Woorden als wens, verlangen, liefde en dergelijke betekenen min of meer hetzelfde; maar het woord ´wil´ is veel belangrijker dan al die andere woorden. En de reden is dat de wil het leven zelf is. De Bijbel noemt God liefde. Liefde in welke zin? Liefde in de zin van wil. Waarmee schiep de Schepper het universum? Met liefde? Met de wil; liefde kwam daarna. Liefde is de wil wanneer ze door zijn manifestatie wordt herkend; dan wordt het liefde genoemd; maar in het begin is het de wil. Men zegt bijvoorbeeld van de Taj Mahal, dat grootse gebouw in Agra, dat het het teken was van de liefde die de keizer voor zijn geliefde voelde. Tegelijkertijd kun je het, wanneer je er op een objectieve manier naar kijkt, niet een expressie van liefde noemen; je zou het eerder een fenomeen van de wil noemen. Op zijn minst zou je met het oog op de start van het bouwen naar de spirit, de impuls die het een aanvang liet nemen kunnen kijken als zijnde een fenomeen van de wil van de keizer; nadat het was voltooid kun je zeggen dat het de uitdrukking van zijn liefde was. Wanneer iemand zegt: ´Ik verlang het´, ´Ik wens het´, is dat een incomplete wil, een wil die zich niet bewust is van zijn kracht, een wil die niet zeker is van wat hij wil. In dat geval wordt het een verlangen, een wens, genoemd. Maar wanneer iemand zegt: ´Ik wil het´, dan betekent dat dat het definitief is. Iemand die nooit kan zeggen: ´Ik wil het´, heeft geen wil.
Hieruit kunnen we concluderen dat de wil de bron en de oorsprong is van alle fenomenen. Hinidoe´s hebben de schepping een droom van Brahma, de Schepper, genoemd. Maar een droom is een fenomeen van de onbewuste wil, wanneer de wil op een automatische wijze werkzaam is.
De wil is de handeling van de ziel. Je kunt de ziel ook het zelf van de wil noemen. Het verschil tussen wil en ziel is als het verschil tussen een persoon en zijn handeling.
Er is een verschil tussen de bedachtzame en de verbeeldingsrijke mens en het verschil is dat de een met de wil denkt en de ander zonder de wil. Wanneer iemand eenmaal de waarde van de wil kent dan erkent hij dat er niets in de wereld is wat kostbaarder is dan de wil. Natuurlijk komt er derhalve in de mind van de bedachtzame mens de vraag omhoog: ´Heb ik een wil in me? Heb ik een sterke wil of heb ik een zwakke wil?´ En het antwoord is dat niemand zonder wil kan bestaan; iedereen heeft een wil.
De automatische werking van de mind produceert verbeeldingskracht en de waarde van verbeeldingskracht hangt af van de ontwikkeling van de mind; als de mind wordt afgestemd op een hogere toonhoogte dan zal de verbeeldingskracht zich vanzelf op een hogere toonhoogte bevinden; maar als de mind niet op een hoge toonhoogte wordt afgestemd dan zal de verbeeldingskracht zich vanzelf niet op een hoge toonhoogte bevinden.
Verbeeldingskracht heeft zijn plaats en zijn waarde. Maar wanneer? Op het moment dat het hart wordt afgestemd op een zodanige toonhoogte dat de verbeeldingskracht nergens anders meer heen kan gaan dan naar het paradijs. Het hart dat zo wordt afgestemd door liefde, harmonie en schoonheid begint zonder het te willen automatisch rond te drijven; en in deze automatische beweging reageert het op alles wat het aanraakt of drukt het dat in de een of andere vorm uit. Als dat in de vorm van lijnen, kleuren of noten is dan wordt er kunst, schilderwerk, muziek of poëzie geproduceerd; op dat moment heeft verbeeldingskracht waarde. Maar wanneer het aankomt op het zakenleven en wetenschap en alles wat is verbonden met ons dagelijkse leven en de wereld dan is het beter de verbeeldingskracht opzij te zetten en met het denken te werken.
Net zoals nacht en dag nuttig zijn, zoals rust en handeling noodzakelijk zijn, zo hebben het denken en de verbeeldingskracht hun plaats in ons leven. Als een dichter bijvoorbeeld zijn wil zou gebruiken om zijn verbeeldingskracht te sturen dan zou dat een denken worden en rigide worden. Voor een dichter is het natuurlijk om zijn mind door de ruimte te laten drijven; en wat hij ook maar tegenkomt door zijn hart te laten uitdrukken en wat er vervolgens wordt uitgedrukt is een inspiratie. Maar wanneer iemand zich bezig moet houden met zakendoen dan dient hij niet zijn hart in de lucht te laten drijven; hij dient te denken aan de dingen van de aarde, en hij dient zeer zorgvuldig over cijfers na te denken.
