denken: ´Ik dien niemand, die ik ontmoet, waardig of onwaardig, vriend of vijand te kwetsen of pijn te doen´, alleen dan begint hij zijn werk in de spirituele richting. Spiritualiteit is niet het verrichten van wonderen. Spiritualiteit wordt verworven door de juiste houding.
Waar bevindt zich de tempel van God zich? Die bevindt zich in het hart van de mens. Zodra je rekening begint te houden met de gevoelens van anderen begin je God te aanbidden. Je zou kunnen zeggen dat het moeilijk is het iedereen naar de zin te maken. Dat is ongetwijfeld zo. Het is nog moeilijker als je in jezelf de neiging hebt om het iedereen naar de zin te maken. Er is een verhaal over een murshid die met zijn mureeds een of andere dorp ging bezoeken. En hij was aan het vasten. De mureeds hadden ook een eed afgelegd om te vasten. Zij kwamen aan bij het huis van een boer waar groot enthousiasme en vreugde heerste en waar een diner voor hen werd klaargemaakt. Toen ze aan tafel werden uitgenodigd ging de murshid zitten; maar de mureeds durfden dat niet omdat ze de eed om te vasten hadden afgelegd. Toch zouden ze dat niet tegen de murshid zeggen. Zij dachten: ´Murshid is vergeetachtig; Murshid is de eed vergeten´. Nadat het diner voorbij was en ze naar buiten gingen vroegen de leerlingen: ´Vergat u niet de eed om te vasten?´ ´Nee´, was het antwoord van de murshid, ´ik was die niet vergeten. Maar ik gaf eerder de voorkeur aan die eed te verbreken dan dat ik het hart van die man zou breken die met al zijn enthousiasme het voedsel had toebereid´.
De dorst naar het leven maakt dat we kleine gelegenheden om goed te doen over het hoofd zien. Elk moment van het leven biedt gelegenheid om je bewust te zijn van het menselijk gevoel, in voorspoed, in alle omstandigheden. Dat kost heel weinig; er is slechts een kleine gedachte nodig. Iemand kan goed zijn maar tegelijkertijd niet gewetensvol met betrekking tot kleine dingen. Er is geen grotere religie dan liefde. God is liefde; en de beste vorm van liefde is om gewetensvol te zijn met betrekking tot de gevoelens van degenen met wie we in het dagelijkse leven in contact komen.
Hoe verder je gaat, hoe meer moeilijkheden er zijn; je zult grotere fouten in jezelf ontdekken als je verder gaat langs het spirituele pad. Niet omdat het aantal fouten is toegenomen, maar het gevoel is zo scherpzinnig geworden dat je anders naar fouten kijkt die je eerst niet zou hebben opgemerkt. Het is als een musicus: hoe gevorderder hij raakt en hoe beter hij speelt, hoe meer fouten hij opmerkt. Degene die zijn fouten niet opmerkt is in werkelijkheid erger aan het worden. Er komt geen einde aan je fouten. Eraan denken maakt je nederig.
Zeggen dat ´God in me is´, voordat je dit andere, metafysische aspect van de waarheid hebt verwerkelijkt, is niet nederig maar profaan. God bevindt zich in de diepte van het hart, maar dit te weten is van geen nut wanneer de deuren van het hart niet open staan. Het is de verwerkelijking van de ontelbare fouten dat je nederig maakt en het kleine zelf wegvaagt uit je bewustzijn. En in de wegvaging van het zelf ligt ware spirituele bereiking.