De moraal van liefde

Er bestaat een moraal, de liefde die voortkomt uit zelfontkenning en floreert in de daden van liefdadigheid.

De orthodoxen zeggen: ´Dit is goed, dat is slecht; dit is juist, dat is verkeerd´, maar voor een Soefi is liefde de bron van alle goede daden. Iemand zou kunnen zeggen dat dit ook de bron van slechte daden is, maar dat is niet zo; het is gebrek aan liefde.

Onze deugden worden gevormd uit liefde en onze zonden worden veroorzaakt door het gebrek eraan. Liefde verandert zonden in deugden en het gebrek eraan maakt dat deugden zonder betekenis zijn. Christus zei toen er hem een vrouw werd gebracht die was beschuldigd van een zonde: ´Haar zonden worden vergeven, want zij heeft veel liefgehad´. De hemel wordt zo mooi gemaakt met liefde en het leven wordt tot een hel door het gebrek eraan. Liefde schept in werkelijkheid harmonie in iemands´ leven op aarde en vrede in de hemel.

Een Indiase danseres was eens uit het raam naar twee begrafenissen aan het kijken en ze zei tegen haar minnaar: ´De eerste van die twee is een ziel die naar de hemel is gegaan en de tweede is een ziel die naar de hel is gegaan, dat weet ik zeker´. Hij vroeg: ´Hoe kun jij, een Indiase danseres, pretenderen iets te weten wat alleen een heilige kan weten?´ Zij antwoordde: ´Ik weet dat op grond van het simpele feit dat alle mensen bij de eerste begrafenis een droevig gezicht hadden en er velen tranen in hun ogen hadden; en al degenen die de tweede begrafenis volgden hadden droge ogen en hun gezichten waren vrolijk. De eerste bewees dat hij velen lief had gehad en hun affectie had gewonnen en er dus recht op had om de hemelen binnen te gaan en de tweede kan niet iemand lief hebben gehad want niemand rouwde bij zijn heengaan´.

Dus zal, daar deze wereld voor de liefdelozen een hel is, dezelfde hel in de volgende wereld duidelijk worden. Als de ziel en het hart niet in staat zijn tot liefde dan zijn zelfs de bekenden en de intiemste vrienden vreemden voor iemand; hij is onverschillig naar hen toe en heeft een hekel aan hun gezelschap.

Het is gemakkelijk om te beginnen met lief te hebben en dit doet iedereen min of meer, maar het is moeilijk om de liefde voort te zetten omdat liefde de ogen van de minnaar opent om via de ogen van de geliefde te kijken ofschoon ze de ogen van de minnaar voor al het andere sluit. Op de eerste plaats begint de minnaar naarmate hij de geliefde beter leert kennen zowel de fouten als de verdiensten van diegene te zien wat in het begin van de liefde de geliefde natuurlijk van de hoge sokkel naar beneden haalt waarop de minnaar haar had gezet.

Iets anders is dat er naast de eigenschappen die de geliefden naar elkaar toe trekken er in ieder neigingen zijn die hen uitelkaar trekken. Het ego levert altijd een streek door twee harten bij elkaar te brengen en ze vervolgens uit elkaar te halen. Dus zegt bijna iedereen in de wereld: ´Ik heb lief´ of ´Ik heb liefgehad´, maar er zijn zeldzame gevallen waarin de liefde vanaf dat ze begon altijd maar heeft toegenomen. Voor een ware minnaar is het iets absurds om iemand te horen zeggen: ´Ik heb haar liefgehad, maar nu heb ik haar niet meer lief´.

Liefde dient absoluut vrij van zelfzucht te zijn, anders produceert ze niet de juiste verlichting. Als het vuur geen vlam heeft dan kan het geen licht geven en komt er rook vandaan die problematisch is. Zo is zelfzuchtige liefde. Of het nu voor de mens of voor God is, ze is vruchteloos, want hoewel het liefde lijkt te zijn voor een ander of liefde voor God, is ze in feite liefde voor het zelf. Ideëen die tot de mind van een minnaar komen zoals: ´Als jij van mij houdt zal ik van jou houden, maar als jij niet van mij houdt zal ik ook niet van jou houden´, of ´Ik hou net zoveel als jij van mij´, en al zulke verklaringen zijn valse pretenties van liefde.