Vervolgens komen we uit bij de kwestie van hoe we onze wil kunnen handhaven. Het is de aard van het leven dat we leiden is die ons berooft van onze wil. Niet alleen de strijd die we moeten ondergaan in het leven, maar ook ons eigen zelf, onze gedachten, onze verlangens, onze wensen, onze motieven verzwakken onze wil. Iemand die weet hoe ons innerlijke wezen is verbonden met de perfecte Wil, zal ontdekken dat het onze ervaring tijdens ons leven is die de wil kleiner, nauwer en beperkter maakt. Onze genietingen beroven ons van onze wil, net als onze zorgen, en de enige manier om de wil te handhaven is door het bestaan van de wil te bestuderen en door te analyseren wat onder alle dingen in onszelf nu de wil is.
Het zou misschien kunnen lijken dat het motief de wilskracht vergroot, maar uiteindelijk zullen we ongetwijfeld ontdekken dat het ons van wilskracht berooft. Een motief is een schaduw op de intelligentie, ofschoon hoe hoger het motief is hoe hoger de ziel is en hoe grootser het motief is hoe grootser een mens is. Wanneer het motief zich onder het ideaal bevindt dan is dit de val van de mens; en wanneer zijn motief zijn ideaal is dan is dat zijn stijging. In overeenstemming met de wijdte van het motief is de visie van iemand wijd en in overeenstemming met de macht van het motief is de kracht van iemand groot.
Er bestaat bovendien een Engels gezegde: 'Man proposes, God disposes' (´De mens wikt, God beschikt´). Je wordt altijd geconfronteerd met een macht die groter is dan jezelf, die niet altijd je verlangen ondersteunt. En natuurlijk dient wilskrachtig iemand die is geconfronteerd met een grotere macht zich vroeg of laat gewonnen geven en beïndrukt te worden door het verlies van zijn eigen wil. Dit is slechts een voorbeeld, maar er zouden honderd voorbeelden gegeven kunnen worden om te laten zien hoe je wordt beroofd van je wil zonder het je te realiseren. Heel vaak denkt iemand dat hij door actief te zijn of vastbesloten te zijn zijn wil handhaaft en dat hij door passief te zijn zijn wil verliest. Maar dat is niet zo. Waar strijd is is er een vooruitgang en een terugtrekking. Door een terugtrekking ben je niet verslagen en door een vooruitgang heb je niet altijd succes behaald. Iemand die zijn wil altid uitoefent, oefent daar druk op uit en vermoeit die erg snel. Het lijkt op de zekerheid die je hebt met betrekking tot een touw dat je in je hand hebt en over de rand van een scherpe steen wrijft. Heel vaak zie je dat mensen die een grote wilskracht tentoonspreiden veel eerder falen dan degenen die dat niet doen.
Er is altijd een strijd tussen wilskracht en wijsheid; en het eerste en meest wijze om te doen is harmonie teweeg te brengen tussen wijsheid en wilskracht. Wanneer iemand zegt: ´Ik wens dit te doen, ik wil dit doen´, en zijn gevoel tegelijkertijd: ´Nee, dat kun je niet doen, dat dien je niet te doen´ zegt dan kan hij het, zelfs niet met al zijn wilskracht, niet doen of dan zal hij iets tegen beter weten in doen.
Dit laat ons het leven in een ander licht zien: dat degenen die wijs zijn maar zonder wil net zo hulpeloos zijn als iemand met wilskracht maar zonder wijsheid. Het heeft geen zin om wijsheid aan de voorkant te hebben en wilskracht aan de achterkant; noch heeft het geen enkele zin om wilskracht aan de voorkant te hebben en wijsheid aan de achterkant. Wat er nodig is is om die twee als een te maken en dit kan gedaan worden door je bewust te worden van de handeling van beide in alles wat je doet. Tegelijkertijd kun je dit in je dagelijkse leven oefenen door je dingen te ontzeggen waarvan je houdt. Als iemand altijd heeft wat hij wil hebben dan bederft hij ongetwijfeld zijn wil, want dan heeft zijn wil geen reactie.
Er wordt een stimulus naar de wil gezonden wanneer je je iets ontzegt waarnaar je verlangt: dan wordt de wil zich bewust van zichzelf, levendig; de wil vraagt zich af waarom hij het niet zou kunnen hebben. Bijvoorbeeld wanneer iemand perziken wil hebben maar zich tegelijkertijd heel erg aangetrokken voelt tot de bloem van de perzik. Hij vindt de bloem prachtig en vervolgens komt er een idee: waarom die bloem niet op de plant gelaten? Dat maakt dat hij zal besluiten de perzik niet te plukken. Dit geeft hem een stimulus, omdat hij eerst verlangde om de perzik in bezit te krijgen en vervolgens ging het bewustzijn ermee aan het werk; en net zoals er licht voortkomt uit frictie, zo komt wil voort uit frictie.
De kracht van de wil ligt in het beheersen, in tegenstelling tot verbeeldingskracht die zonder beheersing werkzaam is, want als je die wil beheersen dan bederf je die. Niets in de wereld, zowel in de sfeer van de mind als op het fysieke plan, kan bewegen zonder de kracht van de wil; maar terwijl de kracht van de wil bij het ene absoluut de controle heeft, is die bij het ander automatisch werkzaam.
