De ziel wordt in het Sanskriet Atma genoemd; in het Perzisch wordt die Ruh genoemd. Toen de Profeet werd gevraagd: ´Wat is de ziel?´, antwoordde hij in twee woorden, Amr-e Allah, wat ´een activiteit van God´ betekent.
De connectie tussen het bewustzijn en de ziel is als de connectie tussen de zon en de straal. De straal wordt gevormd door de activiteit van de zon die zijn licht afvuurt. De activiteit van het bewustzijn vuurt zijn straal, die de ziel wordt genoemd, af. Activiteit in een bepaald gedeelte van het bewustzijn zorgt ervoor dat dat gedeelte zichzelf projecteert in de richting van manifestatie. De straal is de zon; wij onderscheiden echter de straal in overeenstemming met de staat van de activiteit erin als afgezonderd, op zichzelf duidelijk waarneembaar, langer of korter, sterker of vervagend.
De ziel verandert gedurende haar leven op aarde en daarna niet haar niveau van bestaan; als er al een verandering plaatsvindt dan is dat in de richting van haar beweging. De ziel heeft van origine geen gewicht, maar op haar weg verzamelt ze eigenschappen om zich heen die uit haarzelf zijn voortgebracht en continu geleend van de elementen die het universum vormen en net zoals onze bezittingen niet noodzakelijkerwijze wijzelf zijn, zo zijn de eigenschappen niet de ziel. Je kunt het het beste vergelijken met onze ogen waarin op het ene moment grote stukken land, enorme bergen en kilometerlange horizonnen op de zee worden gereflecteerd en toch zijn de ogen in doorsnee niet groter dan een paar centimeter. Zo is ook de natuur van de ziel, die zo klein is dat ze gerekend dient te worden als een van de talloze zielen die het universum omvat en toch zo ruim dat ze binnen in zichzelf het gehele universum omvat.
Het uiterlijke zelf, de mind en het lichaam hebben een deel van het gehele bewustzijn ingesloten; hetzelfde deel is in werkelijkheid de ziel. Het lijkt op het trekken van een lijn op een kledingstuk om een deel ervan aan te duiden als afgescheiden van het geheel. Of het is als moesten wij voor een gordijn met een kleine lantaarn staan zodat het licht van de lantaarn op het gordijn valt en er een vlekje op vormt. Op dezelfde manier worden de impressies van de mind en het lichaam op de ziel gereflecteerd en scheiden haar af van het gehele bewustzijn. Op de ziel wordt het geluk of de ellende, de vreugde of het verdriet van het uiterlijke zelf gereflecteerd, maar de ziel is op zichzelf noch verdrietig noch vreugdevol. De ziel is niet onderhevig aan geboorte en dood noch neemt ze toe of af; ze evolueert noch degenereert.
Als we gekleed in lompen voor de spiegel staan dan houdt de spiegel de reflectie van onze lompen vast, maar zelf bevindt die zich niet in de ellende. Als we bedekt met parels en diamanten voor de spiegel staan dan valt de reflectie van onze parels en diamanten op de spiegel, maar de spiegel zelf verandert niet in parels en diamanten. Zo is het ook met de ziel: zij is noch zondaar noch deugdzame, zij is noch rijk noch arm. Alle vreugde en verdriet van het leven, de ups en de downs worden voorlopig gereflecteerd op het gordijn van de ziel en verdwijnen na een tijd. Derhalve betekenen de vreugde en het verdriet van gisteren vandaag niets voor ons.
De ziel en het lichaam zijn van dezelfde essentie; de ziel heeft uit zichzelf het lichaam gevormd, de ziel is verfijnder, het lichaam grover. Wat in de ziel vibratie genoemd kan worden wordt in het lichaam een atoom. De ziel is mind geworden teneinde meer te ervaren, zij is lichaam geworden teneinde nog meer op een concrete wijze te ervaren; toch is de mind onafhankelijk van het lichaam en is de ziel onafhankelijk van zowel mind als lichaam.
De ziel ziet via de mind en het lichaam, het lichaam is de bril van de mind en de mind is de telescoop van de ziel. Het is de ziel die ziet, maar we schrijven het zien en het horen toe aan de ogen en de oren. In afwezigheid van de ziel kan noch het lichaam noch de mind zien. Wanneer iemand dood is zijn de ogen er maar kunnen ze niet zien; de oren zijn er maar ze kunnen niet horen.
Het is de taak van de ziel om te weten en te zien en het is de taak van de mind en het lichaam om als vergrootglas voor haar te handelen. Toch zien en horen zij op hun beurt ook hetgeen voor hen uiterlijk is, omdat het bewustzijn ook via hen werkzaam is. De ziel ziet het spel van het denken in de mind, de mind neemt de pijnen en sensaties van het lichaam waar, het lichaam is zich bewust van hitte, kou en aanraking. Zijn bewustzijn kan gezien worden wanneer iets per ongeluk op hem valt; voordat de mind kan denken aan een veiligheidsplan ziet het blootgestelde deel van het lichaam meteen kans om te vluchten.