De rol die een minnaar in het leven speelt is veel moeilijker dan de rol van de geliefde. Tirannie van de kant van de geliefde wordt op tolerante en geduldige wijze door de minnaar gepikt als een natuurlijk iets op het pad van de liefde. Er bestaat een dichtregel van Hafiz over berusting in de wil van de geliefde: ´Ik heb mijn schaal van verlangen kapotgeslagen tegen de rots van de wil van de geliefde. Wat kan eraan gedaan worden wanneer mijn hart werd gewonnen doo de koppige geliefde die haar eigen zin doet en het verlangen van de minnaar opzijschuift?´ Dit is de studie van de minnaar en de aard van de geliefde dat de geliefde doet wat ze wil terwijl de minnaar in liefde leeft; het breken ervan is de dood van de minnaar. Dan is de enige weg berusting, zowel in het geval van een aardse als van een goddelijke Geliefde.

De minnaar kan nooit mopperen of knarsetanden over de een of andere onrechtvaardigheid die hem is aangedaan en elke fout van de geliefde verbergt hij onder zijn mantel zoals iemand in armoede de lap op zijn gewaad zou verbergen. De minnaar zorgt ervoor dat hij in alles wat hij doet niet de gevoelens van de geliefde kwetst; maar hoe verfijnd het gevoel van voorzorg in hem ook is de gevoeligheid van degene die tevergeefs geliefd wordt is veel verfijnder.

Hoewel de liefde het licht is wordt ze duisternis als haar wetten niet worden begrepen. Net zoals water dat alles zuivert modder wordt als ze met aarde wordt vermengd zo wordt liefde als ze niet op de juiste wijze wordt begrepen en wanneer ze op een verkeerde manier wordt gericht een vloek in plaats van een zegen.

Er zijn vijf hoofdzonden tegen de liefde, die nectar in vergif veranderen. De eerste is wanneer de minnaar de geliefde tegen haar wil de vrijheid en het geluk beneemt vanwege zijn liefde; de volgende is wanneer de minnaar toegeeft aan een spirit van competitie en jaloezie of verbittering in de liefde; op de derde plaats, als de minnaar twijfelt aan degene van wie hij houdt, wanneer hij haar wantrouwt en argwaan koestert; op de vierde plaats als hij terugschrikt van het verdragen van alle zorgen, kwalen, problemen, moeilijkheden en leed die op het pad van de liefde komen; en ten slotte wanneer de minnaar zijn eigen wil nastreeft in plaats van complete berusting in de wens van de geliefde. Dit zijn natuurlijke tekortkomingen van een liefhebbend hart net zoals kwalen natuurlijk zijn voor het fysieke lichaam. Net zoals een gemis aan gezondheid het leven ellendig maakt, zo maakt het gemis aan liefde het hart droevig. Slechts de minnaar die deze fouten vermijdt trekt voordeel uit liefde en komt veilig aan op zijn bestemming.

Liefde ligt in dienstbaarheid. Slechts datgene wat niet omwille van de eer of de naam of omwille van de waardering of de dank van degenen voor wie het wordt verricht wordt gedaan is de dienstbaarheid van de liefde.

De minnaar toont de geliefde vriendelijkheid en welwillendheid. Hij doet alles wat hij maar kan voor de geliefde op de manier van hulp, dienstbaarheid, opoffering, vriendelijkheid of redding en verbergt dat voor de wereld en zelfs voor de geliefde. Als de geliefde iets voor hem doet dan overdrijft hij dat, dan idealiseert hij dat, dan maakt hij het van iets kleins iets heel groots. Hij neemt vergif uit handen van de geliefde als was het suiker en de pijn van de liefde in de wond van zijn hart is zijn enige vreugde. Door alles wat de geliefde maar voor hem doet te vergroten en te idealiseren en door alles wat hijzelf voor de geliefde doet te verkleinen en te vergeten ontwikkelt hij eerst zijn eigen dankbaarheid, die alle goedheid in zijn leven schept.

Geduld, opoffering, berusting, kracht en standvastigheid zijn nodig in de liefde en uiteindelijk niets anders dan hoop totdat men met de geliefde wordt verenigd. Opoffering is benodigd in de liefde om alles wat er is, weelde, bezittingen, lichaam, hart en ziel te schenken; er blijft slechts geen ´ik´ maar ´jij´ over, totdat ´jij´ de ´ik´ wordt. Waar liefde is is geduld, waar geen geduld is is geen liefde. De minnaar neemt hoop als het aftreksel van de religie van de liefde want hoop is het enige wat de vlam van het leven brandend houdt. Hoop is voor de minnaar het veiligheidstouw in de zee. ´Brahma verzamelde honing uit alles in het leven en dat was hoop´.

Scheiding is nodig volgens de wet van de natuur hoewel die zeer pijnlijk is. Waar twee harten in liefde zijn verenigd, wacht scheiding. Scheiding dient geaccepteerd te worden. Een Perzische dichter zegt: ´Als ik had geweten wat voor pijn scheiding in de liefde schenkt dan zou ik het licht van de liefde nooit hebben toegestaan om in mijn hart te worden aangestoken´. Volgens de Japanners is God jaloers op ieder ander dan Hijzelf. Van wie je ook houdt, deze spirit van God in de natuur scheidt vroeger of later.