Er is een andere vijand van de wilskracht en dat is de macht van het verlangen. Soms berooft dit de wilskracht van zijn sterkte; soms wordt de wilskracht door een conflict met het verlangen sterk. De zelf-ontkenning die in de Bijbel wordt onderricht betekent over het algemeen het verpulveren van verlangens. Dat moet niet worden opgevat als een principe maar als een proces. Degenen die het als een principe hebben opgevat hebben verloren; degenen die het als een proces hebben opgevat hebben gewonnen.
De vijand van het begrip, van wijsheid, is het gemis aan kalmte van de mind. Wanneer de mind kalm is produceert hij de juiste gedachte en stijgt de wijsheid op natuurlijke wijze als een fontein op. De Soefi´s hebben derhalve verschillende oefeningen onderricht, zowel in fysieke als in meditatieve vorm, teneinde de mind kalm te maken, zodat de wijsheid die er is als een fontein omhoog kan komen. Je kunt niet in woelig water je eigen beeltenis gereflecteerd zien; het is in kalm water dat je je eigen beeltenis op heldere wijze kunt zien. Ons hart wordt vergeleken met water en wanneer het rustig is springt wijsheid als vanzelf op. Het is wijsheid samen met de wil die werkzaam zijn in de richting van een succesvol resultaat.
Wilskracht wordt systematisch ontwikkeld door eerst het lichaam te disciplineren. Het lichaam dient in de voorgeschreven houding te zitten; het dient op de plaats te staan waar het gevraagd is te gaan staan. Het lichaam moet niet rusteloos, vermoeid raken door wat er van gevraagd wordt, maar het moet aan de eisen beantwoorden van degene aan wie het toebehoort. Zodra de Soefi het lichaam begint te disciplineren, begint hij te zien hoe ongedisciplineerd het altijd was; dan ontdekt hij dat dit lichaam dat hij altijd ´van mij´, ´mijzelf´ heeft genoemd en waarvoor hij voor het comfort daarvan alles heeft gedaan wat hij maar kon, dat deze heiden zeer ongehoorzaam, zeer ongelovig lijkt.
Daarna komt de discipline van de mind. Dit wordt gedaan door concentratie. Wanneer de mind ergens anders aan aan het denken is en je van de mind wil dat hij aan een specifieke gedachte denkt dan wordt de mind erg rusteloos; hij wil niet op een plaats blijven, want hij is altijd zonder discipline geweest. Zodra je hem disciplineert, wordt hij als een koppig paard dat je moet bedwingen. De moeilijkheid begint wanneer je je probeert te concentreren; hij begint te springen, terwijl hij op andere momenten slechts rondloopt. Dit gebeurt omdat de mind een entiteit is. Hij voelt zich zoals een wild paard zich zou voelen: ´Waarom zou ik lastig gevallen moeten worden door jou?´ Maar de mind is bedoeld om een gehoorzame dienaar te zijn, net zoals het lichaam bedoeld is om een gehoorzaam gereedschap te zijn om het leven mee te ervaren. Als zij niet in orde zijn, als zij niet handelen zoals je wilt dat ze handelen, dan kun je niet hopen op waar geluk, op waar comfort in het leven.
De wil kan zo sterk worden dat hij het lichaam beheerst, het op een perfecte wijze gezond makend. Maar, kun je je afvragen, hoe zit het dan met de dood? De dood is de wilskracht niet vreemd. Zelfs de dood wordt veroorzaakt door de wilskracht. Je denkt dat je je dood niet uitnodigt; dan doe je inderdaad ook niet; maar de persoonlijke wil wordt krachteloos en de grotere Wil beïndrukt deze krachteloze wil en verandert die in zichzelf. Want de kleinere wil behoort aan de grotere Wil. Soefi´s noemen de eerste Kadr en de laatste Kaza. Kaza reflecteert op Kadr zijn bevel en Kadr accepteert die onbewust. Aan de oppervlakte kan iemand nog steeds willen blijven leven, maar in de diepte heeft hij zich neergelegd bij het sterven. Als de mens zich niet zou neerleggen bij de dood zou hij niet sterven. In de diepte van zijn wezen heeft hij zich neergelegd bij zijn dood voordat zijn leven van hem wordt weggenomen.
Overgave van de menselijke wil aan de goddelijke Wil is de ware kruisiging. Na die kruisiging volgt de opstanding. Je kunt hierbij uitkomen door het plezier van God te zoeken; en het is niet moeilijk wanneer je eenmaal op zoek ben gegaan naar het plezier van God. Slechts wanneer je niet begint om het te proberen weet je niet wat het plezier van God is. Maar los hiervan is er een andere les die de Soefi´s hebben onderricht: het plezier zoeken van je naasten; en dit is nou precies wat de mens over het algemeen weigert te doen. Hij is helemaal bereid om het plezier van God te doen, maar wanneer je hem vraagt het plezier van zijn naasten te zoeken dan weigert hij dat.
In allebei de gevallen echter ben je op zoek naar het plezier van een en hetzelfde Wezen. Je begint met overgave; maar wanneer je eenmaal hebt geleerd om in overgave in het leven te staan en wanneer je wordt afgestemd op de goddelijke Wil dan hoef je je niet over te geven want dan wordt jouw wens de goddelijke impuls.