De mind ziet alleen het lichaam, maar de ziel ziet zowel de mind als het lichaam; noch het lichaam noch de mind is in staat de ziel te zien. De ziel is eraan gewend te zien wat er zich voor haar bevindt en dus kan zij zichzelf niet zien. Onze ziel heeft altijd naar buiten gekeken, dat is de reden waarom onze ogen, neus, al onze waarnemingsorganen zich aan de buitenkant bevinden. Het zijn onze mind en ons lichaam die onze ziel naar buiten aantrekken. En net zoals de ogen, die alles zien, toch een spiegel nodig hebben om zichzelf te zien, zo kan de ziel zichzelf niet zien zonder een spiegel.
Denk je dat de ziel niets ziet wanneer de ogen gesloten zijn? Ze ziet wel degelijk. Denk je dat de ziel niets hoort wanneer de oren gesloten zijn? Zij hoort wel degelijk. Dit bewijst dat het de ziel is die ziet en hoort. In het meditatieve leven beseft een Soefi door de mystieke ervaringen van Anvar en Ansar (helderhorendheid en helderziendheid) het feit dat er objecten zijn die de ziel kan zien zonder de hulp van de ogen en dat er geluiden zijn die zij kan horen zonder de hulp van de oren. De grote dichter Kabir heeft gezegd: ´Welk een spel is het dat de blinde de Koran leest, de dove de Gita hoort, de onthande ijverig is, de voetloze danst´. Hij refereert aan de ziel die het vermogen heeft zelfs zonder instrumenten, zoals de organen van het lichaam en de vermogens van de mind, werkzaam te zijn.
De slaap, de onbewuste toestand, is de oorspronkelijke toestand van het leven waaruit alles is voortgekomen. Net zoals het lichaam slaapt en de mind slaapt, slaapt de ziel. De ziel slaapt niet altijd op hetzelfde moment als de mind en het lichaam. Deze slaap van de ziel wordt alleen maar door mystici ervaren; zij zijn zich bewust van deze ervaring in zichzelf en kunnen die daarom in anderen herkennen. Het lichaam slaapt meer dan de mind, de ziel slaapt veel minder dan zowel de mind als het lichaam. Wanneer iemand vast in slaap is verliest zijn ziel niet haar contact met het lichaam. Als de ziel haar contact met het lichaam zou verliezen, dan zou de persoon sterven; als de ziel zich terug zou trekken uit de mind dan zou de mind verspreid worden, dan zou de verzameling van het denkenuit elkaar gedreven worden, dan zou dat als een vulkanische uitbarsting zijn.
De ziel beleeft plezier aan de ervaring van de zintuigen, in het eten en het drinken, in elke ervaring. Zij geeft eraan toe en hoe meer zij eraan toegeeft hoe meer ze eraan gebonden raakt. Alles wat we eten en drinken heeft een verdoving in zich, zelfs zuiver water. Derhalve komt er een soort slaap over ons heen nadat we hebben gegeten en gedronken, voelt de ziel zich een beetje opgelucht, voelt zij zich eigenlijk onthecht van het lichaam. De ziel kan niet gemakkelijk vrij zijn van het lichaam en de mind. Ofschoon het haar ware vreugde is om vrede te verwerven door vrij te zijn van ervaring, is zij dit toch vergeten. ´Degene die haar zuivert zal inderdaad succesvol zijn, degene die haar corrumpeert zal inderdaad falen´. Er zijn mensen die sterke drank, hasjish, opium, drugs en al dat soort zaken gebruiken. Onder invloed daarvan worden de problemen van het lichaam minder gevoeld en worden de gedachten vertroebeld, voelt de ziel zich opgelucht; maar het is een tijdelijk geluk omdat het afhankelijk is van materie in plaats van spirit.
De gewone mens weet dat hij na een diepe slaap kalm, ontspannen is, dat zijn gevoel beter is, dat zijn denken helderder is. De staat van Hál, of Samadhi, de hoogste staat, is dezelfde als die van een diepe slaap, het verschil zit hem alleen maar hierin dat die naar willekeur wordt ervaren. Het verschil tussen de perfecte persoon en de gewone persoon is alleen maar dit, dat de perfecte persoon bewust ervaart wat de imperfecte persoon onbewust ervaart. Natuur voorziet allen met dezelfde ervaring, maar de meest mensen zijn zich onbewust van de ervaring, wat in hun nadeel is.
Wanneer de mind wordt verspreid dan zal er geen impressie op de ziel achterblijven, niets zal haar meer tegenhouden om op te gaan in het gehele bewustzijn.
Sommige filosofen hebben gezegd dat we delen van God zijn. Dat is niet zo. Zij hebben dit gezegd omdat zij het fysieke lichaam hebben gezien. Wat kan het intellect ook nog meer zien? In het fysieke bestaan is elk individu onderscheiden en afgescheiden, maar achter dit fysieke bestaan is alles één, is het bewustzijn één. Als dat niet zo zou zijn dan zouden we niet in staat zijn elkaar te kennen, noch het gezicht noch de stem noch elkaars taal. Wij kunnen weten hoe onze vriend is als we vooruitgaan op spirituele wijze; zelfs als hij zich in Japan of in Arabië bevindt en wij hier zijn weten we of hij ziek is, of hij verdrietig of gelukkig is; en aan de gevorderde ziel is niet alleen de toestand van onze vrienden bekend, maar is alles bekend.