Dit idee wordt op symbolische wijze uitgedrukt in een Indisch verhaal dat Indra Sabha wordt genoemd.

Een elf, Sabzpari, een van de danseressen aan het hof van Indra, de Koning van de Hemel, werd aangetrokken tot Prins Gulfam, een man op aarde, terwijl ze over zijn paleis aan het vliegen was. Haar bediende, de zwarte Deva, droeg Gulfam op haar verzoek van de aarde naar de hemel. Gulfam was in eerste instantie zeer ongelukkig op de vreemde plaats, maar toen trok de liefde van Sabzpari hem zozeer aan dat hij in haar liefde leefde. Sabzpari moest elke avond aan het hof van Indra zijn om te dansen en hem te entertainen en toen ze in haar liefde voor Gulfam een paar keer afwezig was vroeg iedereen aan het hof zich af waarom zij er niet was. Haar gang naar het hof van Indra elke avond maakte dat Gulfam vermoedde dat er misschien iemand anders was die werd geëntertaind door de charmes van Sabzpari. Hij vroeg haar hier vaak naar en elke keer weigerde ze het hem te vertellen totdat hij geïrriteerd raakte en Sabzpari dacht dat zij het niet langer voor hem kon verbergen. Bij het horen van haar uitleg verzocht Gulfam haar hem mee te nemen naar het hof van Indra. Zij zei: ´Daar is nog nooit een mens geweest, geen mens kan daar naar toe gaan en als Indra het zou zien dan zou dat meteen onze dagen van liefde en geluk beëindigen. We zullen dan zeker gescheiden worden en ik weet niet wat hij u aan zal doen´.

Gulfam zei: ´Nee. Dat is vrouwenklets. Ge zijt misschien wel verliefd op de een of andere Deva en wenst dat te verbergen door mij een verhaal te vertellen´. Ze was zeer ongelukkig en bevond zich in een hulpeloze situatie. Onder de banvloek van de uitbarsting die zijn messcherpe woorden in haar hart hadden geproduceerd stemde ze zonder na te denken toe om Gulfam mee te nemen naar het hof van Indra en zei tegen zichzelf: ´Wat komt, komt´.

Sabzpari nam hem mee naar het hof en verstopte hem in de plooien van haar gewaad en van haar vleugels die ze uitgespreid had. De rode Deva voelde de aanwezigheid van een mens aan het hof en overal rondkijkend ontdekte hij dat Sabzpari zeer kundig aan het dansen was voor Indra en Gulfam achter zich verstopte. Hij bracht hem op nederige wijze naar Indra, de Heer van de Hemelen, die op een troon zat met een glas wijn in zijn hand, zijn ogen rood van de wijn en zijn hoge wezen vol van glorie en grandeur. Toen Indra zag dat er een mens naar het hoogste punt van de hemelen was gebracht stond hij in grote toorn op en vroeg Sabzpari: ´O schaamteloze, hoe durft ge een mens naar de top van de hemelen te brengen, waar het niemand van de aardse schepselen is toegestaan te komen?´ De rode Deva zei: ´Het is de liefde voor dit aardse schepsel, mijn Heer, die haar trouweloos heeft gemaakt jegens de hemelse kroon en ervoor heeft gezorgd dat ze heeft gefaald in haar verplichtingen aan het allerhoogste hof van uwe Majesteit´.

Sabzhari vroeg Gulfam: ´Ziet ge, mij geliefde beminde wat ons is toegevallen door uw volharding?´ Indra zei: ´Scheid beide onmiddellijk zodat ze geen woord meer met elkaar kunnen uitwisselen. Gooi hem terug naar de diepten van de aarde en scheur haar vleugels van haar af en houd haar gevangen totdat de liefde van Gulfam uit haar hart wordt geveegd. Zuiver dan de bezoedelde van de vijf elementen. Ze kan alleen dan terugkomen als onze gunst, vergeving en genade haar dat toestaat´. De symboliek van dit verhaal vertelt ons over de jaloerse God. Indra heeft zijn oorsprong in het woord Andar of Antar, wat het innerlijk, de meest innerlijke spirit betekent, die de mens idealiseert als God de Almachtige. De Peris zijn de zielen die Hij uit Zijn eigen wezen heeft geschapen, van wie de dans in Zijn lof, in Zijn kennis, in Zijn aanwezigheid het enige is wat Hij van hen verlangt. De zwarte Deva is het symbool voor duisternis, dat in het Sanskriet Tamas wordt genoemd, waarover de ziel voor zichzelf een huis van aardse elementen heeft gebouwd, het fysieke lichaam. God heeft de wereld vanuit de duisternis geschapen.

Sabz betekent groen, dat symbolisch is voor water, het eerste element dat substantie vormde, in andere woorden: materie. Sabzpari betekent een ziel die is aangetrokken tot het materialistische lichaam. Als de ziel zichzelf inwikkelt in het aardse lichaam, wat Gulfam aanduidt, dan raakt de ziel die in het lichaam is ingewikkeld in beslag genomen door aardse ervaringen, door haar liefde op aarde, door haar vreugde op aarde en in haar comfort op aarde. Daar de plicht van de ziel daardoor wordt vergeten, daar zij zich in het aardse streven bevindt, veroorzaakt de rode Deva, de macht van destructie, die constant bezig is om door zijn macht van destructie alle verandering in de wereld te veroorzaken, vervolgens de scheiding, de dood die de scheiding van het lichaam en de ziel is. Toch wordt de ziel, de bewoonster van de hemelen, vleugelloos door de vloek van de opperste Spirit en heeft een gerichtheid naar de aarde totdat zij wordt gezuiverd van de vijf elementen die de lagere wereld samenstellen. ´Tenzij een mens opnieuw uit water en uit de spirit wordt geboren zal hij op geen enkele wijze het koninkrijk van God binnengaan´, lees je in de Bijbel. Alleen dan stijgt de ziel boven alle aardse invloeden uit en danst ze voor altijd voor de hoogste Indra, de Heer der Heren.

Het gevolg van liefde is pijn; de liefde die geen pijn heeft is geen liefde. De minnaar die niet door de kwellingen van de liefde heen is gegaan is geen minnaar, hij eist onterecht liefde op. ´Wat is dat voor liefde die geen pijn schenkt? Zelfs als je hoteldebotel verliefd bent stelt dat niets voor´. De pijn van de liefde is het genot van de minnaar, zijn hele leven; het gebrek aan pijn is zijn dood. Amir, de Hindoestaanse dichter, zegt: ´Ge zult zich mij herinneren als ik dood ben, o mijn pijn in de liefde, want ik heb u gedurende mijn gehele leven een plek geschonken in mijn tedere hart en u gevoed met mijn vlees en bloed´. Iedereen kan het over liefde hebben en claimen lief te hebben, maar om de test te doorstaan om lief te hebben en de pijn in de liefde te dragen is de verwerving van maar een enkele held. Alleen al het zicht op de pijn van de liefde zorgt ervoor dat de lafaard ervoor weg rent. Geen ziel zou dit vergif hebben ingenomen als het niet de smaak van nektar zou hebben.

Degene die liefheeft omdat hij niet anders kan, is de slaaf van de liefde, maar degene die liefheeft omdat het zijn enige vreugde is is de koning van de liefde. Degene die, omwille van de liefde, iemand liefheeft die niet beantwoordt aan zijn ideaal is de heerser van de liefde; en degene die zijn hart vol met liefde kan verzegelen ondanks alle aantrekkingskracht van de kant van de geliefde is de overwinnaar van de liefde.

Degenen die in het leven de liefde hebben vermeden uit angst voor de pijn ervan hebben meer verloren dan de minnaar, die door zichzelf te verliezen alles wint. De liefdelozen verliezen eerst alles totdat uiteindelijk hun eigen zelf hen ook uit handen wordt gegrist. De warmte van de atmosfeer van de liefhebber, het doordringende effect van zijn stem, de aantrekkingskracht van zijn woorden komen allemaal voort uit de pijn van zijn hart. Het hart is niet levend totdat het pijn heeft ervaren. De mens heeft niet geleefd als hij zonder hart met zijn lichaam en mind heeft geleefd en gewerkt. De ziel is een en al licht maar alle duisternis wordt veroorzaakt door de dood van het hart. Pijn maakt het levend. Hetzelfde hart dat eens vol verbittering was wordt de bron van goedheid als het wordt gezuiverd door de liefde; alle daden van vriendelijkheid ontspringen eraan.

Rumi beschrijft zes tekenen van de liefhebber: een diepe zucht, een milde expressie, vochtige ogen, weinig eten, weinig praten, weinig slapen, wat allemaal het teken van pijn in de liefde laten zien. Hafiz zegt: ´Alle zegen in mijn leven is het resultaat geweest van onophoudelijke tranen en continue zuchten door het hart van de nacht heen´.

Het verdriet van de liefhebber duurt altijd voort, in de aan- en in de afwezigheid van de geliefde; in de aanwezigheid uit angt voor de afwezigheid en bij afwezigheid in het verlangen naar de aanwezigheid. Volgens het mystieke gezichtspunt is de pijn van de liefde het dynamiet dat het hart openbreekt, zelfs als het zo hard als steen is. Wanneer deze hardheid die het licht binnenin bedekt wordt doorbroken dan komen de stromen van alle zegen te voorschijn als bronnen vanuit de bergen.

De pijn van de liefde wordt in de loop van de tijd het leven van de liefhebber; de beursheid van de wond van zijn hart staat hem een vreugde toe wat niets anders hem kan schenken. Het hart dat in vuur staat wordt de fakkel op het pad van de liefhebber, die zijn weg verlicht die hem naar zijn bestemming voert. De genietingen van het leven zijn verblindend, alleen de liefde kan de roest van het hart, de spiegel van de ziel, wegpoetsen.

Op een dag wilde een slavin die het bed van een Badisjah aan het opmaken was voelen hoe het zou zijn om in dit koninklijke bed te slapen. De grote hitte van de zon, de bries die door de ramen heen deze vorstelijke kamer binnenkwam, de bloemen en de parfums die op de grond waren gesprenkeld, de heerlijke geur van de brandende wierook, maakten dat zij zich zo op haar gemak voelden dat ze in slaap viel zodra ze op dit bed tegen een kusssen aanleunde. Ze viel zo vast in slaap alsof het leek dat ze in de armen van de dood lag. Maar weldra kwamen de koning en de koningin en zij waren verbaasd over de brutaliteit en de onbeschoftheid van deze slavin. De Badisjah maakte haar wakker met een zweepslag en er volgden een of meer slagen daarna teneinde de koningin te vrijwaren van alle verdenkingen. De slavin stond verschrikt op en huilde hardop maar het eindigde allemaal in een glimlach. Haar glimlach creëerde meer nieuwgierigheid in de minds van de koning en de koningin dan haar misstap had gedaan. Zij vroegen haar waarom zij moest glimlachen. Zij antwoordde: ´Ik glimlachte bij de gedachte dat het comfort en de vreugde van dit bed mij een aanleiding gaven een moment lang om het plezier ervan te ervaren, waarvan de straf mij wordt gegeven als deze slagen en ik vraag me af, daar u uw gehele leven het plezier van dit comfortabele bed heeft ervaren, wat voor straf u hiervoor aan God moet betalen, de Koning der koningen´.

De aard van het leven is zodanig dat elk klein pleziertje onvergelijkbaar grotere pijn kost. De liefhebber heeft dus alle pijn die de gangbare munt is verzameld en zijn pad zal vloeiender zijn over de reis van het leven van de aarde naar de hemel. Daar zal hij rijk zijn waar anderen arm blijken.

De verbeeldingskracht van de soefi-dichters portretteert de aard van de liefde, de liefhebber en de geliefde met zo´n verfijndheid in de metafoor, in de complexiteit en conventie in de expressie ervan dat hun dichtkunst een waar beeld schetst van de menselijke natuur.

De liefhebber wordt altijd afgebeeld als het slachtoffer van de tirannie van de koele en ijdele geliefde, die geen acht slaat op, verwijlt met zijn rivalen, geen aandacht besteedt aan zijn lijden, geen gehoor biedt aan zijn aantrekkingskracht en wanneer ze reageert zo miniem reageert dat de kwaal eerder toeneemt dan genezen wordt. De liefhebber houdt zijn onhandelbare hart voor genade zijn geliefde voor, het in zijn handpalmen nemend. Hij plaatst zijn hart aan de voeten van de geliefde, die er op een kille manier op trapt terwijl hij uitroept: ´Zachtjes, liefste, zachtjes! Het is mijn hart, het is mijn hart´. Het hart van de liefhebber huilt tranen van bloed. De liefhebber drukt zijn hart samen, het ervan weerhoudend weg te rennen naar waar de geliefde is. De liefhebber klaagt over zijn hart dat het zo trouweloos is om hem te verlaten en naar de geliefde te gaan. De liefhebber smeekt de geliefde zijn hart terug te geven als het van geen nut is. De verblijfplaats van het hart bevindt zich in de krullen van de geliefde.

De liefhebber is rusteloos en voelt zich ongemakkelijk en ongelukkig bij de kwellingen van de scheiding. De nachten gaan voorbij, de dagen gaan voorbij, alles verandert behalve de pijn van de liefhebber. De pijn van de liefde is zijn enige metgezel door de nachten van scheiding heen. De liefhebber vraagt de lusteloze nacht van scheiding: ´Waar zult ge zijn wanneer ik dood ben?´ De liefhebber verwacht de komst van de dood eerder dan de komst van de geliefde. Hij smeekt de geliefde zich nog eenmaal voor zijn ogen te tonen voordat hij sterft. Hij bidt de geliefde zijn graftombe te bezoeken, als het al niet uit liefde is dan omwille van het verschijnen.

De liefhebber wil alleen maar dat de geliefde hem begrijpt, dat ze weet hoe veel hij liefheeft en door welke kwellingen hij aan het gaan is. De liefhebber wil constant dat ofwel de geliefde naar hem toe komt ofwel dat hij bij de geliefde wordt geroepen; zelfs het zien van de boodschapper van de liefde maakt de geliefde boos. Het goede en het slechte stelt niets voor voor de liefhebber. De liefhebber klaagt erover van zijn rust, geduld beroofd te zijn en zijn religie, moraal en God verloren te hebben. De liefhebber wordt zonder hoed en zonder schoenen gezien en door zijn vrienden als gek beschouwd. Hij verscheurt zijn kleren bij de kwelling van de pijn. Hij wordt in de ketenen geslagen omwille van zijn gekte. Hij heeft in de ogen van iedereen zijn eer verloren.

De wond van zijn hart is als een roos voor de liefhebber, de beursheid erin is de bloei ervan. Hij huilt om zout water erop te sprenkelen om het te laten lijden zodat hij ten volle de zoete kwelling geniet. De liefhebber is jaloers op de aandacht die zijn rivalen zijn geliefde schenken. Wanneer de liefhebber zijn verhaal van de liefde aan zijn metgezellen van de liefde vertelt beginnen ze allemaal met hem te huilen. De liefhebber kust de grond waarop de geliefde loopt. Hij benijdt het privilege van de schoenen van de geliefde. De liefhebber spreidt zijn tapijt uit aan de poort van zijn geliefde. De wenkbrauwen van de geliefde zijn de Mehrab, de overdekte galerij in de moskee. De mouche op de wangen van de geliefde is de magische plek die hem de geheimen van de hemel en de aarde onthult. Het stof onder de voeten van de geliefde is voor hem net zo heilig als van de Ka´ba. Het gezicht van de geliefde is de open Koran en hij leest Alif, de eerste en symbolische letter van de naam van Allah in de regelmatige gelaatstrekken van de geliefde. De liefhebber drinkt Kouthar, wijn, uit de ogen van de geliefde; haar overstromende blik bedwelmt hem. Het geluid van de enkelbandjes van de geliefde brengen hem tot leven. De minnaar is tevreden om de geliefde zelfs in de droom te zien, als dat niet in de waaktoestand kan.

Wanneer de minnaar over sterven spreekt dan gelooft de geliefde hem niet. De minnaar is zo gebroken dat zelfs Munkir en Nakir, de registrerende engelen, hem niet in zijn graf kunnen traceren. Angst voor de nadering van de minnaar zorgt ervoor dat de geliefde de sleep van haar japon optilt wanneer ze langs zijn graf loopt opdat de hand van de minnaar die niet te pakken krijgt.

Met de diepe zucht van de liefhebber schudden de hemel en de aarde. Zijn tranen bij de gedachte aan de schone veranderen in bloemen zodra ze de grond raken. Pijn is zijn kameraad in het holst van de nacht en de dood is zijn metgezel gedurende de reis van het leven. Hij verzint en stelt zich duizend dingen voor die hij de geliefde vertelt, over zijn verlangen, zijn pijn, lof en liefde; maar wanneer hij de geliefde ziet is hij gefascineerd, is zijn tong bewegingloos en zijn zijn lippen verzegeld, zijn ogen helemaal in beslag genomen door het zien van degene naar wie zijn verlangen uit gaat.

Vreugde in de ware zin van het woord is alleen maar aan de minnaar bekend. De liefdelozen kennen het van horen zeggen, maar niet in de werkelijkheid. Het is als het verschil tussen een rots en een mens. De mens, met alle worstelingen en problemen in het leven, wil liever als mens leven dan een rots te worden, die geen worsteling of moeilijkheid ooit kan raken; want zelfs met de worstelingen en de problemen is de vreugde om te leven immens. Met alle pijn en leed die de minnaar in de liefde het hoofd moet bieden, is zijn vreugde in de liefde onvoorstelbaar, want liefde is leven en het gemis aan liefde is de dood. ´Engelen zouden hun vrij verblijf in de hemelen opgeven als zij de vreugde zouden kennen wanneer liefde in de jeugd opkomt´.

Er zijn twee waardige objecten van liefde: op het lagere niveau de mens en op het hogere niveau God. Iedereen in de wereld leert op het lagere plan lief te hebben. Zodra een baby zijn ogen opent houdt hij van alles wat hij ziet, wat hem ook maar mooi toeschijnt. Later komt er de liefde voor wat permanent is, voor wat niet verandert, wat leidt naar het ideaal van God. Maar dan is de mens al gefixeerd in zo´n moeilijke positie in het leven dat er een strijd is tussen het een en het ander. Het idool trekt van de ene kant aan en van de andere kant trekt het ideaal aan, en het gebeurt zelden dat iemand hier bovenuit stijgt.

Dit wordt uitgelegd in het leven van Surdas, een zeer groots musicus en dichter uit India. Hij was hevig verliefd op een zangeres en putte plezier bij het zien van haar. Zijn genegenheid nam zo toe dat niet geen enkele dag zonder haar kon leven. Op een dag was er een hevige regenbui die wekenlang aanduurde en de steden van het land werden allemaal overspoeld. Er was geen vervoersmiddel om rond te trekken, de straten waren onbegaanbaar, maar niets kon Surdas ervan weerhouden om zijn geliefde op de beloofde tijd te ontmoeten. Hij ging op weg door de hevige regen maar onderweg was er een rivier die buiten de oevers zijn gelopen en onbevaarbaar was. Er was geen boot te zien. Surdas sprong dus in de rivier en probeerde te zwemmen. De onstuimige golven van de rivier teisterden hem, tilden hem op en gooiden hem weer naar beneden alsof hij van de bergen in een kloof werd gegooid. Gelukkig werd hij tegen een lijk aangegooid, dat hij vastgreep en waar hij zich aan vastklampte omdat hij dacht dat dat een stuk hout was en uiteindelijk, na een grote worsteling, kwam hij aan bij de cottage van zijn geliefde.

Hij stond voor een gesloten deur. Het was laat op de avond en elk geluid zou de buurt hebben opgeschrikt. Daarom probeerde hij op het huis te klimmen en via het raam boven binnen te gaan. Hij pakte een cobra beet, die op een touw leek, en dacht dat die daar met opzet voor hem door zijn geliefde was opgehangen.

Toen zij hem zag was ze verbaasd. Zij kon niet begrijpen hoe hij het had klaargespeeld om te komen en de impressie dat zijn liefde op haar maakte was groter dan ooit. Het leek alsof ze werd geïnspireerd door zijn liefde. Hij was in haar ideaal gestegen van mens tot engel, vooral toen ze ontdekte dat hij een lijk voor een stuk hout had gehouden en de cobra, de vijand van de mens, voor een reddingstouw. Zij zag hoe de dood wordt verslagen door de minnaar. Zij zei tegen hem: ´O man, uw liefde is hoger dan de liefde van de gemiddelde mens en als het slechts voor God, de allerhoogste Godheid ware, hoe groot zou dan de zegen zijn! Stijg dan uit boven de liefde voor de vorm en de materie en richt uw liefde op de spirit van God´. Hij nam haar advies als een eenvoudig kind aan en verliet haar met een bezwaard hart en zwierf sinds die tijd in de bossen van India rond.

Hij trok vele jaren door de wouden heen, de naam van de goddelijke Geliefde herhalend en toevlucht zoekend in Zijn armen. Hij bezocht de heilige plaatsen, de plaatsen van pelgrimage en kwam toevallig uit bij de oever van een heilige rivier waar de vrouwen van de stad elke morgen bij zonsopkomst naar toe kwamen om hun emmers met heilig water te vullen. Surdas, die daar in gedachten aan God zat, werd geraakt door de schoonheid en charme van één van hen. Zijn hart, dat een fakkel was, had niet lang nodig om in brand te vliegen. Hij volgde deze vrouw. Toen zij haar huis binnenging zei ze tegen haar man: ´Een of andere wijze man zag mij bij de rivier en heeft me naar huis toe gevolgd en hij staat nog steeds buiten´. De bedachtzame echtgenoot ging meteen naar buiten en zag deze man met het gezicht van een wijze man en spirituele waardigheid die zich om hem heen verspreidde. Hij vroeg: ´O Maharaj, wat heeft ervoor gezorgd dat u hier verblijft? Is er iets wat ik voor u kan doen?´ Surdas antwoordde: ´Wie was die vrouw die dit huis binnenging?´ Hij antwoordde: ´Mijn vrouw, en zij en ik staat beiden ter beschikking aan wijze mannen´. Surdas zei: ´Bid haar te komen, o gezegende, opdat ik haar nog een keer moge zien´. En toen zij naar buiten kwam keek hij haar nog een maal aan en zei: ´O moeder, ik bid u mij twee spelden te brengen´. En toen ze die hem had gebracht boog hij nog een keer voor haar charme en haar schoonheid en stak toen de spelden in zijn ogen en zei: ´O mijn ogen, jullie zullen nooit meer zien en worden verleid door aardse schoonheid en mij vanuit de hemel op de aarde werpen´.

Toen was hij voor de rest van zijn leven blind en zijn liederen van het goddelijke ideaal zijn nog steeds levend en worden gezongen door godlievende mensen in India en als er een Hindoe blind is noemt men hem Surdas, wat hij als een term van eer en respect accepteert.

´Hoewel ik slechts van één iemand heb gehouden, is dat toch eeuwig´, zegt Mohi. Er kan slechts liefde zijn waar er zich één object voor onze ogen bevindt, en niet vele objecten; waar er vele zijn kan geen devotie zijn. ´Wanneer er in plaats van één twee zijn, gaat de bijzonderheid van de ene verloren. Daarom wilde ik niet dat er een portret van mijn geliefde werd gemaakt´. Die ene is God, de vormloze en zelfs naamloze, de eeuwige, die met ons is en altijd zal bestaan. De liefde voor een persoon, hoe diep die ook mag reiken, is beperkt; volmaaktheid van liefde ligt in de uitgestrektheid ervan. ´Het is de tendens van de liefde om zich uit te breiden, zelfs van het ene atoom tot aan het gehele universum, van een enkele aardse geliefde tot aan God´.

Wanneer de liefde er voor een menselijk wezen is dan is die primitief en incompleet, maar toch is die nodig om mee te beginnen. Iemand die geen liefde voor zijn naaste heeft, kan nooit zeggen: ´ik houd van God´. Maar wanneer de liefde haar culminatie in God bereikt dan bereikt ze volmaaktheid.

Liefde schept liefde in de mens en zelf meer met God. Dat is de aard van liefde. Als je van God houd, stuurt God Zijn liefde voor altijd naar jou. Als je Hem ´s nachts zoekt, zal Hij je overdag volgen; waar je ook bent, in jouw bezigheden, in jouw zakelijke transacties zal de hulp, de bescherming en de aanwezigheid van het Goddelijke je volgen.

De expressie van liefde ligt in stille aanbidding, contemplatie, dienstbaarheid, aandachtig de geliefde plezieren en ervoor waken het ongenoegen van de geliefde op te roepen. Deze expressies van liefde van de kant van de minnaar winnen de gunst van de geliefde, van wie de ijdelheid op andere wijze niet gemakkelijk tevredengesteld kan worden; en de gunst van de geliefde is het enige doel van de minnaar en hem is geen prijs te hoog om dat te bereiken.

De aard van schoonheid is dat zij zich onbewust is van de waarde van haar wezen. De idealisatie van de minnaar maakt schoonheid waardevol en de aandacht van de minnaar produceert onverschilligheid in de mooie, een realisatie van superieur zijn en het idee: ´ik ben nog mooier dan ik zelf dacht te zijn´. Wanneer de ijdelheid van een aardse schoonheid op deze manier wordt tevredengesteld door aanbidding, hoe veel meer zou dan niet de ijdelheid van de schoonheid van de hemelen worden tevredengesteld door Zijn verheerlijking, die de ware schoonheid is en als enige alle lof verdient. De afwezigheid van realisatie van de kant van de mens zorgt ervoor dat hij Zijn schoonheid in alles vergeet en elke schoonheid apart herkent, van de een houdend en de ander afwijzend. Voor het zicht van de ziener wordt alles van het kleinste deel van schoonheid tot aan de absolute schoonheid van de natuur tot een enkele immanentie van de goddelijke Geliefde.

Het verhaal gaat dat God tegen de Profeet heeft gezegd: ´O Mohammed, als Wij u niet hadden geschapen, dan hadden Wij niet het gehele universum geschapen´. Wat betekent dit in werkelijkheid? Het betekent dat de hemelse schoonheid, de schoonheid van het gehele Wezen, geliefd, herkend en verheerlijkt door de goddelijke minnnaar, bewogen tot een volmaakte tevredenheid, van binnenuit zegt: ´Goed gedaan, ge hebt Mij volledig liefgehad. Als gij er niet waart geweest, o aanbidder van mijn gehele Wezen, dan zou Ik niet dit universum hebben geschapen, waar mijn schepsels een deel van mijn Wezen aan de oppervlakte aanbidden en liefhebben en mijn gehele schoonheid voor hun zicht wrodt versluierd´. Met andere woorden: de goddelijke Geliefde zegt: ´Ik heb geen aanbidder, hoewel Ik opgetuigd sta. Sommigen aanbidden mijn armbanden, sommigen aanbidden mijn oorbellen, sommigen aanbidden mijn halsketting, sommigen aanbidden mijn enkelbandjes, maar Ik zou degene die mijn Wezen in volle omvang zou begrijpen en zou verheerlijken, waarin mijn tevredenheid ligt, mijn hand reiken en denken dat ik me voor hem heb opgetuigd´.